Add parallel Print Page Options

24 ‘Als een vrouw haar man totaal niet bevalt en er is volgens hem iets schandelijks op haar aan te merken, mag hij een brief schrijven waarin hij verklaart dat hij van haar scheidt, hij geeft haar die brief en mag haar dan wegsturen. Als zij vervolgens hertrouwt en haar tweede man ook van haar scheidt of sterft, mag haar eerste man niet opnieuw met haar trouwen, want zij is onrein geworden, dit is afschuwelijk in Gods ogen en het zou schuld brengen over het land dat de Here, uw God, u geeft.

Een pasgetrouwd man mag niet meteen in het leger dienstdoen, noch met speciale verantwoordelijkheden worden belast, een jaar lang moet hij rustig thuis kunnen blijven, gelukkig met zijn vrouw.

Het is verboden een handmolen of een bovenste molensteen als onderpand te nemen, want het is een stuk gereedschap waarmee de eigenaar in zijn levensonderhoud moet voorzien.

Als iemand een broeder, een Israëliet, ontvoert en hem als een slaaf behandelt of verkoopt, moet de ontvoerder sterven om zo het kwaad uit uw midden weg te doen.

Zorg ervoor dat u de aanwijzingen van de priester bij een geval van melaatsheid opvolgt, want ik heb hem richtlijnen gegeven die u tot op de letter moet gehoorzamen: denk aan wat de Here, uw God, met Mirjam deed toen u uit Egypte kwam.

10 Als u een vordering op iemand hebt, mag u zijn huis niet zomaar binnengaan om een onderpand te halen. 11 U moet buiten blijven staan. Hij zal wel naar buiten komen met wat hij u schuldig is. 12 Als de man arm is en u zijn mantel als onderpand geeft, slaap er dan niet in. 13 Breng de mantel bij zonsondergang terug, zodat hij erin kan slapen en hij zal u daarvoor zegenen. De Here, uw God, zal dat als een daad van rechtvaardigheid beschouwen. 14,15 Behandel een arme, gehuurde werkkracht niet hard, of het nu een Israëliet is of een buitenlander die bij u woont. Betaal hem elke dag voor zonsondergang zijn loon, want hij is arm en heeft het geld meteen nodig. Als u dat niet doet, klaagt hij u aan bij de Here en Hij zal dat als zonde beschouwen.

16 Vaders mogen niet ter dood worden gebracht voor de zonden van hun zonen en zonen niet voor de zonden van hun vaders, iedere schuldige zal voor zijn eigen zonde ter dood worden gebracht. 17 U moet rechtvaardig zijn tegenover vreemdelingen en wezen. U mag nooit de mantel van een weduwe accepteren als onderpand voor haar schuld. 18 Onthoud altijd dat u slaven was in Egypte en dat de Here, uw God, u redde, daarom heb ik u dit gebod gegeven.

19 Als u in de oogsttijd een schoof van het veld vergeet te halen, ga dan niet terug om hem te halen. Laat hem achter voor de vreemdelingen, wezen en weduwen, dan zal de Here, uw God, u zegenen en voorspoed geven bij alles wat u doet. 20 Als u de olijven van uw olijfbomen slaat, zoek de takken dan niet nog een keer na, laat het overblijfsel hangen voor de vreemdelingen, wezen en weduwen. 21 Hetzelfde geldt voor de druiven in uw wijngaard, zoek na het plukken de planten niet nog eens na, maar laat het overblijfsel achter voor hen die het nodig hebben. 22 Onthoud dat u slaven was in het land Egypte, daarom geef ik u dit gebod.’

Onenigheid tussen personen

25 ‘Als twee mensen het oneens worden over iets en zij leggen hun zaak aan de rechter voor en vragen hem om een uitspraak, moet de rechter eerlijk vaststellen wie schuldig is en wie niet. 2,3 Als een man schuldig is aan een misdaad en hij wordt tot stokslagen veroordeeld, dan zal de rechter hem bevelen te gaan liggen en in het bijzijn van de rechter zal hij maximaal veertig slagen krijgen, afhankelijk van de ernst van zijn misdaad. Maar er mogen niet meer dan veertig slagen worden gegeven, anders zou de straf onnodig wreed zijn en zou uw broeder voor uw ogen worden vernederd.

