Colossenzen 1-4
Het Boek
Christus is in alles de eerste
1 Van: Paulus, door God aangesteld als apostel van Christus Jezus, en van onze broeder Timotheüs. 2 Aan: de broeders en zusters in Colosse, die trouw en in geloof Christus volgen. Wij wensen u de genade en vrede toe van God, onze Vader.
3 Altijd als wij voor u bidden, danken wij God, die de Vader is van onze Here Jezus Christus. 4 Want wij hebben gehoord dat u op Christus Jezus vertrouwt en ook uw medegelovigen liefhebt. 5 Deze liefde komt voort uit de verwachting die u hebt van de toekomst die u in de hemel wacht. U ziet uit naar die hemelse vreugde sinds u de waarheid, het goede nieuws, gehoord hebt. 6 Dit goede nieuws heeft overigens niet alleen u bereikt, het gaat over de hele wereld. Overal worden er mensen door veranderd, net als u vanaf de dag dat u van Gods genade hebt gehoord en deze als waarheid erkend hebt. 7 U hebt het gehoord van onze medewerker Epafras die bij ons erg geliefd is, hij is ook een trouw dienaar van Christus. 8 Hij heeft ons verteld hoe groot de liefde is die u door de Heilige Geest hebt ontvangen.
9 Daarom blijven wij, vanaf de dag dat wij dat hebben gehoord, steeds voor u bidden. Wij vragen God om u te laten begrijpen wat Hij wil dat u doen zult. Wij vragen voor u om wijsheid en geestelijk inzicht. 10 Dan zult u tot eer van de Here leven en doen wat Hij graag wil. Hoe beter u God leert kennen, hoe vruchtbaarder uw leven zal zijn.
11 Ook vragen wij Hem u te sterken met zijn geweldige, hemelse kracht, opdat u alles blij en geduldig kunt verdragen, 12 en wij danken Hem dat Hij u in staat stelt om te delen in de heerlijke erfenis die toebehoort aan zijn volk dat in het licht leeft. 13 Want God heeft ons bevrijd uit de macht van de duisternis en ons een plaats gegeven in het koninkrijk van zijn geliefde Zoon, 14 die onze vrijheid kocht met zijn bloed en daardoor ontvingen wij vergeving voor al onze zonden.
15 In de persoon van Christus is de onzichtbare God zichtbaar geworden, Hij is als eerstgeborene verheven boven de hele schepping. 16 In Christus is alles in de hemelen en op aarde geschapen, al het zichtbare en onzichtbare. Koningen en wereldheersers, regeringen en andere autoriteiten, alles is in Christus gemaakt tot zijn eer. 17 Hij was er al voordat er iets bestond en alles wat bestaat, is er dankzij Hem. 18 Hij is het hoofd van de Gemeente, zijn lichaam. Hij is het begin van alles en ging ons als eerste voor in de opstanding uit de dood. In alles is Hij de eerste. 19 Want God had besloten met zijn hele wezen in zijn Zoon te wonen. 20 Door zijn Zoon heeft God een altijddurende vrede gesticht tussen Zichzelf en alles wat in de hemelen en op aarde is. Doordat Christus Zich aan het kruis heeft opgeofferd en zijn bloed heeft gegeven, is er verzoening met God.
21 Dat geldt ook voor u, die vroeger zo ver van God verwijderd was. U leefde als vijand van Hem, zoals bleek uit de slechte dingen die u dacht en deed. 22 Maar nu heeft God Zich met u verzoend, door de dood aan het kruis van zijn aardse lichaam. Zo heeft Christus u heilig en zuiver gemaakt en in de dichte nabijheid van God gebracht. 23 De enige voorwaarde is dat u deze waarheid met heel uw hart gelooft en er standvastig in blijft. Dat u sterk bent in de Here en vast overtuigd van het goede nieuws dat Jezus voor u gestorven is. Dit geweldige nieuws gaat de hele wereld door en ik heb mijn leven in dienst ervan gesteld.
