Add parallel Print Page Options

51 “Listen to me, you pursuers of justice,
you who seek Adonai:
consider the rock from which you were cut,
the quarry from which you were dug —
consider Avraham your father
and Sarah, who gave birth to you;
in that I called him when he was only one person,
then blessed him and made him many.
For Adonai will comfort Tziyon,
will comfort all her ruined places,
will make her desert like ‘Eden,
her ‘Aravah like the garden of Adonai.
Joy and gladness will be there,
thanksgiving and the sound of music.
“Pay attention to me, my people!
My nation, listen to me!
For Torah will go out from me;
I will calm them with my justice
as a light for the peoples.
My righteousness is at hand,
my salvation goes out,
my arms will judge the peoples.
The coastlands are putting their hope in me,
trusting in my arm.

“Raise your eyes toward the skies,
look at the earth below.
The skies will vanish like smoke,
the earth will wear out like clothing.
Those living on it will die like flies;
but my salvation will be forever,
and my justice will never end.

“Listen to me, you who know justice,
you people who have my Torah in your heart:
don’t be afraid of people’s taunts,
don’t be upset by their insults.
For the moth will eat them up like clothing,
the worm will eat them like wool;
but my justice will be forever,
and my salvation for all generations.”

Awake! Awake! Arm of Adonai,
clothe yourself with strength!
Awake, as in days of old,
as in ancient generations!
Wasn’t it you who hacked Rahav to pieces,
you who pierced the sea monster?*

10 Wasn’t it you who dried up the sea,
the waters of the great deep;
you who made the sea bottom a road
for the redeemed to cross?
11 Those ransomed by Adonai will return
and come with singing to Tziyon;
on their heads will be everlasting joy.
They will acquire gladness and joy,
while sorrow and sighing will flee.

12 “I, yes I, am the one who comforts you!
Why are you afraid of a man, who must die;
of a human being, who will wither like grass?
13 You have forgotten Adonai, your maker,
who stretched out the heavens
and laid the foundations of the earth.
Instead, you are in constant fear all day
because of the oppressor’s rage,
as he prepares to destroy!
But where is the oppressor’s rage?
14 The captive will soon be set free;
he will not die and go down to Sh’ol;
on the contrary, his food supply will be secure.
15 For I am Adonai your God,
who stirs up the sea, who makes its waves roar —
Adonai-Tzva’ot is my name.
16 I have put my words in your mouth
and covered you with the shadow of my hand,
in order to plant the skies [anew],
lay the foundations of the earth [anew]
and say to Tziyon, ‘You are my people.’”

17 Awake! Awake! Stand up, Yerushalayim!
At Adonai’s hand you drank the cup of his fury;
you have drained to the dregs
the goblet of drunkenness.
18 There is no one to guide her
among all the sons she has borne.
Not one of all the children she raised
is taking her by the hand.
19 These two disasters have overcome you —
yet who will grieve with you? —
plunder and destruction, famine and sword;
by whom can I comfort you?
20 Your children lie helpless at every street corner,
like an antelope trapped in a net;
they are full of Adonai’s fury,
the rebuke of your God.
21 Therefore, please hear this in your affliction,
you who are drunk, but not with wine;
22 this is what your Lord Adonai says,
your God, who defends his people:
“Here, I have removed from your hand
the cup of drunkenness,
the goblet of my fury.
You will never drink it again.
23 I will put it in the hands of your tormentors,
who said to you, ‘Bend down, so we can trample you,’
and you flattened your back on the ground
like a street for them to walk on.”

De Here zal Israël opnieuw zegenen

51 Luister naar Mij, allen die rechtvaardigheid najagen, die de Here zoeken! Denk aan de mijn waaruit u werd gedolven en aan de rots waaruit u werd gehakt! Ja, denk aan uw voorouders Abraham en Sara van wie u afstamt. U maakt zich zorgen omdat u met zo weinigen bent, maar Abraham was helemaal alleen toen Ik hem riep. En toen Ik hem zegende, groeide hij uit tot een machtig volk.