U mag een os geen muilband omdoen, terwijl hij uw koren dorst.

Als twee broers bij elkaar wonen en de een sterft zonder een zoon te hebben gehad, mag zijn weduwe niet buiten de familie trouwen; integendeel, de broer van haar man moet met haar trouwen en ook met haar slapen. De eerste zoon die zij van hem krijgt, zal gelden als zoon van de overleden broer, zodat diens naam in Israël niet verloren gaat. Maar als de broer van de overleden man weigert zijn plicht te doen en niet met de weduwe wil trouwen, zal zij naar de leiders van de stad gaan en zeggen: “De broer van mijn man weigert de naam van zijn broer te laten voortbestaan, hij weigert zijn plicht na te komen en met mij te trouwen.” De leiders van de stad moeten hem bij zich roepen en het met hem bespreken. Als hij dan nog blijft weigeren, zal de weduwe in het bijzijn van de leiders naar hem toe lopen, zijn sandaal van zijn voet trekken en hem in het gezicht spugen. Daarna zal zij zeggen: “Dit gebeurt met een man die weigert het huis van zijn broer op te bouwen.” 10 Vanaf die tijd zal zijn huis “het huis van de man met de blote voet” worden genoemd.

11 Als twee mannen aan het vechten zijn en de vrouw van de ene probeert haar man te helpen door de andere man bij zijn schaamdelen te grijpen, 12 zal haar hand zonder medelijden worden afgehakt.

13-15 Wanneer u zaken doet, moet u altijd betrouwbare maten en gewichten gebruiken, zodat u een lang en goed leven zult hebben in het land dat de Here, uw God, u geeft. 16 Allen die bedrog plegen met valse maten en gewichten, zijn verachtelijk in de ogen van de Here, uw God.

17 Vergeet nooit wat de Amalekieten u aandeden toen u hier aankwam vanuit Egypte. 18 Zij voerden oorlog tegen u en vielen de zwaksten in uw achterhoede aan zonder enig ontzag voor God. 19 Wanneer de Here, uw God, ervoor heeft gezorgd dat u in vrede leeft in het beloofde land en dat al uw vijanden u met rust laten, moet u de Amalekieten zo totaal vernietigen dat het lijkt alsof hun naam nooit op aarde heeft bestaan. Vergeet niet dat te doen!’

Geschenken voor God

26 ‘Wanneer u aankomt in het land, het hebt veroverd en erin woont, 2,3 moet u in het heiligdom de eerste jaarlijkse opbrengsten van uw oogst aan de Here aanbieden. Breng het mee in een mand, geef het aan de dienstdoende priester en zeg: “Dit geschenk is mijn plechtige verklaring dat de Here, mijn God, mij in het land heeft gebracht dat Hij mijn voorouders heeft beloofd.” De priester zal de mand dan uit uw hand nemen en die voor het altaar neerzetten. Dan zult u staande voor de Here, uw God, zeggen: “Mijn voorvader was een zwervende Arameeër, die als vreemdeling naar Egypte trok. Hij was met weinig mensen, maar ze groeiden in Egypte uit tot een sterk en machtig volk. 6,7 De Egyptenaren behandelden ons erg slecht en wij riepen tot de Here God. Hij hoorde ons en zag ons lijden, onze moeilijkheden en de onderdrukking die wij ondergingen. Met machtige wonderen en een sterke hand leidde Hij ons toen uit Egypte. Hij deed grote en geweldige wonderen voor de ogen van de Egyptenaren. Hij heeft ons naar deze plaats gebracht en ons dit land gegeven, dat overvloeit van melk en honing. 10 Kijk, Here, ik breng U nu de eerste opbrengsten van de grond die U mij hebt gegeven!” Zet de opbrengst dan neer voor de Here, uw God, en aanbid Hem. 11 Verheug u daarna over al het goede dat Hij u heeft gegeven. Vier feest met uw gezin en met alle Levieten en vreemdelingen die bij u wonen.

