Add parallel Print Page Options

Gehoorzaamheid en zegen

28 ‘Als u deze wetten en regels van de Here, uw God, die ik u vandaag bekend maak, volledig gehoorzaamt, zal Hij u boven alle volken van de aarde verheffen. 2-6 Dit zijn de zegeningen die over u zullen komen, als u luistert naar de stem van de Here uw God: gezegend zult u zijn in de stad en in het veld, U zult gezegend zijn met veel kinderen, grote oogsten, grote kudden van kleinvee en rundvee, met fruit en brood. U zult gezegend zijn waar u binnenkomt en waar u naar buiten gaat. De Here zal uw vijanden voor u verslaan, zij zullen samen tegen u optrekken, maar nog voor de strijd begint, zullen zij in zeven richtingen uiteen worden gejaagd. De Here zal u zegenen met goede oogsten en gezond vee en u voorspoed geven bij alles wat u doet, wanneer u aankomt in het land dat de Here uw God u geeft. Hij zal u veranderen in een heilig volk dat Hem is toegewijd, dit heeft Hij met een eed beloofd als u Hem gehoorzaamt en als u de weg volgt die Hij wijst.

10 Alle mensen op aarde zullen zien dat u de Here toebehoort en zij zullen ontzag voor u hebben. 11 De Here zal u een overvloed van goede dingen geven in het land, precies zoals Hij heeft beloofd: veel kinderen, veel vee en grote oogsten. 12 Hij zal zijn rijke schatkamer, de hemel, voor u openen en op tijd regen laten komen om u elk seizoen goede oogsten te geven. Hij zal alles zegenen wat u doet, u zult aan vele volken lenen, maar u zult niet van hen hoeven te lenen. 13 Als u alleen maar luistert en gehoorzaamt aan de geboden van de Here, uw God, die ik u vandaag geef, zult u in alles voorop lopen en niet achteraan komen en zal uw weg altijd omhoog voeren. 14 Maar al deze zegeningen krijgt u alleen als u niet afwijkt van de wetten die ik u heb gegeven, noch naar rechts, noch naar links en ook mag u nooit andere goden aanbidden.

15-19 Als u niet naar de Here uw God luistert en deze wetten die ik u vandaag geef, niet wilt gehoorzamen, zullen al deze vervloekingen over u komen: u zult vervloekt zijn in de stad en in het veld, vervloekt zal uw fruit en brood zijn; u zult de vloek dragen van een onvruchtbare moederschoot; uw oogsten zullen vervloekt zijn en er zal een vloek rusten op de vruchtbaarheid van uw vee en kudden; vervloekt zult u zijn waar u binnenkomt en waar u naar buiten gaat. 20 Want de Here Zelf zal zijn vloek over u laten komen. U zult in verwarring raken en alles wat u onderneemt zal mislukken, totdat u uiteindelijk bent vernietigd, omdat u hebt gezondigd door Hem te verlaten. 21 Hij zal ziektes onder u sturen die u zullen uitroeien in het land dat u op het punt staat binnen te trekken en in bezit te nemen. 22 Hij zal u straffen met tuberculose, koorts en infecties. Er zal een hittegolf komen en uw oogsten op het veld zullen door droogte worden vernietigd. Al deze plagen zullen aanhouden tot u omkomt. 23 De hemel boven u zal zo strak zijn als koper en de aarde zo hard als ijzer. 24 De Here zal het stof en zand laten regenen en de stofstormen zullen u vanuit de hemelen vernietigen. 25 De Here zal u als een verslagene uitleveren aan uw vijanden. Als een geordend leger zult u de vijand tegemoet gaan, maar als u de vijand bent genaderd, zult u alle kanten uitvluchten. U zult van het ene land naar het andere over de aarde rondzwerven zonder rust te vinden. 26 De vogels en de wilde dieren zullen uw lijken eten en er zal niemand zijn om hen weg te jagen. 27,28 De Here zal u treffen met Egyptische zweren, gezwellen, schurft en jeuk en tegen geen van die ziekten zal een medicijn bestaan. Hij zal waanzin, blindheid en paniek onder u sturen. 29 Bij klaarlichte dag zult u rondtasten als een blinde in het donker. U zult tegenslag hebben bij alles wat u doet. U zult voortdurend in verdrukking leven en worden beroofd en niemand zal u kunnen redden. 30 Iemand anders zal met uw verloofde trouwen, iemand anders zal in het huis wonen dat u bouwde en iemand anders zal de druiven eten van de wijngaard die u plantte. 31 Uw runderen zullen voor uw ogen worden geslacht, maar u zult zelfs geen klein stukje van het vlees krijgen. Uw ezels zullen worden weggeroofd waar u bij staat en zullen nooit meer bij u terugkomen. Uw kleinvee zal aan uw vijanden worden gegeven. En er zal niemand zijn om u uit deze ellende te redden. 32 U zult werkeloos moeten toekijken wanneer uw kinderen als slaven worden weggeleid. Uw hart zal breken van verlangen naar hen, maar u zult niet in staat zijn hen te helpen. 33 Een vreemd volk waarvan u nog nooit hebt gehoord, zal eten van de oogsten die u met moeite hebt verbouwd. U zult voortdurend worden verdrukt en vertrapt. 34 De ellende die u om u heen ziet, zal u krankzinnig maken. 35 De Here zal u treffen met kwaadaardige, ongeneeslijke zweren op uw knieën en dijen die u ten slotte van voetzool tot kruin zullen bedekken. 36 Hij zal u en de koning die u zult kiezen, verbannen naar een land waarvan noch u, noch uw voorouders, ooit hadden gehoord. En in uw ballingschap zult u goden van hout en steen aanbidden! 37 U zult een voorwerp van afschuw en bespotting worden. U zult op een afschuwelijke wijze te kijk staan voor alle volken van de wereld, waarnaar de Here u zal wegvoeren. 38 U zult veel zaaien maar weinig oogsten, want de sprinkhanen zullen uw oogsten opvreten. 39 U zult wijngaarden planten en verzorgen, maar u zult de druiven niet eten en de wijn niet drinken, want de wormen zullen de druiven aanvreten. 40 Er zullen overal olijfbomen groeien, maar er zal niet genoeg olijfolie zijn om uzelf te zalven! Want de bomen zullen hun vruchten laten vallen, voordat ze rijp zijn. 41 Uw zonen en dochters zullen in ballingschap weggevoerd worden. 42 De sprinkhanen zullen uw bomen en vruchten vernietigen. 43 De buitenlanders die bij u wonen, zullen steeds rijker worden, terwijl u steeds verder verarmt. 44 Zij zullen aan u lenen, in plaats van u aan hen! Zij zullen in alles vooraan gaan en u zult achteraan staan.

