Add parallel Print Page Options

Priesterkleding

28 ‘Wijd uw broer Aäron en zijn zonen Nadab, Abihu, Eleazar en Itamar tot priesters voor Mij. Maak heilige kleren voor Aäron om te laten zien dat hij aan Mij is gewijd, mooie gewaden die het belang van zijn taak onderstrepen. Geef opdracht aan vaklieden, mensen die hun vak verstaan, kleren te maken die hem zullen onderscheiden van anderen, om hem te heiligen, zodat hij voor Mij het priesterambt kan uitoefenen. Dit is de kleding die zij moeten maken: een borsttas, een priesterkleed, een overmantel, een bewerkt onderkleed, een tulband en een gordel. Ook voor Aärons zonen moeten zij heilige kleding maken. Deze kleding moet worden gemaakt van gouddraad, scharlaken en fijn linnen. Het priesterkleed moet worden gemaakt van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en fijn getwijnd linnen. Hij moet uit twee schouderstukken bestaan die aan elkaar moeten kunnen worden bevestigd. De riem van het priesterkleed moet van hetzelfde materiaal worden vervaardigd: goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getwijnd fijn linnen. Neem twee onyxstenen en graveer daarop de namen van de twaalf stammen van Israël, 10 op elke steen zes, in volgorde van leeftijd. 11 Gebruik bij het graveren van deze stenen dezelfde werkwijze als bij het maken van een zegel en zet de stenen dan in een gouden zetting. 12 Bevestig de twee stenen op de schouderstukken van het priesterkleed als gedenkstenen voor het volk Israël. Aäron zal hun namen als een voortdurende herinnering voor het oog van de Here op zijn schouders dragen. 13 U moet dus de gouden zettingen maken. 14 Maak ook twee gevlochten gouden kettinkjes en bevestig die aan de gouden zettingen van de stenen op de schouders van het priesterkleed.

15 Maak ook, met gebruikmaking van het beste vakmanschap, een borsttas voor de stenen van het oordeel, die de hogepriester moet dragen wanneer hij Mij om raad vraagt bij een moeilijke beslissing. De borsttas moet van hetzelfde materiaal worden gemaakt als het priesterkleed: gouddraad, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getwijnd fijn linnen. 16 De stof moet dubbel worden gevouwen, zodat een vierkante buidel ontstaat die 23 cm lang en 23 cm breed is. 17 Deze moet u versieren met edelstenen, op de eerste rij sardis, topaas en smaragd, 18 op de tweede rij hematiet, saffier en diamant, 19 op de derde rij opaal, agaat en amethist, 20 op de vierde rij chrysoliet, onyx en jaspis. Deze stenen moeten in goud worden gezet. 21 Elke steen vertegenwoordigt een stam van Israël en de naam van die stam moet op de steen worden aangebracht als een zegel. 22-24 Bevestig de bovenkant van de borsttas met twee gedraaide gouden ketens aan het priesterkleed. Het ene eind van de ketens moet worden vastgemaakt aan de gouden ringen aan de bovenste rand van de borsttas. 25 De andere einden moeten worden bevestigd aan de voorkant van de gouden zettingen van de onyxstenen op de schouderstukken van het priesterkleed. 26 Maak dan twee gouden ringen en bevestig die aan de onderste rand aan de binnenkant van de borsttas. 27 Maak ook nog twee gouden ringen die aan de benedenvoorkant van het priesterkleed, net boven de riem, moeten worden vastgezet. 28 Verbind dan de onderste ringen van het priesterkleed met de onderste ringen van de borsttas door middel van een blauwpurperen koord, zodat de borsttas niet van het priesterkleed kan losraken. 29 Zo zal Aäron de namen van de stammen van Israël in de borsttas op zijn hart dragen wanneer hij het heiligdom binnengaat. Zo zal de Here steeds aan hen worden herinnerd.