12 Het derde jaar is het jaar van de tienden. In dat jaar moet u al uw tienden aan de Levieten, vreemdelingen, wezen en weduwen geven, zodat zij meer dan genoeg kunnen eten. 13 Dan zult u voor de Here, uw God, verklaren: “Ik heb al mijn tienden aan de Levieten, vreemdelingen, wezen en weduwen gegeven, zoals U mij hebt opgedragen. Ik heb geen van uw geboden overtreden of vergeten. 14 Ik heb de tienden niet aangeraakt toen ik onrein was (tijdens de rouwperiode bijvoorbeeld) en ik heb niets ervan aan de doden geofferd. Ik heb de Here, mijn God, gehoorzaamd en alles gedaan wat U mij hebt opgedragen. 15 Kijk neer vanuit uw heilig huis in de hemelen en zegen uw volk Israël en het land dat U ons hebt gegeven, zoals U onze voorouders hebt beloofd, een land dat overvloeit van melk en honing!”

16 U moet met heel uw hart de wetten en regels die de Here, uw God, u vandaag geeft, gehoorzamen. 17 U hebt vandaag verklaard dat Hij uw God is, u hebt beloofd zijn wetten en voorschriften te gehoorzamen en naar zijn stem te luisteren. 18 En de Here heeft vandaag verklaard dat u zijn eigen volk bent, zoals Hij heeft beloofd en dat u al zijn geboden moet gehoorzamen. 19 Als u dat doet, zal Hij u groter maken dan welk ander volk ook: u zult lof oogsten en met roem overladen worden. Dan zult u een heilig volk zijn voor de Here, uw God, zoals Hij dat van u verlangt.’

De berg Ebal

27 Toen gaven Mozes en de leiders van Israël het volk de volgende instructies: 2-4 ‘Wanneer u de Jordaan oversteekt en het land binnentrekt dat de Here, uw God, u geeft, neem dan grote stenen uit de rivierbedding mee naar de overkant. Bestrijk de stenen met kalk en schrijf de wetten van God in de kalk. Zo zult u aankomen in het land dat overvloeit van melk en honing, zoals de Here, uw God, dat uw voorouders heeft beloofd. Na de overtocht moet u die stenen op de berg Ebal als een monument oprichten. Die stenen moet u met kalk bestrijken. 5,6 Bouw daar ook een altaar voor de Here, uw God. Gebruik onbewerkte stenen en offer op dat altaar brandoffers aan de Here, uw God. 7,8 Breng ook vredeoffers op het altaar, eet daarvan en vier daar een blij feest voor de Here, uw God. Schrijf al deze wetten duidelijk leesbaar op het monument.’

9,10 Mozes en de Levitische priesters richtten het woord tot heel Israël: ‘Wees stil, Israël, en luister! Vandaag bent u het volk van de Here, uw God geworden. Daarom moet u vandaag beginnen alle wetten en gedragsregels die ik u heb gegeven, te gehoorzamen.’

11 Mozes gaf het volk de volgende instructie: 12 ‘Als u oversteekt naar het beloofde land, zullen de stammen van Simeon, Levi, Juda, Issachar, Jozef en Benjamin op de berg Gerizim staan om vanaf dat punt een zegen uit te spreken. 13 De stammen van Ruben, Gad, Aser, Zebulon, Dan en Naftali zullen op de berg Ebal staan om vandaar af een vloek uit te spreken. 14 Dan zullen de Levieten die tussen hen in staan met luide stem tegen heel Israël zeggen: 15 “Vervloekt is de man die een beeld maakt en op een geheime plaats aanbidt, of het nu gemaakt is van steen, hout of gegoten metaal, want de Here haat deze zelfgemaakte goden.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 16 “Vervloekt is hij die zijn vader en moeder veracht.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 17 “Vervloekt is hij die de grens tussen zijn land en dat van zijn buurman verlegt.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 18 “Vervloekt is hij die misbruik maakt van een blinde man.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 19 “Vervloekt is hij die onrechtvaardig is tegenover de vreemdeling, de wees en de weduwe.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 20 “Vervloekt is hij die overspel pleegt met een van de vrouwen van zijn vader, want zij is het eigendom van zijn vader.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 21 “Vervloekt is hij die seksuele omgang heeft met een dier.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 22 “Vervloekt is hij die seksuele omgang heeft met zijn zuster, of het nu zijn volle zuster of zijn halfzuster is.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 23 “Vervloekt is hij die gemeenschap heeft met zijn schoonmoeder (die weduwe is).” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 24 “Vervloekt is hij die in het geheim iemand doodt.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 25 “Vervloekt is hij die een geschenk aanneemt om een onschuldige te doden.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” 26 “Vervloekt is hij die deze wetten niet nauwgezet gehoorzaamt.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.” ’