24 Ik ben blij dat ik nu voor u moet lijden, omdat ik op die manier in mijn lichaam iets mag voelen van het lijden dat Christus ten behoeve van zijn lichaam, de Gemeente, heeft geleden. 25 God heeft mij immers opgedragen de Gemeente te dienen door haar alles over zijn Woord te vertellen. 26 Dat heeft God door de eeuwen heen verborgen gehouden, maar nu bekendgemaakt aan hen die Hem liefhebben en voor Hem willen leven. 27 Hij wilde dat zij zouden weten wat een rijk en prachtig geheim Hij voor alle volken heeft. Dit is het geheim: dat Christus in u leeft. Hij is uw hoop op Gods heerlijkheid. 28 Overal waar wij komen, vertellen wij de mensen over Christus. Wij waarschuwen en onderwijzen hen in alle wijsheid. Wij willen graag ieder mens aan God voorstellen, volmaakt door wat Christus voor hem gedaan heeft. 29 Dit is mijn werk. Ik kan dat alleen maar doen doordat ik van Christus de kracht daarvoor krijg.
Gods geheim is Christus Zelf
2 U moet weten hoe zwaar de strijd is die ik voor u en voor de christenen van Laodicea voer en voor alle anderen met wie ik nog niet persoonlijk heb kennis gemaakt. 2 Ik wil graag dat u bemoedigd zult worden en door sterke liefde aan elkaar verbonden blijft. En dat u de rijke ervaring zult hebben van het kennen van Christus. Want Gods geheim, dat Hij nu ten slotte heeft bekendgemaakt, is Christus Zelf. 3 Al de schatten van wijsheid en kennis zijn in Hem verborgen.
4 Ik zeg dit om te voorkomen dat men u door mooie woorden misleidt. 5 Al ben ik lichamelijk ver weg, in mijn geest ben ik bij u. Ik zie met blijdschap hoe ordelijk het er bij u aan toegaat en hoe sterk uw geloof in Christus is.
6 Daarom moet u, die Jezus Christus als uw Here hebt ontvangen, in het dagelijks leven één met Hem blijven. 7 Met uw wortels diep in Hem verankerd, moet u uw leven door Hem laten opbouwen. Blijf in geloof vasthouden aan wat u over Hem hebt geleerd en laat uw hart daarbij overvloeien van dankbaarheid.
8 Wees altijd op uw hoede. Laat u niet misleiden door mensen die met hun ideeën en verleidelijk gepraat proberen u weer tot een slaaf van menselijke tradities te maken. Die ideeën zijn hun ingegeven door de geesten van deze wereld en niet door Christus.
9 Want in Hem woont het hele wezen van God in een lichamelijke gestalte. 10 In Christus bent u dus volmaakt, want Hij is de hoogste heerser en autoriteit over elke andere macht. 11 In Hem hebt u ook een besnijdenis ondergaan. Natuurlijk niet lichamelijk, maar geestelijk. Want Hij heeft u door zijn Geest bevrijd van de macht van de zonde, die in uw lichaam heerste. 12 U bent door de doop met Christus begraven. Maar door het geloof in de macht van God, die ook Hem heeft opgewekt uit de dood, bent u nu met Hem opgestaan en hebt u nieuw leven ontvangen. 13 U was dood door uw ongehoorzaamheid aan God en de macht van de zonde leefde nog in u. Maar nu heeft Hij u samen met Christus levend gemaakt en al uw overtredingen vergeven. 14 Hij heeft ons strafblad dat tegen ons getuigde verscheurd, de lijst met regels waaraan we ons niet hebben gehouden. Dat bewijs heeft Hij vernietigd door het aan het kruis te slaan. 15 Op die manier heeft God zich ontdaan van alle heersers en machten. Hij heeft hen in het openbaar te kijk gezet en daarmee laten zien dat zij door het kruis van Christus overwonnen en verslagen zijn.
16 Laat u dus door niemand bekritiseren over wat u eet of drinkt. En of u zich al of niet aan feestdagen en rustdagen moet houden. 17 Dit soort dingen zijn immers maar tijdelijk. Zij zijn slechts een schaduw van toekomstige zaken. Maar ons lichaam behoort aan Christus toe. 18 Laat u niet veroordelen door mensen die graag aan zelfvernedering of engelenverering doen, of die beweren een visioen te hebben gehad, zij laten zich alleen maar voorstaan op hun eigen bedenksels. 19 Zij houden zich niet aan Christus, het hoofd van het Lichaam, de Gemeente, dat met gewrichten en pezen door Hem wordt bijeengehouden. Alleen door met Hem verbonden te blijven, kan de Gemeente groeien zoals God het wil.