30 In de borsttas van Gods oordeel moeten ook de orakelstenen, de Urim en de Tummim, worden opgeborgen, zodat Aäron ze op zijn hart draagt als hij de Here onder ogen komt. Gods beslissing voor de Israëlieten zal Aäron voor het oog van de Here op zijn hart dragen. 31 De mantel die onder het priesterkleed wordt gedragen, moet van blauwpurper worden gemaakt, 32 met een gat in het midden voor Aärons hoofd. De randen van deze halsopening moeten stevig zijn zodat ze niet scheuren. 33,34 De onderste rand van de mantel moet worden versierd met granaatappels—vervaardigd van blauwpurper, roodpurper en scharlaken—en gouden belletjes, om en om. 35 Aäron moet het priesterkleed dragen als hij het heiligdom ingaat om de Here te dienen. De belletjes zullen rinkelen als hij de Here onder ogen komt en als hij de Here weer verlaat, zodat hij niet zal sterven. 36 Maak een rozet van puur goud en graveer daarop de woorden: “Aan de Here gewijd”. 37,38 Bevestig de rozet met een blauwpurperen koord op de voorkant van de tulband. Zo zal Aäron de rozet altijd op zijn voorhoofd dragen en op die manier de schuld dragen die voortkomt uit fouten bij het offeren door de Israëlieten. Hij moet de rozet altijd dragen als hij de Here onder ogen komt, zodat het volk weer wordt geaccepteerd en de Here hen vergeeft.

39 Weef Aärons onderkleed van fijn linnen met een ruitmotief en maak ook de tulband van fijn linnen. Zijn riem moet in allerlei kleuren worden geweven. 40 Maak voor Aärons zonen mantels, riemen en hoofddoeken die voor hen tot een sieraad zijn. 41 Kleed Aäron en zijn zonen in deze kleding. Wijd, zalf en heilig hen daarna, zodat ze mijn priesters kunnen zijn. 42 Maak ook linnen broeken voor hen die tot aan de knie reiken, zodat hun geslachtsdelen niet worden gezien. 43 Die broeken moeten Aäron en zijn zonen dragen wanneer zij de tabernakel ingaan of bij het altaar in het Heilige komen. Als zij dat niet doen, zijn zij schuldig en zullen zij sterven. Dit is een regel die blijvend van kracht is voor Aäron en zijn nageslacht.’

Tot priester gewijd

29 ‘Dit is het ceremonieel dat u moet volgen bij de priesterwijding van Aäron en zijn zonen: neem één jonge stier, twee gave rammen, ongezuurd brood en ongezuurde koeken die met olie zijn aangemaakt en ongezuurde, dunne koeken, met olie bestreken, allemaal van fijn tarwemeel gemaakt. 3,4 Leg deze in een mand en breng ze naar de ingang van de tabernakel, samen met de stier en de twee rammen.

Daar bij de ingang zullen Aäron en zijn zonen zich wassen. Daarna moet u Aäron kleden met zijn onderkleed, de mantel die onder het priesterkleed wordt gedragen, het priesterkleed zelf en de borsttas. Maak de riem van het priesterkleed vast, zet hem de tulband op en bevestig de gouden rozet eraan. Dan moet u hem zalfolie over het hoofd gieten. Daarna moet u Aärons zonen kleden met de ondermantels, geweven riemen en hoofddoeken. Zij zullen voor altijd priesters zijn. Op die manier moeten Aäron en zijn zonen tot priester worden gewijd.

10 Breng dan de jonge stier naar de tabernakel en laten Aäron en zijn zonen hun handen op zijn kop leggen. 11 Slacht de stier voor het oog van de Here bij de ingang van de tabernakel. 12 Strijk het bloed met de vinger aan de horens van het altaar en giet de rest uit aan de voet van het altaar. 13 Neem dan het vet dat de ingewanden bedekt, het aanhangsel van de lever en de beide nieren en het vet dat daaraan zit en verbrand het op het altaar. 14 Vlees, huid en de inhoud van de ingewanden van de stier moeten echter buiten het kamp worden verbrand als een offer voor de zonden.