45 Al deze vervloekingen zullen u achtervolgen en treffen tot u bent vernietigd, en dat alles omdat u weigerde te luisteren naar de Here uw God. 46 Deze afschuwelijke dingen zullen voor u en uw nakomelingen een eeuwige waarschuwing zijn. 47,48 U zult slaven worden van uw vijanden omdat u God niet hebt gediend uit dankbaarheid voor alles wat Hij u in overvloed heeft gegeven. De Here zal uw vijanden op u afsturen en u zult hongerig, dorstig, naakt en behoeftig zijn. Een ijzeren juk zal op uw nek worden gelegd totdat u bent vernietigd! 49 De Here zal een volk uit een ver land tegen u laten optrekken, als een arend die langzaam naderbij komt zweven. Het is een volk met een taal die u niet verstaat, 50 een volk van harde en wrede mannen die niemand ontzien, jong noch oud. 51 Zij zullen leven van uw oogsten en uw vee, tot alles op is. Uw koren, nieuwe wijn, olijfolie, kalveren en lammeren, zullen opraken, totdat zij u hebben vernietigd. 52 Dat volk zal uw steden belegeren en zelfs de hoogste muren met de grond gelijkmaken, de muren die u hadden moeten beschermen. Het zal u onderdrukken in alle steden van het land dat de Here uw God u geeft.

53 U zult zelfs het vlees van uw eigen kinderen eten tijdens de vreselijke belegeringen die gaan komen. 54 Zelfs de meest zachtaardige man zal in die dagen niet meer aan zijn broeder en aan zijn geliefde vrouw en kinderen denken die nog in leven zijn, maar alleen aan zichzelf. 55 Hij zal hun niets willen geven van het vlees dat hij heeft weten te bemachtigen—het vlees van zijn eigen kinderen—omdat hij zelf verhongert tijdens de belegering van uw steden. 56,57 De meest zachtaardige vrouw onder u—die zo verfijnd is dat zij nooit zelf een voet op de grond heeft gezet—zal niet willen delen met haar geliefde echtgenoot, zoon en dochter. Ze zal de nageboorte en het kind dat zij heeft gekregen, voor hen verbergen zodat zij ze zelf kan opeten. Zo vreselijk zal de honger zijn tijdens de belegering van uw stadspoorten door uw vijanden.

58,59 Als u weigert alle wetten die in dit boek zijn geschreven, te gehoorzamen en zo weigert de glorierijke en ontzagwekkende naam van de Here uw God eer te bewijzen, dan zal de Here vreselijk zware en langdurige plagen en ziekten over u en uw kinderen brengen. 60 Hij zal alle ziekten van Egypte over u brengen, de ziekten waarvoor u zo bang was en zij zullen een plaag zijn in uw land. 61 En dat is nog niet alles! De Here zal elke mogelijke ziekte en plaag over u brengen, zelfs ziekten die niet in dit boek zijn genoemd, tot u volledig bent vernietigd. 62 Er zullen slechts enkelen van u overblijven, hoewel u zo talrijk was als de sterren aan de hemel. En dit alles zal gebeuren omdat u niet luisterde naar de Here uw God. 63 De Here was blij met u, heeft veel prachtige dingen voor u gedaan en u tot een groot volk gemaakt. Maar Hij zal net zo blij zijn als Hij u vernietigt en u uit het beloofde land verdwijnen zult. 64 Want de Here zal u verspreiden onder de volken van het ene tot aan het andere einde van de aarde. Daar zult u heidense goden aanbidden die u en uw voorouders voor die tijd niet kenden, goden van hout en steen! 65 Daar bij die volken zult u geen rust vinden. De Here zal u bevende harten geven. 66 U zult voortdurend in levensgevaar verkeren. Dag en nacht zult u bang zijn uw leven te verliezen en elke avond zult u zich angstig afvragen of u het aanbreken van de morgen nog zult meemaken. 67 ʼs Morgens zult u zeggen: “Was het maar nacht!” En ʼs avonds zult u zeggen: “Was het maar ochtend!” Die vreselijke angst zal u geen moment loslaten. 68 Dan zal de Here u in schepen terugsturen naar Egypte, een reis waarvan ik u beloofde dat u hem nooit meer zou hoeven te maken. En daar zal men u als slaven aan uw vijanden willen verkopen, maar niemand zal u willen kopen.’

Het verbond van God

29 Op de vlakten van Moab herhaalde Mozes de regels van het verbond dat de Here bij de berg Horeb met het volk Israël had gesloten.

2,3 Hij riep alle Israëlieten bij elkaar en zei: ‘U hebt met eigen ogen de grote plagen en machtige wonderen gezien die de Here over de farao en zijn volk in het land Egypte bracht. Maar pas vandaag heeft de Here u inzicht gegeven, uw ogen en oren geopend.

Veertig jaar lang heeft de Here u door de woestijn geleid zonder dat uw kleren versleten of uw sandalen kapot gingen! Hij liet niet toe dat u zich ergens vestigde om koren voor brood en druiven voor wijn te verbouwen omdat Hij u wilde laten voelen dat Hij het is die voor u heeft gezorgd. Toen wij hier aankwamen, trokken koning Sichon van Chesbon en koning Og van Basan tegen ons ten strijde, maar wij vernietigden hen. Wij namen hun land en gaven het als erfdeel aan de stammen van Ruben en Gad en aan de halve stam van Manasse. Daarom moet u de bepalingen van dit verbond naleven zodat het u goed zal gaan bij alles wat u doet. 10 U allen—uw leiders, het volk, uw rechters en uw ambtenaren—staat vandaag voor de Here uw God. 11 Samen met uw kleine kinderen, uw vrouwen, de vreemdelingen die bij u wonen en zij die uw hout hakken en uw water dragen. 12 U staat op het punt een verbond te sluiten met de Here uw God. Een verbond dat Hij vandaag met u sluit. Als u dit verbond verbreekt, weet u welke vervloekingen u te wachten staan. 13 Hij zal u vandaag bevestigen als zijn volk en wil duidelijk maken dat Hij uw God is, net zoals Hij het heeft gezworen aan uw voorouders Abraham, Isaak en Jakob. 14,15 Dit verbond en bijbehorende vervloekingen gelden niet alleen voor u, zoals u hier vandaag voor Hem staat, maar ook voor alle toekomstige generaties van Israëlieten. 16 U herinnert zich dat wij in Egypte leefden en hoe wij daarna door de gebieden van andere volken kwamen: 17 u hebt hun heidense afgoden van hout, steen, zilver en goud gezien. 18 Op de dag dat iemand van u—man of vrouw, familie of stam van Israël—de Here onze God de rug toekeert en de goden van deze andere volken wil aanbidden, zal een plant in uw midden opgroeien die bitter en giftig fruit voortbrengt. 19,20 Laat niemand bij het horen van deze vervloekingen optimistisch denken: “Het gaat mij toch wel goed, ook al ga ik mijn eigen gang.” Want de Here zal dat niet vergeven! Zijn toorn en jaloezie zullen zich in al hun hevigheid tegen die man keren. En alle vervloekingen die in dit boek staan geschreven, zullen op hem neerkomen en de Here zal ervoor zorgen dat niets op aarde nog aan hem herinnert. 21 De Here zal die man uit alle stammen van Israël verbannen en alle vervloekingen over hem uitstorten, die in dit boek beschreven staan. 22 Dan zullen uw kinderen, de toekomstige generatie en de buitenlanders die uit verre landen bij u komen, de plagen en ziekten zien die de Here over u zal hebben gestuurd. 23 Zij zullen zien dat het hele land is verbrand met zwavel en zout. Niets is ingezaaid en er wordt niet geoogst. De plantengroei is verdwenen net als in Sodom en Gomorra en in Adma en Seboïm, de steden die de Here in zijn toorn verwoestte. 24 “Waarom heeft de Here hun dit aangedaan?” zullen de volken zich afvragen. “Waarom was Hij zo toornig?” 25 En hun zal worden verteld: “Omdat de mensen van dat volk het verbond verbraken dat de Here, de God van hun voorouders, met hen had gesloten toen Hij hen uit Egypte wegleidde. 26 Want zij dienden en aanbaden vreemde goden en overtraden op die manier zijn uitdrukkelijke verbod. 27 Daarom keerde de toorn van de Here zich tegen zijn land en al zijn vervloekingen (die in dit boek staan opgeschreven) werden uitgestort over dit volk. 28 In hevige toorn rukte de Here het uit zijn land weg en verdreef het naar een ander land.” 29 Er zijn geheimen die de Here, uw God, u niet heeft geopenbaard. Maar deze woorden, die Hij wel heeft geopenbaard, moeten wij en onze kinderen voor altijd gehoorzamen.’