20 Als u nu met Christus gestorven bent en dus dood bent voor de wereldmachten, waarom laat u zich dan toch, alsof u nog steeds in de wereld leeft, weer regels opleggen zoals: 21 ‘blijf af,’ ‘eet dat niet’ en ‘raak dat niet aan’. 22 Zulke regels zijn door mensen bedacht. In de loop der tijd veranderen die steeds weer. 23 Die regels lijken wel heel mooi en wijs, maar het is een zelfgemaakte godsdienst. Zij vragen heel wat vroomheid, vernedering en zelfkastijding. Zij zijn waardeloos en bevredigen alleen het gevoel van eigenwaarde.
Principes van het nieuwe leven
3 Nu u met Christus bent opgestaan uit de dood, moet u zich bezighouden met hemelse zaken. Want Christus zit daar nu op de allerhoogste plaats aan de rechterhand van God. 2 Richt daarom uw gedachten op de dingen van de hemel en niet op die van de aarde. 3 U bent immers al gestorven en uw leven is nu, samen met Christus, verborgen in God. 4 Eens wanneer Christus, die ons leven is, zichtbaar voor iedereen zal terugkomen, zal blijken dat ook u deel hebt aan zijn glorierijke macht.
5 Weg dan met alle aardse zonden, zoals seksuele zonden, vuiligheid, hartstocht, slechte verlangens en hebzucht. Door altijd maar meer te willen hebben, aanbidt u een afgod. 6 God zal de mensen die deze dingen doen vreselijk straffen. 7 Vroeger, voor uw bekering, deed u deze dingen ook, 8 maar nu mag er bij u geen sprake meer zijn van bitterheid, woede en boosaardigheid, van roddel en vuile taal. 9 Lieg niet tegen elkaar, dat hoorde bij uw oude leven, waarmee u hebt afgerekend. 10 Maar nu bent u een nieuwe mens, die nog steeds groeit en God beter leert kennen. Zo zult u meer en meer gaan lijken op God, die u gemaakt heeft. 11 In dit nieuwe leven is het van geen enkel belang van welke nationaliteit of ras u bent en evenmin welke opleiding of maatschappelijke positie u hebt. Het gaat om Christus, die alles in allen is.
12 God heeft u uitgekozen en houdt van u. Kleed u daarom met innerlijk medeleven, goedheid, nederigheid, zachtaardigheid en geduld. 13 Verdraag en vergeef elkaar als iemand iets tegen u heeft. Volg hierin het voorbeeld van Christus, die u zonder meer vergeven heeft. 14 Waar het op aankomt, is dat u zich laat leiden door de liefde, want dan zal de Gemeente in volmaakte harmonie bijeenblijven. 15 Laat de vrede van God uw harten beheersen. Daartoe heeft God u ook geroepen als leden van één Lichaam. Wees daarom dankbaar. 16 Laat uw hart vol zijn van Christusʼ woord. Zijn woorden zullen uw leven verrijken en u wijsheid geven. Leer ze aan elkaar, wijs elkaar ermee terecht en zing erover in psalmen, lofgezangen en geestelijke liederen. Zing zo met een dankbaar hart voor de Here. 17 Wat u ook zegt of doet, doe het in de naam van de Here Jezus en dank ook God, de Vader, in zijn naam.
18 Vrouwen, voeg u naar uw man, want dat is wat de Here van u verwacht. 19 En mannen, wijd u met liefde aan uw vrouw, behandel haar niet grof of onverschillig.
20 Kinderen, jullie moeten gehoorzaam zijn aan je vader en moeder, want dat is de wil van de Here. 21 Vaders, misbruik tegenover uw kinderen uw macht niet, want dan ontneemt u hun alle moed.
22 Slaven moeten hun meesters altijd gehoorzamen. Probeer het hun niet alleen naar de zin te maken als zij op u letten, maar voortdurend met een bereidwillige houding en ontzag voor God. 23 Wat u ook doet, doe het van harte, alsof het voor de Here is en niet voor mensen. 24 U weet immers dat de Here u zal belonen met een deel van de erfenis, want u dient de Christus als Here.
25 Maar wie iets slechts doet, krijgt het zelf weer terug, en daarbij maakt God geen onderscheid.
Het goede nieuws moet worden doorgegeven
4 Meesters, behandel uw slaven goed en eerlijk. Denk eraan dat ook u een Heer in de hemel hebt. 2 Blijf altijd bidden. Verslap daarin niet en toon de Here uw dankbaarheid. 3 Vergeet niet daarbij ook voor ons te bidden. Vraag God of Hij het woord dat wij doorgeven, duidelijk wil maken aan de mensen, zodat zij het geheim van Christus zullen begrijpen. Daarvoor zit ik nu immers ook in de gevangenis. 4 Dan zal ik in staat zijn het duidelijk over te dragen, zoals ook mijn opdracht is.