15,16 Neem dan een van de twee rammen en laat Aäron en zijn zonen hun handen op zijn kop leggen. Slacht de ram en sprenkel zijn bloed rond het altaar. 17 Snijd hem in stukken en was daarna de ingewanden en de poten. 18 Leg die bij de kop en de andere stukken en verbrand ze samen op het altaar, het is een brandoffer voor de Here, een aangenaam offer in zijn ogen.

19,20 Neem dan de tweede ram en laat Aäron en zijn zonen hun handen op zijn kop leggen. Slacht het dier en verzamel zijn bloed. Strijk het bloed aan de rechter oorlel, de rechterduim en de rechter grote teen van Aäron en zijn zonen. De rest van het bloed moet over het altaar worden gesprenkeld. 21 Haal daarna wat bloed van het altaar en vermeng het met zalfolie. Sprenkel dat mengsel over Aäron en zijn zonen en over hun kleren. Zo zal hun kleding worden geheiligd voor de Here.

22 Neem van de tweede ram het vet, de vetstaart en het vet dat de ingewanden bedekt, het aanhangsel van de lever, de beide nieren en het vet dat daar zit, de rechterpoot—want het is een inwijdingsoffer voor Aäron en zijn zonen— 23 één brood, één geoliede broodkoek en één dunne koek uit de mand met ongezuurde broden die u voor de Here had gezet. 24 Leg dit alles in de handen van Aäron en zijn zonen om het voor de Here omhoog te heffen. 25 Neem het hen daarna uit handen en verbrand het op het altaar als een aangenaam ruikend brandoffer voor de Here. 26 Neem dan het borststuk van Aärons inwijdingsram in uw handen en hef het voor de Here omhoog. Daarna mag u het voor uzelf houden. 27 Geef het borststuk en de dij van de inwijdingsram 28 aan Aäron en zijn zonen. De Israëlieten moeten dit deel van hun offers—zowel vredeoffers als dankoffers—afstaan als een gave voor de Here. 29 De heilige kleren van Aäron moeten worden bewaard voor de inwijding van de nakomeling die hem opvolgt. 30 De nakomeling van Aäron die na hem hogepriester wordt, moet deze kleren zeven dagen dragen, voordat hij de Here gaat dienen in de tabernakel en het Heilige.

31 Kook het vlees van de inwijdingsram op een heilige plaats. 32 Daarna moeten Aäron en zijn zonen het vlees en het brood uit de korf bij de ingang van de tabernakel opeten. 33 Zij zijn de enigen die dit voedsel, dat werd gebruikt bij hun inwijdingsceremonie, mogen eten. Gewone mensen mogen er niet van eten, want het is bijzonder en heilig voedsel. 34 Als er iets van het vlees of het brood tot de volgende ochtend blijft liggen, verbrand het dan, het mag niet worden gegeten, want het is heilig.

35 Op deze manier moeten Aäron en zijn zonen tot priester worden gewijd. De inwijdingsceremonie moet zeven dagen lang worden herhaald.

36 Elke dag moet een jonge stier worden geofferd als zondoffer voor de verzoening. Ontzondig het altaar door dit verzoeningsoffer te brengen en giet er zalfolie overheen om het te heiligen. 37 Zeven dagen lang moet het altaar worden verzoend en daarna moet het worden geheiligd met zalfolie, zodat het ten slotte allerheiligst is, alles wat daarna in contact komt met het altaar zal heilig zijn voor de Here. 38 Offer elke dag twee eenjarige lammeren op het altaar, 39 één ʼs ochtends en één ʼs avonds. 40 Samen met het lam van de ochtend moeten 2,2 liter fijn meel, aangemaakt met één liter geperste olijfolie en een plengoffer van één liter wijn worden geofferd. 41 Offer het andere lam tegen de avond, samen met het meel en het plengoffer van wijn, zodat het een aangenaam reukoffer voor de Here wordt. 42 Dit is een verplicht dagelijks offer dat voor de Here bij de ingang van de tabernakel moet worden gebracht, daar waar Ik u zal ontmoeten en met u zal spreken. 43 Daar zal Ik hen ontmoeten en zij zullen een voor een worden geheiligd door mijn heerlijkheid. 44 Ja, Ik zal de tabernakel, het altaar en Aäron en zijn zonen, mijn priesters, heiligen. 45 Ik zal te midden van de Israëlieten wonen en hun God zijn. 46 Zij zullen weten dat Ik, de Here, hun God ben die hen uit Egypte heeft bevrijd om in hun midden te wonen. Ik ben de Here, hun God.’