Beloften van zegen

28 Luister heel goed naar jullie Heer God en houd je precies aan alles wat ik jullie vandaag beveel. Dan zal jullie Heer God ervoor zorgen dat het met jullie beter gaat dan met alle andere volken op aarde. De volgende zegeningen zullen allemaal over jullie komen als jullie doen wat jullie Heer God zegt:

De Heer God zal jullie zegenen in de stad en op het veld.

De Heer God zal jullie kinderen, jullie oogsten en de jonge dieren van jullie vee zegenen.

De Heer God zal jullie manden en jullie bakplaten zegenen.

De Heer God zal jullie zegenen wanneer jullie weggaan en wanneer jullie thuiskomen.

De Heer God zal ervoor zorgen dat jullie al je vijanden zullen verslaan. Langs één weg zullen ze jullie aanvallen, maar langs zeven wegen zullen ze voor jullie vluchten.

De Heer God zal jullie oogsten zegenen en alles wat jullie doen. Hij zal jullie zegenen in het land dat Hij jullie gaat geven.

Houd je aan de wetten en leefregels van jullie Heer God en leef zoals Hij het wil. Dan zullen jullie zijn volk blijven, zoals Hij heeft gezworen. 10 Alle volken van de aarde zullen zien dat de Heer jullie beschermt. En ze zullen ontzag voor jullie hebben. 11 De Heer zal in alles goed voor jullie zijn. Jullie vrouwen zullen gezonde kinderen krijgen. Het vee zal gezonde jongen krijgen. De grond van het land dat de Heer God aan jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob beloofd heeft, zal goede oogsten opleveren. 12 De Heer zal zijn schatkamer, de hemel, voor jullie openzetten: op tijd zal Hij regen geven voor het land. Hij zal alles zegenen wat jullie doen. Zo zullen jullie aan veel volken uitlenen, maar zelf zullen jullie van niemand iets hoeven te lenen. 13 De Heer zal ervoor zorgen dat jullie de leiding hebben, zoals een hoofd, en dat jullie niet achteraan komen, zoals een staart. Het zal steeds beter met jullie gaan, en nooit slechter. Maar dan moeten jullie wel gehoorzamen aan de wetten van de Heer God die ik jullie vandaag geef. 14 Jullie mogen er niets aan veranderen en geen andere goden gaan aanbidden en dienen.

Waarschuwing voor vervloeking

15 Maar als jullie niet luisteren naar de Heer God, en jullie niet gehoorzamen aan al zijn wetten en leefregels die ik jullie vandaag geef, dan zullen de volgende vervloekingen allemaal over jullie komen:

16 Vervloekt zullen jullie zijn in de stad en op het veld.

17 Vervloekt zullen jullie manden en jullie bakplaten zijn.

18 Vervloekt zullen jullie kinderen, de oogsten van het land en de jonge dieren van jullie vee zijn.

19 Vervloekt zullen jullie zijn wanneer jullie weggaan en wanneer jullie thuiskomen.

20 De Heer zal de ene ramp na de andere over jullie laten komen bij alles wat jullie doen. Als jullie de Heer verlaten, zal alles wat jullie doen, mislukken. Totdat jullie zijn vernietigd door jullie slechtheid.

21 De Heer zal jullie door de pest vernietigen in het land dat jullie gaan veroveren.

22 De Heer zal jullie straffen met ziekten, koorts en ontstekingen, en jullie akkers met hitte en droogte en plantenziekten. Er zal geen eind aan komen, totdat er niemand meer van jullie over is.

23 De hemel zal boven jullie hoofd zo heet zijn als gloeiend koper, en de aarde zal onder jullie voeten zo hard zijn als ijzer.

24 De Heer zal stuifzand en stof op het land laten regenen, zodat het slecht met jullie afloopt.

25 De Heer zal ervoor zorgen dat jullie door jullie vijanden worden verslagen. Langs één weg zullen jullie hen aanvallen, maar langs zeven wegen zullen jullie voor hen vluchten. Alle landen om jullie heen zullen geschokt zijn over wat er met jullie gebeurt. 26 Jullie lijken zullen blijven liggen als voer voor de vogels en de wilde dieren, die door niemand weggejaagd worden.

27 De Heer zal jullie straffen met akelige zweren, met bulten, uitslag en schurft en jullie zullen er niet van kunnen genezen.

28 De Heer zal jullie straffen met verwarring, verblinding en waanzin. 29 Daardoor zullen jullie op klaarlichte dag als een blinde rondtasten. Het zal nooit goed met jullie gaan, maar jullie zullen aldoor alleen maar onderdrukt en beroofd worden, zonder dat iemand jullie redt.