5 Gedraag u wijs tegenover de ongelovigen en gebruik elke gelegenheid om hun het goede nieuws door te geven. 6 Wees in uw spreken vriendelijk maar beslist, om zo iedereen een goed antwoord te geven.
7 Mijn goede vriend en broeder Tychikus, een trouwe werker die samen met mij de Here dient, zal u vertellen hoe het met mij gaat. 8 Ik stuur hem daarvoor speciaal naar u toe en ook om te zien hoe het met u gaat en om u te troosten en te bemoedigen. 9 Onesimus, ook een trouwe broeder, die bij u hoort, komt met hem mee. Zij zullen u precies vertellen hoe het hier gaat.
10 U moet de hartelijke groeten hebben van Aristarchus, mijn medegevangene, en van Marcus, de neef van Barnabas. Ik heb u al eerder gevraagd om Marcus met open armen te ontvangen wanneer hij naar u toekomt. 11 Verder doet Jezus, ook wel Justus genoemd, u de groeten. Deze drie zijn de enige Joodse gelovigen die hier met mij meewerken. Zij zijn een enorme steun voor mij geweest!
12 Epafras laat u ook groeten. Hij hoort bij u en is een goed dienaar van Christus Jezus. Hij spant zich echt voor u in door altijd vurig te bidden dat u sterke en volwassen gelovigen mag worden, die uitsluitend willen doen wat God van hen verlangt. 13 Ik ben er getuige van dat hij erg veel moeite voor u doet en vurig voor u bidt en ook voor de gelovigen van Laodicea en Hiërapolis.
14 Onze geliefde dokter Lucas laat u ook groeten, evenals Demas.
15 Wilt u namens mij de gelovigen te Laodicea groeten, in het bijzonder Nymfa en de gemeente die in haar huis samenkomt? 16 Als deze brief bij u is voorgelezen, laat hem dan ook in de gemeente van Laodicea voorlezen. En zorg ervoor dat u ook de brief leest die ik aan hen gestuurd heb. 17 Zeg tegen Archippus: ‘Zorg dat u de taak die de Here u heeft gegeven, goed uitvoert.’
18 Nu schrijf ik persoonlijk nog een laatste groet. Vergeet niet dat ik gevangen zit. Gods genade zij met u.
Colossians 1-4
New International Version
1 Paul, an apostle(A) of Christ Jesus by the will of God,(B) and Timothy(C) our brother,
2 To God’s holy people in Colossae, the faithful brothers and sisters[a] in Christ:
Grace(D) and peace to you from God our Father.[b](E)
Thanksgiving and Prayer
3 We always thank God,(F) the Father of our Lord Jesus Christ, when we pray for you, 4 because we have heard of your faith in Christ Jesus and of the love(G) you have for all God’s people(H)— 5 the faith and love that spring from the hope(I) stored up for you in heaven(J) and about which you have already heard in the true message(K) of the gospel 6 that has come to you. In the same way, the gospel is bearing fruit(L) and growing throughout the whole world(M)—just as it has been doing among you since the day you heard it and truly understood God’s grace. 7 You learned it from Epaphras,(N) our dear fellow servant,[c] who is a faithful minister(O) of Christ on our[d] behalf, 8 and who also told us of your love in the Spirit.(P)
9 For this reason, since the day we heard about you,(Q) we have not stopped praying for you.(R) We continually ask God to fill you with the knowledge of his will(S) through all the wisdom and understanding that the Spirit gives,[e](T) 10 so that you may live a life worthy(U) of the Lord and please him(V) in every way: bearing fruit in every good work, growing in the knowledge of God,(W) 11 being strengthened with all power(X) according to his glorious might so that you may have great endurance and patience,(Y) 12 and giving joyful thanks to the Father,(Z) who has qualified you[f] to share in the inheritance(AA) of his holy people in the kingdom of light.(AB) 13 For he has rescued us from the dominion of darkness(AC) and brought us into the kingdom(AD) of the Son he loves,(AE) 14 in whom we have redemption,(AF) the forgiveness of sins.(AG)
The Supremacy of the Son of God
15 The Son is the image(AH) of the invisible God,(AI) the firstborn(AJ) over all creation. 16 For in him all things were created:(AK) things in heaven and on earth, visible and invisible, whether thrones or powers or rulers or authorities;(AL) all things have been created through him and for him.(AM) 17 He is before all things,(AN) and in him all things hold together. 18 And he is the head(AO) of the body, the church;(AP) he is the beginning and the firstborn(AQ) from among the dead,(AR) so that in everything he might have the supremacy. 19 For God was pleased(AS) to have all his fullness(AT) dwell in him, 20 and through him to reconcile(AU) to himself all things, whether things on earth or things in heaven,(AV) by making peace(AW) through his blood,(AX) shed on the cross.