Andere wetten (vervolg)

24 Stel dat iemand met een vrouw is getrouwd, en ontdekt dat ze zich onfatsoenlijk gedraagt met andere mannen, zodat hij niet meer van haar houdt. Dan moet hij een echtscheidings-brief schrijven en haar daarmee wegsturen. Ze vertrekt dan uit zijn huis en mag met een andere man trouwen.

Stel dat ook die tweede man niet meer van haar houdt en haar met een echtscheidings-brief wegstuurt, of dat hij sterft. Dan mag haar eerste man niet opnieuw met haar trouwen. Want ze is onrein voor hem geworden doordat ze met een andere man naar bed is geweest. Zoiets vindt de Heer walgelijk. Jullie mogen dat niet doen in het land dat de Heer God aan jullie gaat geven.

Als iemand pas getrouwd is, hoeft hij niet met het leger mee te gaan. Hij hoeft op geen enkele manier mee te doen aan de strijd. Eén jaar lang hoeft hij niet in het leger. Dan kan hij voor zijn huis zorgen en kunnen hij en zijn vrouw van elkaar genieten.

Als iemand je nog iets moet betalen, mag je niet zijn handmolen of zijn molensteen als onderpand nemen.[a] Want die is voor hem van levensbelang en je neemt hem dan eigenlijk zijn leven af.[b]

Als wordt ontdekt dat iemand een Israëliet heeft ontvoerd en hem als slaaf heeft verkocht, dan moet de ontvoerder worden gedood. Zo moeten jullie het kwaad uit Israël wegdoen.

Wat besmettelijke huidziekten betreft: denk er om dat jullie je precies houden aan wat ik de Levitische priesters daarover bevolen heb. Houd je aan alles wat ik jullie daarover heb geleerd. Vergeet niet wat jullie Heer God met Mirjam heeft gedaan, toen jullie pas uit Egypte waren vertrokken.[c]

10 Als je iets aan iemand geleend hebt, mag je niet zijn huis binnengaan om zelf iets als onderpand mee te nemen. 11 Je moet buiten blijven staan. De man aan wie je geleend hebt, moet zelf het onderpand naar buiten brengen. 12 Als hij arm is en jou zijn mantel of deken als onderpand geeft, mag je daar niet in gaan slapen. 13 Bij zonsondergang moet je de mantel of deken aan hem teruggeven, zodat hij er zelf in kan slapen. Dan zal hij je zegenen. Zo doe je wat je Heer God wil.

14 Je mag een arme knecht die je per dag huurt niet slecht behandelen. Het maakt niet uit of hij een Israëliet is of een vreemdeling die in jullie land woont. 15 Je moet hem betalen op de dag dat hij voor je heeft gewerkt, vóór zonsondergang. Want hij is arm en heeft het geld nodig. Anders roept hij over jou tot de Heer en ben jij schuldig.

16 Ouders mogen niet worden gedood voor iets wat hun kinderen hebben gedaan. Ook mogen de kinderen niet worden gedood voor iets wat hun ouders hebben gedaan. Ieder mens mag alleen voor zijn eigen misdaden worden gestraft.

17 Jullie mogen niet oneerlijk rechtspreken over vreemdelingen en weeskinderen. Als een weduwe iets van je wil lenen, mag je niet haar mantel als onderpand nemen. 18 Vergeet niet dat jullie slaven in Egypte zijn geweest en dat de Heer God jullie daarvan heeft bevrijd. Daarom beveel ik jullie om je hieraan te houden.