De kleren voor de priesters

28 Mozes, als alles af is, moet je je broer Aäron en zijn zonen laten komen. Maak hen klaar om Mij te dienen. Zij worden mijn priesters. Laat dus Aäron en zijn zonen Nadab, Abihu, Eleazar en Itamar komen. Maak speciale heilige kleren voor je broer Aäron. Ze moeten er prachtig uitzien. Laat ze maken door vakmensen die Ik het talent heb gegeven om ze te maken. Alleen in die kleren mag hij Mij als priester dienen. Dit is wat ze moeten maken: een borsttas, een priesterschort, een bovenkleed, een onderkleed met een ingeweven patroon, een tulband en een gordel. Zij moeten deze speciale heilige kleren maken voor je broer Aäron. Ook speciale kleren voor zijn zonen. Die zullen zij dragen bij hun werk als mijn priesters. Voor de kleren zijn gouddraad, blauwe, paarse en rode stof en fijn linnen nodig.

Het priesterschort voor de hogepriester

Ze moeten het priesterschort weven van goud, blauw, paars en rood draad en fijn linnen. Het moet een prachtig kunstwerk worden. Er moeten twee schouderbanden aan komen. Die maken de voorkant en de achterkant aan elkaar vast. Aan het priesterschort moet een gordel komen. Daarmee moet de priester het schort omdoen. De gordel moet op dezelfde manier worden gemaakt als het priesterschort zelf en moet eraan vastgemaakt worden. Hij moet worden gemaakt van goud, blauw, paars en rood draad en fijn linnen. Neem twee onyx-stenen. Snijd daarin de namen van de zonen van Israël uit. 10 Zes namen op de ene steen en de zes andere namen op de andere steen. Schrijf ze op in de volgorde waarop de zonen geboren zijn. 11 Je moet dat door een steensnijder laten doen. 12 Dan moeten de twee stenen in gouden zettingen op de schouderbanden van het priesterschort worden vastgezet. Ze stellen het volk Israël voor. Zo draagt Aäron hun namen op zijn schouders. Zo zal Ik aan het volk Israël denken als Aäron bij Mij komt.

13 Maak twee gouden bevestigingsplaatjes. 14 Daaraan komen twee kettinkjes van zuiver goud. Het moeten gouden koordjes worden, gevlochten kettinkjes.

De borsttas voor de hogepriester

15 Maak een borsttas. Het moet een prachtig kunstwerk worden. Maak hem van hetzelfde materiaal als het priesterschort. Dus van gouddraad, blauw, paars en rood draad en fijn linnen. 16 Hij moet van een vierkante lap gemaakt worden, van dubbele stof, 1 span (23 cm) lang en 1 span breed. 17 Vul de voorkant op met vier rijen edelstenen. De eerste rij met sardis, topaas en karbonkel. 18 De tweede rij met smaragd, saffier en diamant. 19 De derde rij met hyacint, agaat en amethist. 20 De vierde rij met turkoois, sardonyx en jaspis. De stenen moeten er met gouden zettingen op vastgezet worden. 21 Voor elke zoon van Israël moet er een steen zijn. Dus twaalf stenen, omdat er twaalf namen zijn. In elke steen moet de naam van één van de twaalf stammen uitgesneden worden.