30 Jullie zullen je met een vrouw verloven, maar een andere man zal met haar naar bed gaan. Jullie zullen een huis bouwen, maar er niet in wonen. Jullie zullen een wijngaard planten, maar niet de druiven ervan plukken. 31 Je koe zal voor je ogen geslacht worden, maar je zal er niet van eten. Je ezel zal gestolen worden waar je bij staat en niet bij je terugkomen. Jullie schapen en geiten zullen door je vijanden worden meegenomen, zonder dat iemand jullie te hulp komt. 32 Jullie zullen zien hoe jullie zonen en dochters door een ander volk als buit worden meegenomen. Jullie zullen ziek zijn van verdriet over hen, maar niets kunnen doen om hen terug te krijgen. 33 Er zal een ver volk komen en de oogst opeten waar jullie zo hard voor hadden gewerkt. Jullie zullen aldoor onderdrukt en vertrapt worden. 34 Jullie zullen gek worden van alle ellende die jullie meemaken.

35 De Heer zal jullie straffen met akelige zweren op je knieën en je benen, die niet willen genezen. Van top tot teen zullen jullie ziek worden.

36 De Heer zal jullie hele volk, met de koning die jullie hebben gekozen, naar een ver volk brengen. Daar zullen jullie andere goden aanbidden en dienen, goden van hout en steen. 37 Iedereen zal geschokt zijn over wat er allemaal met jullie gebeurt. De volken waarheen de Heer jullie zal brengen, zullen jullie als spreekwoord gebruiken en jullie uitlachen.

38 Jullie zullen veel zaad in de akkers zaaien, maar weinig oogsten. Want de sprinkhanen zullen de oogst opvreten.

39 Jullie zullen wijngaarden planten en bewerken, maar geen wijn drinken of druiven plukken. Want de wormen zullen alles kaalvreten.

40 Jullie zullen in het hele land olijfbomen hebben, maar jullie zullen je niet met olie zalven. Want de olijven zullen afvallen.

41 Jullie zullen zonen en dochters krijgen, maar niet van hen genieten. Want ze zullen als buit meegenomen worden.

42 Alle bomen en akkers zullen door ongedierte worden kaalgevreten.

43 De vreemdelingen die bij jullie wonen, zullen steeds machtiger worden dan jullie, terwijl er van jullie niets overblijft. 44 Zij zullen aan jullie uitlenen, maar jullie niet aan hen. Zij zullen de leiding hebben, zoals een hoofd, en jullie zullen achteraan komen, zoals een staart.

45 Als jullie niet luisteren naar de Heer God en jullie je niet aan de wetten en leefregels houden die Hij jullie heeft gegeven, zullen al deze vervloekingen over jullie komen. Ze zullen jullie achtervolgen, totdat jullie helemaal zijn vernietigd. 46 Al die rampen zullen voor altijd een bewijs zijn voor jullie en voor jullie familie ná jullie dat jullie God verlaten hebben. 47 Want toen het goed met jullie ging, wilden jullie je Heer God niet met blijdschap dienen. 48 Daarom zullen jullie de vijanden dienen die de Heer op jullie af zal sturen. Jullie zullen honger en dorst hebben, gebrek aan kleren en gebrek aan alles. Hij zal jullie zwaar onderdrukken, totdat Hij jullie heeft vernietigd. 49 De Heer zal een ver volk waarvan jullie de taal niet verstaan op jullie afsturen. Het zal jullie aanvallen als een neerduikende arend. 50 Het zal een wreed volk zijn dat geen genade heeft met oude mensen en kinderen. 51 Het zal jullie oogsten en jullie vee opeten. Het zal geen graan, wijn, olijf-olie of vee voor jullie overlaten. Het zal jullie vernietigen. 52 Dat volk zal al jullie steden omsingelen en aanvallen, totdat de hoge en sterke muren waarop jullie vertrouwden, gevallen zullen zijn. Alle steden in het hele land zullen door dat volk omsingeld worden. 53 Daardoor zal er zó'n honger in de steden ontstaan, dat jullie je eigen baby's zullen opeten die je van je Heer God gekregen hebt. 54+55 Zelfs de vriendelijkste man onder jullie, die zoiets nooit zou doen, zal zijn kinderen opeten en er niets van aan zijn broer, zijn vrouw of zijn andere kinderen gunnen. Hij eet zijn kinderen op omdat hij niets anders meer te eten heeft. En hij zal er niets van aan anderen willen geven. Zo vreselijk zal de honger zijn als jullie vijanden jullie steden omsingelen. 56+57 En de vriendelijkste, liefste vrouw bij jullie, die nooit een voet hoefde te verzetten om te werken, zal stiekem haar pasgeboren baby opeten. Zelfs haar eigen man en kinderen zal ze er niets van willen geven. Zo vreselijk zal de honger zijn als jullie vijanden jullie steden omsingelen.

Oproep tot gehoorzaamheid aan God

58 Houd je dus ijverig aan deze hele wet die in dit boek opgeschreven staat. Heb diep ontzag voor onze heerlijke en ontzagwekkende Heer God. 59 Anders zal de Heer jullie en je familie ná jullie verschrikkelijk zwaar straffen. Hij zal jullie straffen met de ene ramp na de andere en met de ene dodelijke ziekte na de andere. 60 Hij zal jullie straffen met alle ziekten waar jullie in Egypte zo bang voor waren. En die ziekten zullen niet meer bij jullie weggaan. 61 Ook zal Hij jullie straffen met alle ziekten en rampen die niet in dit boek van de wet staan opgeschreven. Totdat jullie zijn vernietigd. 62 Eerst waren jullie zo ontelbaar als de sterren aan de hemel. Maar dan zullen jullie met maar weinig mensen overblijven. En dat allemaal omdat jullie niet wilden luisteren naar jullie Heer God. 63 Eerst had de Heer besloten goed voor jullie te zijn en jullie tot een groot volk te maken. Maar dan zal de Heer besluiten jullie te vernietigen. Jullie zullen weggerukt worden uit het land dat jullie nu gaan veroveren. 64 De Heer zal jullie over de hele wereld verspreiden. Jullie zullen bij andere volken wonen. Daar zullen jullie andere goden aanbidden en dienen. Goden van hout en steen waar jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob nog nooit van gehoord hadden. 65 Jullie zullen onder die volken geen rust hebben, geen plek waar jullie rustig kunnen wonen. Jullie zullen er leven met een hart vol angst, ogen vol heimwee en een ziel vol verdriet. 66 Dag en nacht zal jullie leven in gevaar zijn. Aldoor zullen jullie door alles opschrikken. 67 's Morgens zullen jullie zeggen: 'Was het maar alvast avond!' En 's avonds zullen jullie zeggen: 'Was het maar alvast ochtend!' Want jullie zullen vol angst zijn door alles wat jullie meemaken. 68 De Heer zal jullie op schepen terugbrengen naar Egypte, ook al had Hij gezegd: 'Jullie zullen nooit naar Egypte teruggaan.' Jullie zullen daar in Egypte als slaven en slavinnen te koop staan voor jullie vijanden. Maar niemand zal jullie willen kopen."

