Isaiah 9
Complete Jewish Bible
9 (2) The people living in darkness
have seen a great light;
upon those living in the land that lies
in the shadow of death, light has dawned.
2 (3) You have enlarged the nation
and increased their joy;
they rejoice in your presence
as if rejoicing at harvest time,
the way men rejoice
when dividing up the spoil.
3 (4) For the yoke that weighed them down,
the bar across their shoulders,
and their driver’s goad
you have broken as on the day of Midyan[’s defeat].
4 (5) For all the boots of soldiers marching
and every cloak rolled in blood
is destined for burning,
fuel for the fire.
5 (6) For a child is born to us,
a son is given to us;
dominion will rest on his shoulders,
and he will be given the name
Pele-Yo‘etz El Gibbor
Avi-‘Ad Sar-Shalom
[Wonder of a Counselor, Mighty God,
Father of Eternity, Prince of Peace],
6 (7) in order to extend the dominion
and perpetuate the peace
of the throne and kingdom of David,
to secure it and sustain it
through justice and righteousness
henceforth and forever.
The zeal of Adonai-Tzva’ot
will accomplish this.
7 (8) Adonai sent a word to Ya‘akov,
and it has fallen on Isra’el.
8 (9) All the people know it,
Efrayim and the inhabitants of Shomron.
But they say in pride,
in the arrogance of their hearts,
9 (10) “The bricks have fallen,
but we will rebuild with cut stone;
the sycamore-fig trees have been chopped down,
but we will replace them with cedars.”
10 (11) So Adonai has raised up Retzin’s foes against him
and spurred on his enemies —
11 (12) Aram from the east, P’lishtim from the west;
and they devour Isra’el with an open mouth.
Even after all this, his anger remains,
his upraised hand still threatens.
12 (13) Yet the people do not turn to the one striking them,
they don’t seek Adonai-Tzva’ot.
13 (14) Therefore Adonai will cut off
Isra’el’s head and tail,
[tall] palm frond and [lowly] reed in a single day.
14 (15) The old and the honored are the head,
while prophets teaching lies are the tail.
15 (16) For those leading this people lead them astray,
and those led by them are destroyed.
16 (17) Therefore Adonai takes no joy in their young men
and has no compassion on their orphans and widows;
for everyone is ungodly and does evil,
every mouth speaks foolishly.
Even after all this, his anger remains,
his upraised hand still threatens.
17 (18) For wickedness burns like fire,
it devours briars and thorns;
it sets the forest underbrush ablaze,
with clouds of smoke whirling upward.
18 (19) The anger of Adonai-Tzva’ot
is burning up the land;
the people, too, are fuel for the fire —
no one spares even his brother.
19 (20) The one on the right grabs but stays hungry,
the one on the left eats but is unfilled.
Everyone devours his own arm’s flesh —
20 (21) M’nasheh devours Efrayim;
and Efrayim, M’nasheh;
while together they oppose Y’hudah.
Even after all this, his anger remains,
his upraised hand still threatens.
Jesaja 9
Het Boek
De Messias voorspeld
9 ‘Het volk dat in de duisternis leeft, zal een groot Licht zien, en over hen die wonen in het land waar de dood heerst, zal een Licht opgaan. 2 Want Israël zal weer groot worden gemaakt en blij zijn, zoals men in de oogsttijd blij is of zoals overwinnaars blij zijn als zij de buit verdelen. 3 Want God zal de ketens van dit volk breken en de zweep die het slaat, kapot maken zoals Hij ook deed toen grote groepen Midjanieten door Gideons kleine bende werden verslagen. 4 Op die glorieuze dag van vrede zal het oorlogstuig niet meer worden gebruikt, de met bloed doordrenkte mantels en de dreunende laars zullen worden verbrand.
5 Want een Kind is ons geboren, een Zoon werd ons gegeven en de heerschappij zal op zijn schouders rusten. Dit zullen zijn koninklijke titels zijn: Wonderbare Raadgever, Machtige God, Eeuwige Vader, Vredevorst.
6 Aan zijn vredevolle bewind zal nooit een einde komen. Vanaf de troon van zijn vader David zal Hij rechtvaardig regeren. Hij zal alle volken van de wereld rechtvaardigheid en vrede brengen. En dit alles zal gebeuren omdat de brandende liefde van de Here van de hemelse legers zich heeft voorgenomen dit te doen!
7-9 De Here heeft gesproken tot het trotse Israël, dat zegt dat het zijn land beter en mooier dan tevoren zal herbouwen, ook al is het nu een puinhoop. De wilde vijgenbomen zijn omgehakt, maar die zullen worden vervangen door ceders!
10,11 De Here antwoordt op uw grootspraak door uw vijanden tegen u in het veld te brengen. De Syriërs vanuit het oosten en de Filistijnen vanuit het westen. Zij zullen Israël gulzig verslinden. En zelfs dan zal de toorn van de Here tegen u nog niet zijn bekoeld. Zijn hand blijft dreigend opgeheven. 12 Want na al deze straffen zult u zich niet bekeren en u niet naar Hem, de Here van de hemelse legers, toekeren.
13,14 Daarom zal de Here in één dag Israël ontdoen van kop en staart, de leiders en de valse profeten. 15 Want de leiders hebben het volk langs dwaalwegen steeds verder naar de ondergang gevoerd. 16 Daarom beleeft de Here geen genoegen aan hun jonge mannen en heeft Hij zelfs geen medelijden met de weduwen en de wezen. Want zij zijn huichelaars en uit hun monden komt alleen dwaasheid. Daarom is zijn toorn nog niet bekoeld en heeft Hij zijn hand nog dreigend opgeheven. 17 Hij zal al deze verdorvenheid, deze dorens en distels, verbranden. De vlammen zullen ook de bossen in de as leggen en alles zal in rook opgaan. 18 Het land is zwartgeblakerd door dat vuur, door de toorn van de Here van de hemelse legers. Het volk valt ten prooi aan de vlammen. 19 Iedereen vecht tegen zijn broeder om zijn eten te stelen, maar niemand heeft ooit genoeg. Ten slotte zullen zij zelfs het vlees van hun verwanten eten! 20 Manasse tegen Efraïm en Efraïm tegen Manasse en die beiden tegen Juda. Zelfs door dit alles zal Gods toorn nog niet zijn bekoeld en blijft zijn hand dreigend tegen hen opgeheven.’
Copyright © 1998 by David H. Stern. All rights reserved.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.