21 Once you were alienated from God and were enemies(AY) in your minds(AZ) because of[g] your evil behavior. 22 But now he has reconciled(BA) you by Christ’s physical body(BB) through death to present you(BC) holy in his sight, without blemish and free from accusation(BD)— 23 if you continue(BE) in your faith, established(BF) and firm, and do not move from the hope(BG) held out in the gospel. This is the gospel that you heard and that has been proclaimed to every creature under heaven,(BH) and of which I, Paul, have become a servant.(BI)
Paul’s Labor for the Church
24 Now I rejoice(BJ) in what I am suffering for you, and I fill up in my flesh what is still lacking in regard to Christ’s afflictions,(BK) for the sake of his body, which is the church.(BL) 25 I have become its servant(BM) by the commission God gave me(BN) to present to you the word of God(BO) in its fullness— 26 the mystery(BP) that has been kept hidden for ages and generations, but is now disclosed to the Lord’s people. 27 To them God has chosen to make known(BQ) among the Gentiles the glorious riches(BR) of this mystery, which is Christ in you,(BS) the hope of glory.
28 He is the one we proclaim, admonishing(BT) and teaching everyone with all wisdom,(BU) so that we may present everyone fully mature(BV) in Christ. 29 To this end I strenuously(BW) contend(BX) with all the energy Christ so powerfully works in me.(BY)
2 I want you to know how hard I am contending(BZ) for you and for those at Laodicea,(CA) and for all who have not met me personally. 2 My goal is that they may be encouraged in heart(CB) and united in love, so that they may have the full riches of complete understanding, in order that they may know the mystery(CC) of God, namely, Christ, 3 in whom are hidden all the treasures of wisdom and knowledge.(CD) 4 I tell you this so that no one may deceive you by fine-sounding arguments.(CE) 5 For though I am absent from you in body, I am present with you in spirit(CF) and delight to see how disciplined(CG) you are and how firm(CH) your faith in Christ(CI) is.
Spiritual Fullness in Christ
6 So then, just as you received Christ Jesus as Lord,(CJ) continue to live your lives in him, 7 rooted(CK) and built up in him, strengthened in the faith as you were taught,(CL) and overflowing with thankfulness.
8 See to it that no one takes you captive through hollow and deceptive philosophy,(CM) which depends on human tradition and the elemental spiritual forces[h] of this world(CN) rather than on Christ.
9 For in Christ all the fullness(CO) of the Deity lives in bodily form, 10 and in Christ you have been brought to fullness. He is the head(CP) over every power and authority.(CQ) 11 In him you were also circumcised(CR) with a circumcision not performed by human hands. Your whole self ruled by the flesh[i](CS) was put off when you were circumcised by[j] Christ, 12 having been buried with him in baptism,(CT) in which you were also raised with him(CU) through your faith in the working of God, who raised him from the dead.(CV)
13 When you were dead in your sins(CW) and in the uncircumcision of your flesh, God made you[k] alive(CX) with Christ. He forgave us all our sins,(CY) 14 having canceled the charge of our legal indebtedness,(CZ) which stood against us and condemned us; he has taken it away, nailing it to the cross.(DA) 15 And having disarmed the powers and authorities,(DB) he made a public spectacle of them, triumphing over them(DC) by the cross.[l]
Freedom From Human Rules
16 Therefore do not let anyone judge you(DD) by what you eat or drink,(DE) or with regard to a religious festival,(DF) a New Moon celebration(DG) or a Sabbath day.(DH) 17 These are a shadow of the things that were to come;(DI) the reality, however, is found in Christ. 18 Do not let anyone who delights in false humility(DJ) and the worship of angels disqualify you.(DK) Such a person also goes into great detail about what they have seen; they are puffed up with idle notions by their unspiritual mind. 19 They have lost connection with the head,(DL) from whom the whole body,(DM) supported and held together by its ligaments and sinews, grows as God causes it to grow.(DN)
20 Since you died with Christ(DO) to the elemental spiritual forces of this world,(DP) why, as though you still belonged to the world, do you submit to its rules:(DQ) 21 “Do not handle! Do not taste! Do not touch!”? 22 These rules, which have to do with things that are all destined to perish(DR) with use, are based on merely human commands and teachings.(DS) 23 Such regulations indeed have an appearance of wisdom, with their self-imposed worship, their false humility(DT) and their harsh treatment of the body, but they lack any value in restraining sensual indulgence.