22 Maak voor de borsttas twee gevlochten kettinkjes van zuiver goud. 23 Maak twee gouden ringen aan de bovenste twee hoeken van de tas. 24 Maak de twee gevlochten gouden kettinkjes aan één kant vast aan de twee gouden ringen. 25 Maak de andere kant van de twee gevlochten kettinkjes vast aan de gouden plaatjes. Maak ze vast aan de voorkant van de schouderbanden van het priesterschort. 26 Maak nog twee gouden ringen aan de onderste twee hoeken van de borsttas, op de binnenrand, aan de kant van het priesterschort. 27 Maak ook twee gouden ringen vast op de twee schouderbanden van het priesterschort. Ze moeten onderaan de schouderbanden komen, aan de voorkant, dicht bij de plaats waar de schouderbanden aan het schort vastzitten. Dus vlak boven de gordel van het priesterschort. 28 Maak dan de twee ringen op de onderste twee hoeken van de borsttas vast aan de ringen van het priesterschort. Doe dat met een blauw koordje. Zo zal de borsttas vastzitten aan de gordel van het priesterschort. Dan kan hij niet van het priesterschort afschuiven. 29 Zo draagt Aäron de namen van de zonen van Israël op zijn hart als hij in het heiligdom komt. Zo zal Ik altijd aan de Israëlieten denken.

30 In de borsttas moet je twee stenen leggen: de Urim (= 'licht') en de Tummim (= 'volmaking'), waarmee Aäron mijn beslissingen vraagt.[a] Zo draagt Aäron ze op zijn hart als hij bij Mij komt. Zo zal Aäron de beslissingen die Ik voor Israël neem, altijd op zijn hart dragen als hij bij Mij komt.

De andere kleren voor de priesters

31 De hogepriester draagt het priesterschort over een bovenkleed. Maak dat bovenkleed van blauwe stof. In het midden komt een halsopening. 32 Die moet rondom een sterk geweven rand hebben, zodat de halsopening niet kan scheuren. 33 Maak langs de onderrand van het kleed granaatappeltjes van blauwe, paarse en rode stof, met daartussenin gouden belletjes. 34 Telkens om en om een gouden belletje en een granaatappeltje, helemaal rondom langs de onderrand van het bovenkleed. 35 Aäron moet dit bovenkleed aan hebben als hij dienst doet. Het geluid van de belletjes moet te horen zijn als hij het heiligdom binnengaat en als hij naar buiten gaat. Anders zal hij sterven.

36 Maak een plaat van zuiver goud en snijd daarin de tekst: 'Heilig voor de Heer'. 37 Maak die plaat met een blauw koordje vast op de voorkant van de tulband. 38 Aäron moet die tulband met die gouden plaat op zijn hoofd dragen. Als de Israëlieten fouten maken wanneer ze hun offers aan Mij brengen, neemt Aäron met die tulband de schuld daarvoor op zich. Hij moet de tulband altijd dragen, zodat Ik die offers toch kan aannemen.

39 Maak voor Aäron een onderkleed van fijn linnen met een ingeweven patroon. Maak ook de tulband van fijn linnen en een gordel. De gordel moet kleurig geborduurd worden. 40 Maak ook voor de zonen van Aäron onderkleren, en prachtige gordels en mutsen. 41 Trek je broer Aäron en zijn zonen die kleren aan. Zalf hen daarna tot priesters. Alleen zó kunnen zij mijn priesters zijn. 42 Maak linnen onderbroeken voor hen. 43 Die broeken moeten van hun heupen tot op hun bovenbenen komen. Aäron en zijn zonen moeten deze kleren aan hebben als ze naar de tent van ontmoeting komen of als ze naar het altaar gaan, om dienst te doen in het heiligdom. Als ze zonder die kleren bij Mij komen, zullen ze sterven. Het is een eeuwig bevel voor hem en voor zijn zonen ná hem.