19 Als je de oogst van je akker binnenhaalt en een bos graan vergeet mee te nemen, ga dan niet terug om hem op te halen. Laat hem liggen voor de vreemdelingen, de weduwen en de weeskinderen. Dan zal de Heer God goed voor je zijn bij alles wat je doet. 20 Als je de olijven van de takken hebt geslagen, zoek dan de takken niet nóg een keer af naar olijven. Laat die olijven hangen voor de vreemdelingen, de weduwen en de weeskinderen. 21 Als je je druiven hebt geplukt, ga dan niet nóg een keer de wijngaard door om te plukken wat er per ongeluk is blijven hangen. Laat die druiven hangen voor de vreemdelingen, de weduwen en de weeskinderen. 22 Vergeet niet dat jullie slaven in Egypte zijn geweest. Daarom beveel ik jullie om je hier aan te houden. (lees verder)

Andere wetten (vervolg)

25 Stel dat twee mannen ruzie hebben en naar de rechtbank gaan. Dan moet de rechtbank de onschuldige vrijspreken en de schuldige veroordelen. Als de schuldige stokslagen verdient, moet de rechter hem op de grond laten leggen en hem het aantal stokslagen laten geven dat hij verdiend heeft. Hij moet er zelf bij blijven. Maar hij mag hem hooguit 40 stokslagen laten geven. Niet meer, want dat is onmenselijk.

Je mag een os die in de oogst werkt, geen muilkorf omdoen want dan kan hij niet eten.

Als twee broers dicht bij elkaar wonen en de één sterft zonder dat hij kinderen heeft gekregen, dan mag zijn vrouw niet met een man buiten de familie trouwen. De broer van haar man moet met haar trouwen. Het eerste kind dat uit dat huwelijk wordt geboren, zal tellen als kind van haar eerste man. Zo zal de naam van die man niet uit Israël verdwijnen.[d] Maar als die man niet met de vrouw van zijn broer wil trouwen, moet de vrouw naar de poort van de stad gaan waar de leiders bij elkaar komen. Daar moet ze zeggen: 'De broer van mijn man weigert om met mij te trouwen. Hij weigert zijn plicht te doen. Hij wil mijn man geen kind geven. Daardoor zal mijn mans naam uit Israël verdwijnen!' Dan moeten de leiders van de stad hem roepen en met hem praten. Maar als hij blijft weigeren om met haar te trouwen, dan moet de vrouw, waar de leiders bij zijn, zijn schoen van zijn voet trekken, hem in het gezicht spugen en zeggen: 'Dit doen we met een man die de naam van zijn broer niet wil bewaren in Israël.' 10 En voortaan zal zijn familie 'familie Zonderschoen' worden genoemd.

11 Stel dat twee mannen met elkaar vechten en de vrouw van één van hen probeert hen uit elkaar te halen door de andere man in zijn kruis te grijpen. 12 Dan moeten jullie haar hand afhakken. Je bent verplicht haar op die manier te straffen.

13 Je mag geen twee soorten gewichten gebruiken: één dat te zwaar is en één dat te licht is zodat je oneerlijk zaken kan doen. 14 Je mag in huis geen twee soorten maatbekers hebben: één die te groot is en één die te klein is zodat je oneerlijk zaken kan doen. 15 Je moet een zuiver gewicht en een zuivere maatbeker hebben. Dan zul je lang leven in het land dat jullie Heer God aan jullie gaat geven. 16 Want als je die dingen toch doet, ben je oneerlijk. En jullie Heer God vindt het verschrikkelijk als mensen oneerlijk zijn.

17 Vergeet nooit wat Amalek jullie heeft aangedaan toen jullie uit Egypte waren vertrokken en op reis waren. 18 Vergeet nooit hoe hij jullie onderweg overviel. Hij probeerde om alle zwakke mensen die achteraan liepen, te doden toen ze moe en uitgeput waren. Hij had geen enkel ontzag voor God. 19 Wanneer jullie straks in vrede wonen in het land dat de Heer God jullie gaat geven, moeten jullie Amalek vernietigen, zodat later niemand nog zal weten dat Amalek heeft bestaan. Vergeet niet dit te doen.