Living as Those Made Alive in Christ
3 Since, then, you have been raised with Christ,(DU) set your hearts on things above, where Christ is, seated at the right hand of God.(DV) 2 Set your minds on things above, not on earthly things.(DW) 3 For you died,(DX) and your life is now hidden with Christ in God. 4 When Christ, who is your[m] life,(DY) appears,(DZ) then you also will appear with him in glory.(EA)
5 Put to death,(EB) therefore, whatever belongs to your earthly nature:(EC) sexual immorality,(ED) impurity, lust, evil desires and greed,(EE) which is idolatry.(EF) 6 Because of these, the wrath of God(EG) is coming.[n] 7 You used to walk in these ways, in the life you once lived.(EH) 8 But now you must also rid yourselves(EI) of all such things as these: anger, rage, malice, slander,(EJ) and filthy language from your lips.(EK) 9 Do not lie to each other,(EL) since you have taken off your old self(EM) with its practices 10 and have put on the new self,(EN) which is being renewed(EO) in knowledge in the image of its Creator.(EP) 11 Here there is no Gentile or Jew,(EQ) circumcised or uncircumcised,(ER) barbarian, Scythian, slave or free,(ES) but Christ is all,(ET) and is in all.
12 Therefore, as God’s chosen people, holy and dearly loved, clothe yourselves(EU) with compassion, kindness, humility,(EV) gentleness and patience.(EW) 13 Bear with each other(EX) and forgive one another if any of you has a grievance against someone. Forgive as the Lord forgave you.(EY) 14 And over all these virtues put on love,(EZ) which binds them all together in perfect unity.(FA)
15 Let the peace of Christ(FB) rule in your hearts, since as members of one body(FC) you were called to peace.(FD) And be thankful. 16 Let the message of Christ(FE) dwell among you richly as you teach and admonish one another with all wisdom(FF) through psalms,(FG) hymns, and songs from the Spirit, singing to God with gratitude in your hearts.(FH) 17 And whatever you do,(FI) whether in word or deed, do it all in the name of the Lord Jesus, giving thanks(FJ) to God the Father through him.
Instructions for Christian Households(FK)
18 Wives, submit yourselves to your husbands,(FL) as is fitting in the Lord.
19 Husbands, love your wives and do not be harsh with them.
20 Children, obey your parents in everything, for this pleases the Lord.
21 Fathers,[o] do not embitter your children, or they will become discouraged.
22 Slaves, obey your earthly masters in everything; and do it, not only when their eye is on you and to curry their favor, but with sincerity of heart and reverence for the Lord. 23 Whatever you do, work at it with all your heart, as working for the Lord, not for human masters, 24 since you know that you will receive an inheritance(FM) from the Lord as a reward.(FN) It is the Lord Christ you are serving. 25 Anyone who does wrong will be repaid for their wrongs, and there is no favoritism.(FO)
4 Masters, provide your slaves with what is right and fair,(FP) because you know that you also have a Master in heaven.
Further Instructions
2 Devote yourselves to prayer,(FQ) being watchful and thankful. 3 And pray for us, too, that God may open a door(FR) for our message, so that we may proclaim the mystery(FS) of Christ, for which I am in chains.(FT) 4 Pray that I may proclaim it clearly, as I should. 5 Be wise(FU) in the way you act toward outsiders;(FV) make the most of every opportunity.(FW) 6 Let your conversation be always full of grace,(FX) seasoned with salt,(FY) so that you may know how to answer everyone.(FZ)
Final Greetings
7 Tychicus(GA) will tell you all the news about me. He is a dear brother, a faithful minister and fellow servant[p](GB) in the Lord. 8 I am sending him to you for the express purpose that you may know about our[q] circumstances and that he may encourage your hearts.(GC) 9 He is coming with Onesimus,(GD) our faithful and dear brother, who is one of you.(GE) They will tell you everything that is happening here.