Het verbond met God wordt vernieuwd

29 Dit is het verbond dat Mozes van de Heer moest sluiten met de Israëlieten in het land Moab. Dit verbond was een extra verbond bij het verbond dat Hij bij Horeb (= Sinaï) met hen had gesloten.[a]

Mozes liet heel Israël bij zich komen. Hij zei tegen hen: "Jullie hebben met eigen ogen alles gezien wat de Heer in Egypte heeft gedaan met de farao en met al zijn dienaren en zijn hele land. Jullie hebben zelf de grote rampen en wonderen gezien. Maar jullie hebben het niet wérkelijk begrepen, jullie hebben het niet wérkelijk gezien en jullie hebben het niet wérkelijk gehoord. Tot de dag van vandaag is het niet wérkelijk tot jullie doorgedrongen.

De Heer zegt: 'Ik heb jullie 40 jaar door de woestijn laten trekken. Ik heb jullie aldoor geleid. De kleren die jullie droegen zijn niet versleten, en de schoenen aan jullie voeten zijn niet kapot gegaan. Jullie hebben geen brood gegeten of wijn gedronken. Zo zouden jullie toegeven dat Ik jullie Heer God ben.'

Toen we hier waren aangekomen, werden we aangevallen door koning Sihon van Hesbon en koning Og van Bazan. Maar we versloegen hen. We veroverden hun land en gaven dat aan de stammen van Ruben en Gad en de halve stam van Manasse.

Houd je daarom altijd heel precies aan dit hele verbond. Dan zal het altijd goed met jullie gaan bij alles wat jullie doen.

10 Vandaag staan jullie allemaal, het hele volk van Israël, voor de Heer God: alle leiders, stamhoofden, mannen, 11 kinderen, vrouwen en de vreemdelingen die bij jullie wonen. Zelfs alle vreemdelingen die voor jullie werken als houthakkers en waterdragers. 12 Zo sluit jullie Heer God vandaag een verbond met jullie. Bij dat verbond hoort een vervloeking voor de mensen die zich er niet aan houden. 13 Met dit verbond maakt Hij jullie vandaag tot zijn eigen volk en Zichzelf tot jullie God. Want dat had Hij beloofd aan jullie en aan jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob. 14 Dit verbond, met de vervloeking die erbij hoort, sluit de Heer niet alleen met júllie die hier vandaag voor de Heer staan. 15 Dit verbond geldt ook voor alle mensen die hier niet vandaag met ons voor de Heer staan: jullie familie ná jullie.

Laatste waarschuwing

16 Jullie weten hoe we in Egypte hebben gewoond en hoe we dwars door de landen van andere volken zijn getrokken. 17 Jullie hebben gezien wat voor goden zij hebben: allerlei houten, stenen, zilveren en gouden beelden. 18 Denk erom dat niemand van jullie, geen enkele man of vrouw, geen enkele familie of stam, de Heer verlaat en de goden van deze volken gaat aanbidden en dienen. Want dat zou het begin van grote ellende zijn. Net zoals er uit een kleine wortel een grote giftige plant kan groeien. 19 Maar als iemand deze vervloeking heeft gehoord, en toch denkt: 'Mij zal heus niets gebeuren als ik God niet gehoorzaam,' dan zal hij zwaar bedrogen uitkomen. 20 De Heer zal hem niet ongestraft laten, want Hij zal woedend op hem zijn. Hij zal hem straffen met de hele vervloeking die in dit boek staat opgeschreven. De Heer zal de naam van die man van de aarde wegvegen. 21 Hij zal zijn naam uitwissen uit de stammen van Israël. Alle vervloekingen die bij dit verbond horen en die in dit boek staan opgeschreven, zullen over hem komen.

22 Later zullen alle mensen, Israëlieten en buitenlanders, zien hoe zwaar de Heer dit land heeft gestraft. 23 Ze zullen zien hoe de hele bodem vol zwavel en zout is en helemaal verschroeid is. Er zal niets gezaaid worden, omdat er niets wil groeien. Het land zal er uitzien als Sodom, Gomorra, Adama en Zeboïm, toen die door de Heer ondersteboven werden gekeerd omdat Hij woedend op hen was. 24 Dan zullen de volken zich afvragen: 'Waarom heeft de Heer dit met het land gedaan? Waarmee hebben de bewoners Hem zo kwaad gemaakt?' 25 Het antwoord zal zijn: 'Hij heeft dit gedaan omdat ze zich niet hebben gehouden aan het verbond van de Heer, de God van hun voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob. Ze hebben zich niet gehouden aan het verbond dat Hij met hen heeft gesloten toen Hij hen uit Egypte bevrijdde. 26 Ze zijn andere goden gaan aanbidden en dienen. Nieuwe goden, die hun niets gegeven hadden en niet tot hen gesproken hadden. 27 Dáárom heeft de Heer dit land gestraft. De hele vervloeking die in dit boek staat opgeschreven, is over hen gekomen. 28 De Heer was zó verschrikkelijk boos, dat Hij hen uit hun land heeft weggerukt en heeft weggeslingerd naar een ander land.'

29 Onze Heer God heeft ons niet alles verteld. Sommige dingen houdt Hij verborgen. Maar wát Hij ons heeft laten weten, moeten we goed onthouden. Wij en onze kinderen moeten ons voor altijd aan deze wet houden.

Footnotes

  1. Deuteronomium 29:1 Dat verbond was 40 jaar eerder gesloten, toen het volk Israël net uit Egypte vertrokken was. Lees Exodus 19 en 20.

Blessings for Obedience

28 If you fully obey the Lord your God and carefully follow(A) all his commands(B) I give you today, the Lord your God will set you high above all the nations on earth.(C) All these blessings will come on you(D) and accompany you if you obey the Lord your God:

You will be blessed(E) in the city and blessed in the country.(F)

The fruit of your womb will be blessed, and the crops of your land and the young of your livestock—the calves of your herds and the lambs of your flocks.(G)

Your basket and your kneading trough will be blessed.

You will be blessed when you come in and blessed when you go out.(H)

The Lord will grant that the enemies(I) who rise up against you will be defeated before you. They will come at you from one direction but flee from you in seven.(J)

The Lord will send a blessing on your barns and on everything you put your hand to. The Lord your God will bless(K) you in the land he is giving you.

The Lord will establish you as his holy people,(L) as he promised you on oath, if you keep the commands(M) of the Lord your God and walk in obedience to him. 10 Then all the peoples on earth will see that you are called by the name(N) of the Lord, and they will fear you. 11 The Lord will grant you abundant prosperity—in the fruit of your womb, the young of your livestock(O) and the crops of your ground—in the land he swore to your ancestors to give you.(P)

12 The Lord will open the heavens, the storehouse(Q) of his bounty,(R) to send rain(S) on your land in season and to bless(T) all the work of your hands. You will lend to many nations but will borrow from none.(U) 13 The Lord will make you the head, not the tail. If you pay attention to the commands of the Lord your God that I give you this day and carefully follow(V) them, you will always be at the top, never at the bottom.(W) 14 Do not turn aside from any of the commands I give you today, to the right or to the left,(X) following other gods and serving them.