Wetten over de oogst

26 Straks komen jullie in het land dat de Heer God jullie gaat geven. Jullie gaan het veroveren en er wonen. Het eerste jaar dat jullie daar wonen, moeten jullie het eerste deel van alles wat jullie oogsten in een mand doen. Ga daarmee naar de plaats die jullie Heer God zal uitkiezen om te wonen. Breng het naar de priester en zeg tegen hem: 'Ik verklaar vandaag voor uw Heer God, dat ik in het land ben gekomen dat de Heer aan onze voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob heeft beloofd.' De priester zal de mand van je aanpakken en bij het altaar van jullie Heer God zetten. Zeg daarna tegen de Heer: 'Mijn voorvader was een Arameeër die op de rand van de dood was.[e] Hij trok met een klein aantal mensen naar Egypte. Daar bleef hij als vreemdeling wonen. Hij werd daar tot een groot en machtig volk. Maar de Egyptenaren mishandelden ons en onderdrukten ons. Ze lieten ons zwaar slavenwerk doen. Toen riepen we tot U, de Heer God van onze voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob. U luisterde naar ons en zag onze ellende. Toen bevrijdde U ons op een machtige manier uit Egypte, met grote rampen en grote wonderen. U bracht ons naar deze plaats en gaf ons dit prachtige, vruchtbare land. 10 Nu breng ik U het eerste deel van de oogst van het land dat U, Heer, aan mij heeft gegeven.' Zet de mand neer bij je Heer God en buig je voor Hem neer. 11 Maak daarna een feestmaaltijd klaar, omdat Hij zo goed voor jou en je familie geweest is. Vier feest en nodig ook de Levieten en de vreemdelingen uit die bij jullie wonen.

12 Houd in het derde jaar een tiende deel van alles wat je oogst apart voor de Heer. Geef het aan de Levieten, de vreemdelingen, de weeskinderen en de weduwen die bij je in de stad wonen. Ze mogen daarvan eten zoveel als ze willen. 13 Zeg tegen de Heer: 'Ik heb het deel dat ik voor U apart had gezet, uit mijn huis weggedaan. Ik heb het aan de Levieten, de vreemdelingen, de weeskinderen en de weduwen gegeven, zoals U mij heeft bevolen. Ik heb mij aan al uw wetten gehouden. Ik ben niets vergeten. 14 Ik heb er niets van gebruikt voor een begrafenismaaltijd. Ik ben er niet aangekomen toen ik onrein was. Ik heb er niets van aan een dode in zijn graf meegegeven. Ik heb U gehoorzaamd en alles gedaan wat U ons heeft bevolen. 15 Heer, zorg alstublieft voor ons vanuit uw heilige huis in de hemel. Wees alstublieft goed voor uw volk Israël en het land dat U ons heeft gegeven, zoals U aan onze voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob heeft gezworen. Wees alstublieft goed voor dit prachtige en vruchtbare land.'

De belofte aan de Heer

16 Vandaag beveelt de Heer God jullie dat jullie je aan al deze wetten en leefregels moeten houden. Houd je eraan met je hele hart en je hele ziel. 17 Jullie hebben vandaag beloofd dat de Heer jullie God zal zijn, dat jullie zullen leven zoals Hij het wil, dat jullie je aan zijn wetten en leefregels zullen houden en dat jullie Hem in alles wat Hij zegt gehoorzaam zullen zijn. 18 En de Heer heeft jullie vandaag beloofd dat jullie zijn eigen volk zullen zijn, zoals Hij jullie heeft beloofd. Hij wil nu dat jullie je aan al zijn wetten en leefregels zullen houden. 19 Dan zal Hij ervoor zorgen dat alle volken jullie zullen prijzen en dat het met jullie beter gaat dan met alle andere volken op aarde. Jullie zullen zijn volk zijn, het volk van de Heer God, zoals Hij heeft beloofd."

De witte stenen op de Ebal

27 Verder beval Mozes met de leiders: "Doe heel precies wat ik jullie nu ga zeggen. Op de dag dat jullie de Jordaan oversteken naar het land dat de Heer God jullie gaat geven, moeten jullie grote stenen neerzetten en met kalk wit maken. Schrijf daarop deze hele wet. Alleen dan zullen jullie in het land komen dat de Heer God jullie gaat geven, een prachtig en vruchtbaar land, zoals de Heer, de God van jullie voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob, aan jullie heeft beloofd.