Want de Here zal Israël opnieuw zegenen en haar woestijnen laten bloeien. Haar troosteloze wildernis zal mooi worden als de tuin van Eden. Vreugde en blijdschap, dankbaarheid en heerlijke liederen zullen daar de boventoon voeren. Luister naar Mij, mijn volk, luister, Israël, want van Mij gaat onderwijzing uit en de waarheid die Ik doe kennen, verlicht de volken. Mijn heil en gerechtigheid zijn in aantocht, uw redding is nabij. Ik zal de volken regeren, zelfs de eilanden verwachten Mij en verlangen naar mijn krachtig optreden. Kijk omhoog naar de hemel en naar de aarde onder uw voeten, want de hemel zal als rook verdwijnen, de aarde verslijt als een kledingstuk en de aardbewoners zullen als vliegen sterven. Maar mijn redding geldt voor eeuwig, mijn rechtvaardig bewind zal nooit sterven of eindigen. Luister naar Mij, u die het verschil tussen goed en kwaad kent en die mijn wet in uw hart draagt. Wees niet bang voor verachting door de mensen of voor hun bespottingen. Want de mot zal hen vernietigen als kledingstukken, de worm zal hen opeten als wol, maar mijn gerechtigheid en heil zullen eeuwig duren, mijn reddend heil van generatie op generatie.

Toon op dit moment uw kracht, o Here. Laat U zien als in de dagen van weleer toen U Egypte, de draak van de Nijl, versloeg. 10 Bent U vandaag niet dezelfde machtige God die de zee drooglegde en er een pad doorheen maakte voor hen die U had bevrijd? 11 Zo zullen al de vrijgekochten van de Here naar Sion huiswaarts kunnen gaan, liederen van eeuwige vreugde zingend. In de stad zullen zorgen en verdriet tot het verleden behoren, alleen vreugde en blijdschap zullen daar heersen.

12 Ik, Ik ben het die u troost en deze vreugde geeft. Waarom bent u bang voor gewone stervelingen? Die verdorren als gras en verdwijnen. 13 Dat komt omdat u de Here, uw maker, vergeet. Hij heeft de sterren over de hemel verspreid en de aarde gemaakt. Blijft u bang voor onderdrukking door mensen en leeft u de hele dag in angst voor hun woede? Waar zijn die belagers en hun woede dan? 14 Binnenkort, al heel snel, zult u, gevangenen, worden vrijgelaten. De kerker, verhongering en dood zullen uw lot niet zijn. 15 Want Ik ben de Here uw God, de Here van de hemelse legers, die dwars door de zee voor u een pad maakte, een droge doorgang tussen de hoge golven. 16 En Ik heb mijn woorden in uw mond gelegd en Ik bracht u in veiligheid, geborgen in de holte van mijn hand. Ik plantte de hemelen op hun plaats en vormde de hele aarde. Ik zeg tegen Israël: ‘U bent mijn volk!’ 17 Word wakker, word wakker, Jeruzalem! U hebt genoeg gedronken uit de beker van Gods toorn. U hebt hem tot de laatste druppel leeggedronken en raakte geheel bedwelmd. 18 Geen van haar zonen heeft het overleefd om haar te helpen of te vertellen wat zij moet doen. 19 Deze twee dingen troffen u: vertwijfeling en verwoesting. Ja, honger en het zwaard. Wie van uw vrienden is overgebleven? Wie zal u nu nog troosten? 20 Want uw zonen zijn bezweken en liggen in de straten, hulpeloos als wilde geiten die in een valkuil zijn gelopen. De Here heeft zijn toorn en bestraffing over hen uitgegoten. 21 Maar luister, onderdrukten—vol zorgen en wankelend, maar niet van de sterke drank— 22 want dit zegt de Here uw God, die voor zijn volk zorgt: ‘Kijk, Ik neem de vreselijke beker uit uw handen, u hoeft niet langer van mijn toorn te drinken, het is voorbij. 23 Maar Ik zal die beker in handen geven van hen die u martelden en uw zielen in het stof vertrapten en die over u heen liepen.’