Curses for Disobedience

15 However, if you do not obey(Y) the Lord your God and do not carefully follow all his commands and decrees I am giving you today,(Z) all these curses will come on you and overtake you:(AA)

16 You will be cursed in the city and cursed in the country.(AB)

17 Your basket and your kneading trough will be cursed.(AC)

18 The fruit of your womb will be cursed, and the crops of your land, and the calves of your herds and the lambs of your flocks.(AD)

19 You will be cursed when you come in and cursed when you go out.(AE)

20 The Lord will send on you curses,(AF) confusion and rebuke(AG) in everything you put your hand to, until you are destroyed and come to sudden ruin(AH) because of the evil(AI) you have done in forsaking him.[a] 21 The Lord will plague you with diseases until he has destroyed you from the land you are entering to possess.(AJ) 22 The Lord will strike you with wasting disease,(AK) with fever and inflammation, with scorching heat and drought,(AL) with blight(AM) and mildew, which will plague(AN) you until you perish.(AO) 23 The sky over your head will be bronze, the ground beneath you iron.(AP) 24 The Lord will turn the rain(AQ) of your country into dust and powder; it will come down from the skies until you are destroyed.

25 The Lord will cause you to be defeated(AR) before your enemies. You will come at them from one direction but flee from them in seven,(AS) and you will become a thing of horror(AT) to all the kingdoms on earth.(AU) 26 Your carcasses will be food for all the birds(AV) and the wild animals, and there will be no one to frighten them away.(AW) 27 The Lord will afflict you with the boils of Egypt(AX) and with tumors, festering sores and the itch, from which you cannot be cured. 28 The Lord will afflict you with madness, blindness and confusion of mind. 29 At midday you will grope(AY) about like a blind person in the dark. You will be unsuccessful in everything you do; day after day you will be oppressed and robbed, with no one to rescue(AZ) you.

30 You will be pledged to be married to a woman, but another will take her and rape her.(BA) You will build a house, but you will not live in it.(BB) You will plant a vineyard, but you will not even begin to enjoy its fruit.(BC) 31 Your ox will be slaughtered before your eyes, but you will eat none of it. Your donkey will be forcibly taken from you and will not be returned. Your sheep will be given to your enemies, and no one will rescue them. 32 Your sons and daughters will be given to another nation,(BD) and you will wear out your eyes watching for them day after day, powerless to lift a hand. 33 A people that you do not know will eat what your land and labor produce, and you will have nothing but cruel oppression(BE) all your days.(BF) 34 The sights you see will drive you mad.(BG) 35 The Lord will afflict your knees and legs with painful boils(BH) that cannot be cured, spreading from the soles of your feet to the top of your head.(BI)

36 The Lord will drive you and the king(BJ) you set over you to a nation unknown to you or your ancestors.(BK) There you will worship other gods, gods of wood and stone.(BL) 37 You will become a thing of horror,(BM) a byword(BN) and an object of ridicule(BO) among all the peoples where the Lord will drive you.(BP)

38 You will sow much seed in the field but you will harvest little,(BQ) because locusts(BR) will devour(BS) it. 39 You will plant vineyards and cultivate them but you will not drink the wine(BT) or gather the grapes, because worms will eat(BU) them.(BV) 40 You will have olive trees throughout your country but you will not use the oil, because the olives will drop off.(BW) 41 You will have sons and daughters but you will not keep them, because they will go into captivity.(BX) 42 Swarms of locusts(BY) will take over all your trees and the crops of your land.

43 The foreigners who reside among you will rise above you higher and higher, but you will sink lower and lower.(BZ) 44 They will lend to you, but you will not lend to them.(CA) They will be the head, but you will be the tail.(CB)

45 All these curses will come on you. They will pursue you and overtake you(CC) until you are destroyed,(CD) because you did not obey the Lord your God and observe the commands and decrees he gave you. 46 They will be a sign and a wonder to you and your descendants forever.(CE) 47 Because you did not serve(CF) the Lord your God joyfully and gladly(CG) in the time of prosperity, 48 therefore in hunger and thirst,(CH) in nakedness and dire poverty, you will serve the enemies the Lord sends against you. He will put an iron yoke(CI) on your neck(CJ) until he has destroyed you.

49 The Lord will bring a nation against you(CK) from far away, from the ends of the earth,(CL) like an eagle(CM) swooping down, a nation whose language you will not understand,(CN) 50 a fierce-looking nation without respect for the old(CO) or pity for the young. 51 They will devour the young of your livestock and the crops of your land until you are destroyed. They will leave you no grain, new wine(CP) or olive oil,(CQ) nor any calves of your herds or lambs of your flocks until you are ruined.(CR) 52 They will lay siege(CS) to all the cities throughout your land until the high fortified walls in which you trust fall down. They will besiege all the cities throughout the land the Lord your God is giving you.(CT)

53 Because of the suffering your enemy will inflict on you during the siege, you will eat the fruit of the womb, the flesh of the sons and daughters the Lord your God has given you.(CU) 54 Even the most gentle and sensitive man among you will have no compassion on his own brother or the wife he loves or his surviving children, 55 and he will not give to one of them any of the flesh of his children that he is eating. It will be all he has left because of the suffering your enemy will inflict on you during the siege of all your cities.(CV) 56 The most gentle and sensitive(CW) woman among you—so sensitive and gentle that she would not venture to touch the ground with the sole of her foot—will begrudge the husband she loves and her own son or daughter(CX) 57 the afterbirth from her womb and the children she bears. For in her dire need she intends to eat them(CY) secretly because of the suffering your enemy will inflict on you during the siege of your cities.

58 If you do not carefully follow all the words of this law,(CZ) which are written in this book, and do not revere(DA) this glorious and awesome name(DB)—the Lord your God— 59 the Lord will send fearful plagues on you and your descendants, harsh and prolonged disasters, and severe and lingering illnesses. 60 He will bring on you all the diseases of Egypt(DC) that you dreaded, and they will cling to you. 61 The Lord will also bring on you every kind of sickness and disaster not recorded in this Book of the Law,(DD) until you are destroyed.(DE) 62 You who were as numerous as the stars in the sky(DF) will be left but few(DG) in number, because you did not obey the Lord your God. 63 Just as it pleased(DH) the Lord to make you prosper and increase in number, so it will please(DI) him to ruin and destroy you.(DJ) You will be uprooted(DK) from the land you are entering to possess.

64 Then the Lord will scatter(DL) you among all nations,(DM) from one end of the earth to the other.(DN) There you will worship other gods—gods of wood and stone, which neither you nor your ancestors have known.(DO) 65 Among those nations you will find no repose, no resting place(DP) for the sole of your foot. There the Lord will give you an anxious mind, eyes(DQ) weary with longing, and a despairing heart.(DR) 66 You will live in constant suspense, filled with dread both night and day, never sure of your life. 67 In the morning you will say, “If only it were evening!” and in the evening, “If only it were morning!”—because of the terror that will fill your hearts and the sights that your eyes will see.(DS) 68 The Lord will send you back in ships to Egypt on a journey I said you should never make again.(DT) There you will offer yourselves for sale to your enemies as male and female slaves, but no one will buy you.