Als jullie de Jordaan zijn overgestoken, moeten jullie die stenen op de berg Ebal neerzetten. Bouw daar ook een altaar voor de Heer God. Maak het van ruwe stenen, dus stenen die niet met ijzeren gereedschap zijn bewerkt. Breng daarop brand-offers voor jullie Heer God. Ook moeten jullie er dank-offers offeren en daar een feestmaaltijd van klaarmaken. Vier daarmee feest voor jullie Heer God. Zorg ervoor dat jullie helder en duidelijk de hele wet op de witgekalkte stenen schrijven."

Zegen en vervloeking op de Ebal en de Gerizim

Ook zeiden Mozes en de Levitische priesters tegen Israël: "Luister goed, Israël! Vandaag zijn jullie het volk geworden van de Heer God. 10 Daarom moeten jullie voortaan jullie Heer God gehoorzamen. Houd je dus aan de wetten en leefregels die ik jullie vandaag geef."

11 Op die dag beval Mozes: 12 "Als jullie de Jordaan zijn overgestoken, moeten de stammen van Simeon, Levi, Juda, Issaschar, Jozef en Benjamin op de berg Gerizim gaan staan. Zij zullen het volk zegenen. 13 En de stammen van Ruben, Gad, Aser, Zebulon, Dan en Naftali moeten op de berg Ebal gaan staan voor de vervloeking. 14 Dan moeten de Levieten luid zeggen, zodat alle mannen van Israël het kunnen horen:

15 'Vervloekt is iedereen die een godenbeeld maakt en dat stiekem ergens neerzet. Want de Heer vindt zoiets verschrikkelijk.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen! Zo is het!'

16 'Vervloekt is iedereen die geen respect heeft voor zijn vader of moeder en niet voor hen zorgt.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen! Zo is het!'

17 'Vervloekt is iedereen die de grenzen van de grond van zijn buurman verlegt om zo zijn eigen stuk grond groter te maken.' En het hele volk zal antwoorden: 'Amen! Zo is het!'

18 'Vervloekt is iedereen die een blinde de verkeerde kant op stuurt.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen! Zo is het!'

19 'Vervloekt is iedereen die niet eerlijk rechtspreekt over vreemdelingen, weduwen en weeskinderen.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen! Zo is het!'

20 'Vervloekt is iedere man die naar bed gaat met de vrouw van zijn vader. Want hij heeft iets genomen wat van zijn vader is.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen! Zo is het!'

21 'Vervloekt is iedereen die seks heeft met een dier.' En het hele volk moet zeggen: 'Amen! Zo is het!'

22 'Vervloekt is iedere man die naar bed gaat met zijn zus, de dochter van zijn vader of de dochter van zijn moeder.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen! Zo is het!'

23 'Vervloekt is iedere man die naar bed gaat met de moeder van zijn vrouw.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen! Zo is het!'

24 'Vervloekt is iedereen die stiekem iemand doodt.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen! Zo is het!'

25 'Vervloekt is iedereen die zich laat omkopen om iemand te doden die onschuldig is.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen! Zo is het!'

26 'Vervloekt is iedereen die zich niet aan deze wet houdt.' En het hele volk moet antwoorden: 'Amen! Zo is het!'

Footnotes

  1. Deuteronomium 24:6 Als zekerheid dat de ander je zal betalen.
  2. Deuteronomium 24:6 Iedereen maalde voor zijn brood zelf het graan op een steen. Daardoor was zo'n steen voor iemand van levensbelang.
  3. Deuteronomium 24:9 Mirjam werd ziek en moest buiten het tentenkamp blijven tot ze weer gezond was. Lees Numeri 12.
  4. Deuteronomium 25:6 Bovendien bleef zo het eigen stuk grond van die man in de familie en ging niet naar een andere familie. Lees ook Numeri 27:8-11.
  5. Deuteronomium 26:5 Dit was Jakob, die met zijn zoons en zijn hele familie uit Kanaän vertrok naar Egypte, omdat er hongersnood was. Hierover is te lezen in Genesis 45 en 46.