10 My fellow prisoner Aristarchus(GF) sends you his greetings, as does Mark,(GG) the cousin of Barnabas.(GH) (You have received instructions about him; if he comes to you, welcome him.) 11 Jesus, who is called Justus, also sends greetings. These are the only Jews[r] among my co-workers(GI) for the kingdom of God, and they have proved a comfort to me. 12 Epaphras,(GJ) who is one of you(GK) and a servant of Christ Jesus, sends greetings. He is always wrestling in prayer for you,(GL) that you may stand firm in all the will of God, mature(GM) and fully assured. 13 I vouch for him that he is working hard for you and for those at Laodicea(GN) and Hierapolis. 14 Our dear friend Luke,(GO) the doctor, and Demas(GP) send greetings. 15 Give my greetings to the brothers and sisters at Laodicea,(GQ) and to Nympha and the church in her house.(GR)
16 After this letter has been read to you, see that it is also read(GS) in the church of the Laodiceans and that you in turn read the letter from Laodicea.
17 Tell Archippus:(GT) “See to it that you complete the ministry you have received in the Lord.”(GU)
18 I, Paul, write this greeting in my own hand.(GV) Remember(GW) my chains.(GX) Grace be with you.(GY)
Footnotes
- Colossians 1:2 The Greek word for brothers and sisters (adelphoi) refers here to believers, both men and women, as part of God’s family; also in 4:15.
- Colossians 1:2 Some manuscripts Father and the Lord Jesus Christ
- Colossians 1:7 Or slave
- Colossians 1:7 Some manuscripts your
- Colossians 1:9 Or all spiritual wisdom and understanding
- Colossians 1:12 Some manuscripts us
- Colossians 1:21 Or minds, as shown by
- Colossians 2:8 Or the basic principles; also in verse 20
- Colossians 2:11 In contexts like this, the Greek word for flesh (sarx) refers to the sinful state of human beings, often presented as a power in opposition to the Spirit; also in verse 13.
- Colossians 2:11 Or put off in the circumcision of
- Colossians 2:13 Some manuscripts us
- Colossians 2:15 Or them in him
- Colossians 3:4 Some manuscripts our
- Colossians 3:6 Some early manuscripts coming on those who are disobedient
- Colossians 3:21 Or Parents
- Colossians 4:7 Or slave; also in verse 12
- Colossians 4:8 Some manuscripts that he may know about your
- Colossians 4:11 Greek only ones of the circumcision group
Filémon
Het Boek
Paulus pleit voor Onesimus
1 Van: Paulus, die in de gevangenis zit omdat hij het goede nieuws van Jezus Christus heeft bekendgemaakt, en van onze broeder Timotheüs. Aan: Filemon, onze medewerker.
Wij schrijven niet alleen aan u persoonlijk, 2 maar ook aan onze zuster Apfia, aan onze medestrijder Archippus en aan heel de gemeente die in uw huis samenkomt. 3 Wij wensen u de genade en vrede van God, onze Vader, en van onze Here Jezus Christus toe.
4 Als ik voor u bid, dank ik God telkens weer, 5 want ik hoor dat u de Here Jezus trouw bent en dat u uw medechristenen liefhebt. 6 Ik bid ook dat het geloof dat u met ons deelt u een beter begrip geeft van al het goede dat wij voor Christus kunnen doen. 7 Uw liefde heeft mij veel troost en blijdschap gegeven, broeder, uw vriendelijkheid heeft vele christenen goed gedaan.
8 Nu wil ik u een gunst vragen, ik zou het namens Christus van u kunnen eisen omdat het uw plicht is, 9 maar op grond van de liefde geef ik er de voorkeur aan het u dringend te vragen. Ik, Paulus, ben nu een oude man en zit hier in de gevangenis door mijn geloof in Jezus Christus. 10 Ik vraag u om een gunst voor Onesimus, die tijdens mijn gevangenschap als een kind voor mij geworden is. 11 Onesimus is u tot nu toe niet van veel nut geweest, maar vanaf nu zal hij u en mij goede diensten kunnen bewijzen. 12 Ik stuur hem naar u terug. Ik wil dat u weet dat hij mij heel na aan het hart ligt.