Renewal of the Covenant

29 [b]These are the terms of the covenant the Lord commanded Moses to make with the Israelites in Moab,(DU) in addition to the covenant he had made with them at Horeb.(DV)

Moses summoned all the Israelites and said to them:

Your eyes have seen all that the Lord did in Egypt to Pharaoh, to all his officials and to all his land.(DW) With your own eyes you saw those great trials, those signs and great wonders.(DX) But to this day the Lord has not given you a mind that understands or eyes that see or ears that hear.(DY) Yet the Lord says, “During the forty years that I led(DZ) you through the wilderness, your clothes did not wear out, nor did the sandals on your feet.(EA) You ate no bread and drank no wine or other fermented drink.(EB) I did this so that you might know that I am the Lord your God.”(EC)

When you reached this place, Sihon(ED) king of Heshbon(EE) and Og king of Bashan came out to fight against us, but we defeated them.(EF) We took their land and gave it as an inheritance(EG) to the Reubenites, the Gadites and the half-tribe of Manasseh.(EH)

Carefully follow(EI) the terms of this covenant,(EJ) so that you may prosper in everything you do.(EK) 10 All of you are standing today in the presence of the Lord your God—your leaders and chief men, your elders and officials, and all the other men of Israel, 11 together with your children and your wives, and the foreigners living in your camps who chop your wood and carry your water.(EL) 12 You are standing here in order to enter into a covenant with the Lord your God, a covenant the Lord is making with you this day and sealing with an oath, 13 to confirm you this day as his people,(EM) that he may be your God(EN) as he promised you and as he swore to your fathers, Abraham, Isaac and Jacob. 14 I am making this covenant,(EO) with its oath, not only with you 15 who are standing here with us today in the presence of the Lord our God but also with those who are not here today.(EP)

16 You yourselves know how we lived in Egypt and how we passed through the countries on the way here. 17 You saw among them their detestable images and idols of wood and stone, of silver and gold.(EQ) 18 Make sure there is no man or woman, clan or tribe among you today whose heart turns(ER) away from the Lord our God to go and worship the gods of those nations; make sure there is no root among you that produces such bitter poison.(ES)

19 When such a person hears the words of this oath and they invoke a blessing(ET) on themselves, thinking, “I will be safe, even though I persist in going my own way,”(EU) they will bring disaster on the watered land as well as the dry. 20 The Lord will never be willing to forgive(EV) them; his wrath and zeal(EW) will burn(EX) against them. All the curses written in this book will fall on them, and the Lord will blot(EY) out their names from under heaven. 21 The Lord will single them out from all the tribes of Israel for disaster,(EZ) according to all the curses of the covenant written in this Book of the Law.(FA)

22 Your children who follow you in later generations and foreigners who come from distant lands will see the calamities that have fallen on the land and the diseases with which the Lord has afflicted it.(FB) 23 The whole land will be a burning waste(FC) of salt(FD) and sulfur—nothing planted, nothing sprouting, no vegetation growing on it. It will be like the destruction of Sodom and Gomorrah,(FE) Admah and Zeboyim, which the Lord overthrew in fierce anger.(FF) 24 All the nations will ask: “Why has the Lord done this to this land?(FG) Why this fierce, burning anger?”

25 And the answer will be: “It is because this people abandoned the covenant of the Lord, the God of their ancestors, the covenant he made with them when he brought them out of Egypt.(FH) 26 They went off and worshiped other gods and bowed down to them, gods they did not know, gods he had not given them. 27 Therefore the Lord’s anger burned against this land, so that he brought on it all the curses written in this book.(FI) 28 In furious anger and in great wrath(FJ) the Lord uprooted(FK) them from their land and thrust them into another land, as it is now.”

29 The secret things belong to the Lord our God,(FL) but the things revealed belong to us and to our children forever, that we may follow all the words of this law.(FM)

Footnotes

  1. Deuteronomy 28:20 Hebrew me
  2. Deuteronomy 29:1 In Hebrew texts 29:1 is numbered 28:69, and 29:2-29 is numbered 29:1-28.

54 Petrus was Hem op een afstand gevolgd, tot op de binnenplaats van het paleis van de hogepriester. Daar zat hij zich tussen het personeel te warmen bij een groot vuur. 55 De leidende priesters en de andere leden van de Hoge Raad probeerden Jezus te veroordelen voor iets waarop de doodstraf stond. Maar dat lukte niet. 56 Er waren wel veel getuigen die Hem vals beschuldigden, maar zij spraken elkaar tegen. 57 Enkele valse getuigen beweerden dat zij Hem hadden horen zeggen: ‘Deze tempel is door mensen gemaakt. 58 Ik zal hem afbreken en na drie dagen een andere bouwen, zonder dat er een mens aan te pas komt.’ 59 Maar ook deze verhalen klopten niet. 60 De hogepriester stond op, trad naar voren en vroeg aan Jezus: ‘Waarom geeft U geen antwoord op de beschuldigingen van deze mannen?’ 61 Maar Jezus zweeg en gaf geen antwoord. De hogepriester vroeg: ‘Bent U de Christus? De Zoon van God?’ 62 ‘Ja,’ zei Jezus. ‘Dat ben Ik. En U zult de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van God en u zult Hem ook zien terugkomen op de wolken aan de hemel.’ 63 De hogepriester scheurde van kwaadheid zijn kleren kapot. ‘Nu hebben wij geen getuigen meer nodig!’ riep hij. 64 ‘Hebt u gehoord hoe Hij God beledigde? Wat doen wij met Hem?’ Alle aanwezigen vonden dat Hij de doodstraf verdiende. 65 Sommigen begonnen Hem te bespuwen. Ze deden Hem een blinddoek voor en sloegen Hem in zijn gezicht. ‘Vertel eens, profeet,’ spotten zij, ‘wie heeft U geslagen?’ Hij werd ook geslagen door de knechten die Hem bewaakten.