Gods bevelen voor Aäron en zijn zonen, om hen tot priesters te maken

29 Doe de volgende dingen met hen. Daarna zijn ze klaar voor hun werk voor Mij: ze zullen mijn priesters zijn. Neem één gezonde jonge stier en twee gezonde mannetjes-schapen. Bak van fijn tarwemeel ongegist brood en ongegiste broodkoeken die met olie zijn klaargemaakt, en ongegiste dunne koeken die met olie zijn bestreken. Leg ze in een mand en breng ze met de stier en de twee schapen naar de tent van ontmoeting.

Laat Aäron en zijn zonen naar de ingang van de tent van ontmoeting komen. Was hen met water. Trek dan Aäron de priesterkleren aan: het onderkleed, het bovenkleed, het priesterschort en de borsttas. Maak de gordel van het priesterschort om zijn middel vast. Zet de tulband op zijn hoofd en maak de heilige gouden plaat aan de tulband vast. Zalf Aäron dan door de zalf-olie over zijn hoofd uit te gieten. Laat daarna zijn zonen komen en trek hen hun priesterkleren aan. Doe een gordel om hun middel en zet de mutsen op hun hoofd. Zij en hun zonen ná hen zullen voor altijd priesters zijn. Zo moet je Aäron en zijn zonen tot priesters maken.

10 Breng dan de stier naar de tent van ontmoeting. Aäron en zijn zonen moeten hun handen op de kop van de stier leggen. 11 Slacht hem daarna bij Mij, vóór de ingang van de tent van ontmoeting. 12 Smeer een deel van het bloed van de stier met je vinger aan de horens van het altaar. Giet de rest van het bloed uit aan de voet van het altaar. 13 Neem daarna al het vet rond de darmen, het vet rond de lever en de twee nieren met het vet dat daaraan zit. Verbrand dat op het altaar. 14 Het vlees, de huid en de darmen moet je buiten het tentenkamp verbranden. Het is een vergevings-offer.

15 Daarna moeten Aäron en zijn zonen hun handen op de kop van één van de schapen leggen. 16 Slacht dat schaap daarna en werp het bloed rondom tegen de zijkanten van het altaar. 17 Verdeel het schaap in stukken. Was de darmen en poten en leg ze op de kop en de andere stukken. 18 Verbrand het hele schaap op het altaar. Het is een brand-offer voor Mij, waar Ik blij mee ben.

19 Daarna moeten Aäron en zijn zonen hun handen op de kop van het andere schaap leggen. 20 Slacht dat schaap daarna en smeer een beetje bloed aan de rechter oorlel van Aäron en van zijn zonen. Ook aan hun rechterduim en aan hun rechter grote teen. De rest van het bloed moet je rondom tegen de zijkanten van het altaar werpen. 21 Neem dan een beetje van het bloed van het altaar en een beetje zalf-olie. Sprenkel dat op Aäron en op zijn kleren. Ook op zijn zonen en op de kleren van zijn zonen. Vanaf dat moment zijn hij, zijn kleren, zijn zonen en de kleren van zijn zonen van Mij.

22 Neem van dit tweede schaap het vet, de staart, het vet rond de darmen, het vet rond de lever, de twee nieren met het vet dat daaraan zit en de rechter schouder. Met dit offer worden Aäron en zijn zonen klaargemaakt om Mij te dienen. 23 Neem uit de mand één brood, één broodkoek die met olie is klaargemaakt en één dunne koek. 24 Leg die op de handen van Aäron en zijn zonen. Ze moeten die naar Mij omhoog houden en heen en weer bewegen. Het is een beweeg-offer. 25 Neem het brood weer uit hun handen en verbrand het op het altaar, bovenop op de stukken vet. Zo is het een brand-offer waar Ik blij mee ben.

26 Neem het borststuk van het tweede schaap, houd het naar Mij omhoog en beweeg het heen en weer. Het is een beweeg-offer. Daarna is het voor jou.