13 Ik wilde hem eerst bij mij houden, terwijl ik hier gevangen zit, omdat ik het goede nieuws heb bekendgemaakt. Dan zou u, door hem, mij een grote dienst hebben bewezen, 14 maar ik wilde het niet zonder uw medeweten doen. U kunt alleen maar goed doen uit vrije wil en niet onder dwang. 15 Misschien kunt u het zo bekijken: u bent hem een tijdje kwijt geweest, maar nu kan hij voor altijd van u zijn, 16 niet alleen als uw slaaf, maar ook als uw geliefde broeder, die een speciaal plekje in mijn hart heeft. Is dat niet veel beter? Hij zal nu veel meer voor u betekenen, omdat hij niet alleen uw slaaf maar ook uw broeder in Christus is. 17 Als ik werkelijk uw vriend ben, ontvang Onesimus dan even hartelijk als u mij zou ontvangen. 18 En als hij u benadeeld heeft of u iets schuldig is, breng het mij dan in rekening. 19 Ik zal het u betalen. Dat garandeer ik, Paulus, hier met mijn eigen handschrift. En ik ga er dan maar aan voorbij dat u mij uzelf schuldig bent. 20 Ja, broeder, bewijs mij deze dienst omwille van de Here, stel mijn hart gerust om Christusʼ wil.
21 Ik heb u deze brief geschreven omdat ik ervan overtuigd ben dat u zult doen wat ik u vraag en zelfs meer dan dat. 22 Houd een kamer voor mij klaar, want ik hoop dat God uw gebeden zal verhoren, zodat ik binnenkort als vrij man naar u toe zal kunnen komen.
23 U moet de groeten hebben van Epafras, die hier ook gevangen zit omdat hij Christus Jezus heeft bekendgemaakt. 24 Ook mijn medewerkers Marcus, Aristarchus, Demas en Lucas groeten u. 25 Ik wens u toe dat uw geest door de genade van de Here Jezus Christus gesterkt zal worden.
Philemon
New International Version
1 Paul, a prisoner(A) of Christ Jesus, and Timothy(B) our brother,(C)
To Philemon our dear friend and fellow worker(D)— 2 also to Apphia our sister and Archippus(E) our fellow soldier(F)—and to the church that meets in your home:(G)
3 Grace and peace to you[a] from God our Father and the Lord Jesus Christ.(H)
Thanksgiving and Prayer
4 I always thank my God(I) as I remember you in my prayers,(J) 5 because I hear about your love for all his holy people(K) and your faith in the Lord Jesus.(L) 6 I pray that your partnership with us in the faith may be effective in deepening your understanding of every good thing we share for the sake of Christ. 7 Your love has given me great joy and encouragement,(M) because you, brother, have refreshed(N) the hearts of the Lord’s people.
Paul’s Plea for Onesimus
8 Therefore, although in Christ I could be bold and order you to do what you ought to do, 9 yet I prefer to appeal to you(O) on the basis of love. It is as none other than Paul—an old man and now also a prisoner(P) of Christ Jesus— 10 that I appeal to you for my son(Q) Onesimus,[b](R) who became my son while I was in chains.(S) 11 Formerly he was useless to you, but now he has become useful both to you and to me.
12 I am sending him—who is my very heart—back to you. 13 I would have liked to keep him with me so that he could take your place in helping me while I am in chains(T) for the gospel. 14 But I did not want to do anything without your consent, so that any favor you do would not seem forced(U) but would be voluntary. 15 Perhaps the reason he was separated from you for a little while was that you might have him back forever— 16 no longer as a slave,(V) but better than a slave, as a dear brother.(W) He is very dear to me but even dearer to you, both as a fellow man and as a brother in the Lord.
17 So if you consider me a partner,(X) welcome him as you would welcome me. 18 If he has done you any wrong or owes you anything, charge it to me.(Y) 19 I, Paul, am writing this with my own hand.(Z) I will pay it back—not to mention that you owe me your very self. 20 I do wish, brother, that I may have some benefit from you in the Lord; refresh(AA) my heart in Christ. 21 Confident(AB) of your obedience, I write to you, knowing that you will do even more than I ask.
22 And one thing more: Prepare a guest room for me, because I hope to be(AC) restored to you in answer to your prayers.(AD)
23 Epaphras,(AE) my fellow prisoner(AF) in Christ Jesus, sends you greetings. 24 And so do Mark,(AG) Aristarchus,(AH) Demas(AI) and Luke, my fellow workers.(AJ)
25 The grace of the Lord Jesus Christ be with your spirit.(AK)
Footnotes
- Philemon 1:3 The Greek is plural; also in verses 22 and 25; elsewhere in this letter “you” is singular.
- Philemon 1:10 Onesimus means useful.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Holy Bible, New International Version®, NIV® Copyright ©1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.
NIV Reverse Interlinear Bible: English to Hebrew and English to Greek. Copyright © 2019 by Zondervan.