66 Petrus zat nog steeds op de binnenplaats. Een dienstmeisje van de hogepriester zag hem bij het vuur zitten. 67 ‘Hé!’ zei zij en keek hem eens goed aan. ‘U was toch ook bij die man uit Nazareth, bij die Jezus?’ 68 Maar Petrus schudde zijn hoofd en zei: ‘Welnee, ik weet niet over wie u het hebt!’ Hij liep weg naar de poort. Op dat moment kraaide een haan. 69 Het meisje zag hem gaan. Ze liep hem achterna en zei tegen de mensen die in de poort stonden: ‘Die man hoort bij Jezus.’ 70 Petrus zei weer dat het niet waar was. Even later begonnen de mensen in de poort er zelf over. ‘U bent wél een leerling van Jezus,’ zeiden zij tegen Petrus. ‘Het is duidelijk te horen dat u uit Galilea komt.’ 71 Hij begon te vloeken en bezwoer dat hij Jezus niet kende. ‘Ik ken die man niet,’ zei hij. 72 Hij had dit nog maar net gezegd of de haan kraaide voor de tweede keer. Toen schoot hem te binnen wat Jezus had gezegd: ‘Voor de haan twee keer heeft gekraaid, zul je drie keer hebben gezegd dat je Mij niet kent.’ Toen hij zich realiseerde wat hij had gedaan, barstte hij in tranen uit.

Read full chapter

54 Petrus volgde Hem op een afstand. Hij liep mee de binnenplaats van het huis van de hogepriester op. Daar ging hij tussen de dienaren zitten om zich bij het vuur te warmen.

55 De leiders van de priesters en de leiders van het volk wilden Hem ter dood veroordelen. Maar ze konden niemand vinden die Hem van iets kon beschuldigen waarop de doodstraf stond. 56 Want er waren wel heel veel mensen die met gelogen beschuldigingen kwamen, maar wat de één zei klopte nooit met wat een ander zei. 57 Tenslotte stonden er een paar mannen op die ook iets van Jezus zeiden dat niet helemaal waar was. 58 Ze zeiden: "We hebben Hem horen zeggen: 'Ik zal deze tempel die door mensen is gemaakt, afbreken. En binnen drie dagen zal Ik een andere bouwen, die niet door mensen is gemaakt.' " 59 Maar ook hierbij klopte wat de één zei niet met wat een ander zei.

60 Toen stond de hogepriester op en ondervroeg Jezus: "Waarom antwoord Je niets op deze beschuldiging?" 61 Maar Jezus zweeg en gaf geen antwoord. Toen vroeg de Hogepriester Hem weer: "Ben Jij de Messias, de Zoon van de Gezegende God?" 62 Jezus zei: "IK BEN het.[a] En u zal de Mensenzoon zien als Hij naast de Almachtige God zit en op de wolken komt." 63 De hogepriester riep uit: "We hebben verder geen beschuldigingen meer nodig! 64 Jullie hebben zelf gehoord dat Hij God heeft beledigd! Wat vinden jullie?" En ze vonden allemaal dat Hij de doodstraf moest krijgen.

65 Sommige mensen begonnen Hem te bespugen, en ze gooiden een doek over zijn hoofd, stompten Hem met hun vuisten en zeiden tegen Hem: "Profeteer eens wie Je heeft geslagen!" En de tempelbewakers sloegen Hem in zijn gezicht.

Petrus zegt dat hij Jezus niet kent

66 Intussen zat Petrus beneden op de binnenplaats. Eén van de slavinnen van de hogepriester kwam de binnenplaats oplopen. 67 Ze zag Petrus bij het vuur zitten. Ze keek hem aan en zei: "Jij was ook bij die Jezus uit Nazaret." 68 Maar Petrus zei: "Ik weet niet waar je het over hebt." En hij liep naar buiten, naar de poort. Ergens kraaide een haan. 69 Toen de slavin hem weer zag, begon ze tegen de andere mensen te zeggen: "Die man hoort ook bij hen." Maar Petrus zei weer dat het niet waar was. 70 Even later zeiden ook andere mensen tegen Petrus: "Inderdaad, jij hoort ook bij hen, want jij komt óók uit Galilea. Dat is te horen aan de manier waarop je praat." 71 Maar hij begon zichzelf te vervloeken en zwoer: "Ik ken die Man niet over wie jullie het hebben." 72 Op dat moment kraaide de haan voor de tweede keer. Petrus herinnerde zich opeens wat Jezus tegen hem had gezegd: 'Voordat de haan twee keer heeft gekraaid, zul je drie keer hebben gezegd dat je Mij niet kent.' En hij liep daar weg en begon vreselijk te huilen.

Read full chapter

Footnotes

  1. Markus 14:62 Jezus gebruikt hier de woorden IK BEN. In het Grieks staat daar 'ego eimi,' wat veel nadrukkelijker is dan de gewone manier om 'ik ben...' te zeggen. In het oude testament maakt God Zich met de naam IK BEN aan Mozes bekend. Lees Exodus 3:14. Door deze naam te gebruiken geeft Jezus dus aan dat Hijzelf God is. Vergelijk met Matteüs 14:27.

54 Peter followed him at a distance, right into the courtyard of the high priest.(A) There he sat with the guards and warmed himself at the fire.(B)

55 The chief priests and the whole Sanhedrin(C) were looking for evidence against Jesus so that they could put him to death, but they did not find any. 56 Many testified falsely against him, but their statements did not agree.

57 Then some stood up and gave this false testimony against him: 58 “We heard him say, ‘I will destroy this temple made with human hands and in three days will build another,(D) not made with hands.’” 59 Yet even then their testimony did not agree.

60 Then the high priest stood up before them and asked Jesus, “Are you not going to answer? What is this testimony that these men are bringing against you?” 61 But Jesus remained silent and gave no answer.(E)

Again the high priest asked him, “Are you the Messiah, the Son of the Blessed One?”(F)

62 “I am,” said Jesus. “And you will see the Son of Man sitting at the right hand of the Mighty One and coming on the clouds of heaven.”(G)

63 The high priest tore his clothes.(H) “Why do we need any more witnesses?” he asked. 64 “You have heard the blasphemy. What do you think?”

They all condemned him as worthy of death.(I) 65 Then some began to spit at him; they blindfolded him, struck him with their fists, and said, “Prophesy!” And the guards took him and beat him.(J)

Peter Disowns Jesus(K)

66 While Peter was below in the courtyard,(L) one of the servant girls of the high priest came by. 67 When she saw Peter warming himself,(M) she looked closely at him.

“You also were with that Nazarene, Jesus,”(N) she said.

68 But he denied it. “I don’t know or understand what you’re talking about,”(O) he said, and went out into the entryway.[a]

69 When the servant girl saw him there, she said again to those standing around, “This fellow is one of them.” 70 Again he denied it.(P)

After a little while, those standing near said to Peter, “Surely you are one of them, for you are a Galilean.”(Q)

71 He began to call down curses, and he swore to them, “I don’t know this man you’re talking about.”(R)

72 Immediately the rooster crowed the second time.[b] Then Peter remembered the word Jesus had spoken to him: “Before the rooster crows twice[c] you will disown me three times.”(S) And he broke down and wept.

Read full chapter

Footnotes

  1. Mark 14:68 Some early manuscripts entryway and the rooster crowed
  2. Mark 14:72 Some early manuscripts do not have the second time.
  3. Mark 14:72 Some early manuscripts do not have twice.