27 Het borststuk en de schouder van dit schaap zijn voor Mij. Ze zijn van het schaap dat is geofferd om Aäron en zijn zonen klaar te maken om Mij te dienen. Houd die stukken naar Mij omhoog en beweeg ze heen en weer. 28 Daarna zijn ze voor Aäron en zijn zonen. Dit moeten jullie voortaan zo doen. Het is een eeuwige wet voor de Israëlieten. Jullie moeten dit als geschenk aan Mij geven. Als jullie dank-offers offeren, moeten jullie het borststuk en de schouder zo bewegen en dan aan Aäron en zijn zonen geven.

29 De priesterkleren van Aäron zullen later voor zijn zoon zijn. En elke volgende zoon moet in die kleren tot hogepriester worden gezalfd en klaargemaakt worden om Mij te dienen. 30 De zoon die na Aäron hogepriester wordt en Mij in de tent van ontmoeting gaat dienen, moet die kleren aantrekken. Als hij tot hogepriester is gezalfd, moet hij de kleren zeven dagen aanhouden.

31 Kook het vlees van het tweede schaap binnen de omheining van het heiligdom. 32 Aäron en zijn zonen moeten dat vlees en het brood dat in de mand zit, opeten bij de ingang van de tent van ontmoeting. 33 Zij eten dan de dingen op waarmee ze bij Mij vergeving hebben gekregen. Daardoor zijn ze geschikt gemaakt om Mij te dienen. Maar andere mensen mogen er niet van eten, want het is heilig. 34 Als er de volgende ochtend nog iets over is van dat vlees en dat brood, moet je dat verbranden. Het mag niet worden opgegeten, want het is heilig.

35 Op deze manier moet je Aäron en zijn zonen klaarmaken om Mij te dienen. Dit duurt zeven dagen. Doe precies wat Ik je gezegd heb. 36 Offer zeven dagen lang elke dag een stier om vergeving te vragen voor Aäron en zijn zonen. Het is een vergevings-offer. En zalf zeven dagen lang elke dag het altaar. 37 Elke dag moet je er zalf-olie overheen gieten. Daarna is het van Mij. Het altaar is heel erg heilig. Elk mens die het aanraakt, en elk ding dat het aanraakt, wordt heilig en is van Mij.[b]

De dagelijkse offers

38 Offer voortaan op dit altaar elke dag twee lammetjes van één jaar oud. 39 Offer het ene lam 's morgens, het andere lam als het avond wordt. 40 Offer bij het eerste lam 1/10 efa (2,2 liter) fijn meel, gemengd met ¼ hin (1 liter) geperste olijf-olie. Je moet er een wijn-offer bij doen van ¼ hin (1 liter) wijn. 41 Offer het tweede lam als het avond wordt. Doe daarmee hetzelfde als met het eerste lam. Zo is het een brand-offer waar Ik blij mee ben. 42 Door alle eeuwen heen moeten elke dag bij de ingang van de tent van ontmoeting deze offers voor Mij gebracht worden. Daar zal Ik bij jullie komen om jullie te ontmoeten en met jullie te spreken. 43 Door mijn aanwezigheid zullen de Israëlieten mijn eigen volk zijn. 44 De tent van ontmoeting en het altaar zijn van Mij. En Aäron en zijn zonen zijn ook van Mij: zij zijn mijn priesters. 45 Ik zal bij de Israëlieten wonen en Ik zal hun God zijn. 46 En ze zullen toegeven dat Ik hun Heer en God ben, die hen uit Egypte heeft gehaald omdat Ik bij hen wilde wonen. Ik ben hun Heer God.

Footnotes

  1. Exodus 28:30 Met behulp van die stenen vroeg de hogepriester God om raad. Het is niet bekend hoe er precies mee werd gewerkt.
  2. Exodus 29:37 Ook kan: 'Alleen mensen en dingen die heilig zijn omdat ze van Mij zijn, mogen ze aanraken.' Het is niet duidelijk wat van de twee bedoeld is.