Yehudim in Moshiach 13
Orthodox Jewish Bible
13 Let ahavat achim (brotherly love) continue.
2 Do not neglect hachnosas orchim (hospitality), for by this some without having da’as of it, have entertained malachim.
3 Have zikaron of the prisoners in the beis hasohar, as if having been bound with sharsherot (chains) with them; and those being tortured as though you were also.
4 Let the marriage Chuppah have respect in the eyes of all, and let the marriage bed be undefiled, for those guilty of gilui arayot (sexual immorality) and no’afim (adulterers), Hashem will judge.
5 Fier zich (comport oneself) in your derech free of chamdanut (covetousness), being content with what you have, for He Himself has said, LO ARPECHA V’LO E’EZVECHA ("I will never desert you, nor will I ever forsake you” DEVARIM 31:6,8; YEHOSHUA 1:5),
6 So that we say with bitachon, HASHEM LI my helper, LO IRA MAH YA’ASEH LI ADAM ("The L-rd is my helper, I will not be afraid. What shall man do to me?"—TEHILLIM 118:6)?
7 Remember your manhigim and be machshiv (respect) and mechabed (honor) those who spoke to you the dvar Hashem; and considering the toitzaa (outcome) of their derech, imitate their Emunah.
8 Yehoshua—Rebbe, Melech HaMoshiach, the same etmol, hayom, ul’Olamim.
9 Do not be carried away by various torot zarot; for it is tov for the lev to be given chizzuk by the Chen v’Chesed Hashem, not by okhel through which those who were thus occupied were not benefited.
10 We have a Mizbe’ach from which those who serve the Mishkan have no right to eat.
11 For the zevakhim whose dahm is brought into the Kodesh HaKodashim by the Kohen Gadol as a Kapparat HaChet are burned outside the makhaneh (camp).
12 Therefore, Yehoshua also, that he might make the Am Brit kadoshim through his own dahm, suffered outside the sha’ar.
13 So then, let us go out to him outside the makhaneh, bearing the reproach of Rebbe, Melech HaMoshiach.
14 For we do not have here a lasting Ir HaKodesh, but we seek one to come.
15 By him, therefore, let us offer up a zevach todah to Hashem continually, that is, the fruit of our lips, giving hodayah (thanksgiving) to SHMO (“HIS NAME” ZECHARIAH 6:11-12; 3:8).
16 But do not drift away from ma’asim tovim and sharing; for with such zevakhim Hashem is well pleased.
17 Obey your manhigim and submit to them; for they are being shomer over your neshamot, as those who have achraius (answerability, accountability) [to Hashem]. Let them do so with simcha and not with agmat nefesh, for that would not be profitable for you.
18 Daven tefillos for us, for we are persuaded that we have a clear matzpun (conscience) in everything, wishing to conduct ourselves commendably in all things.
19 And I urge you all the more to do this, that I may be restored to you more quickly.
20 Now the Elohei Hashalom, who brought up in the Techiyas HaMoshiach, HaRo’eh HaTzon HaGadol, through the Dahm Brit Olam, even Adoneinu,
21 May He equip you with every ma’aseh tov in order to do His ratzon, working in us that which is well pleasing in His sight through Rebbe, Melech HaMoshiach Yehoshua, to whom be kavod l’Olemei Olamim. Omein.
22 Now I urge you, Achim b’Moshiach, bear with this dvar hachizzuk, for indeed an iggeret I have written you bekitzur (briefly, concisely).
23 Have da’as that our Ach b’Moshiach Timotiyos has been released, with whom if he comes shortly, I will see you.
24 Shalom greetings to all your manhigim and all the kadoshim. The ones from Italy send shalom greetings to you.
25 Chen v’Chesed Hashem be with all of you. [T.N. MJ 4:15 "tempted in every way as we are, yet without chet." means chet as inborn and immemorial yetzer hara evil inclination which is Chet Kadmon Original Sin whose power and control is passed down to Bnei Adam from Adam, Ro3:9; Ro 5:12-see pages vii-ix on Moshiach Immanu-El Ben HaAlmah uncontaminated by Chet Kadmon].
Hebreeën 13
BasisBijbel
Goede raad
13 Broeders en zusters, houd altijd van elkaar.[a] 2 Vergeet niet om gastvrij te zijn. Want sommige mensen hebben engelen op bezoek gehad, zonder dat ze het wisten.[b] 3 Denk aan de gevangenen, alsof jullie zelf met hen gevangen zaten. Denk aan de mensen die worden mishandeld. Vergeet niet dat jullie hetzelfde kan overkomen! 4 Denk eraan dat het huwelijk iets heel kostbaars is. Ga hierin dus goed met elkaar om en wees niet ontrouw aan je eigen man of vrouw. Want God zal de mensen straffen die hierin verkeerde dingen doen. 5 Wees niet hebzuchtig, maar wees tevreden met wat jullie hebben. Want God heeft gezegd: "Ik zal je nooit in de steek laten. Ik zal je nooit verlaten." 6 Daarom kunnen we vol vertrouwen zeggen: "De Heer zal mij altijd helpen. Daarom hoef ik nooit bang te zijn voor wat mensen mij kunnen aandoen." 7 Zorg goed voor jullie leiders in de gemeente, want zij hebben jullie Gods woord geleerd. Let goed op hoe ze leven en neem hun geloof als voorbeeld voor jezelf.
8 Jezus Christus is gisteren, vandaag en voor eeuwig Dezelfde.
Houd vast aan het geloof
9 Geloof niet allerlei vreemde dingen die mensen jullie willen leren. Want jullie moeten vertrouwen op Gods liefdevolle goedheid, niet op allerlei regels die met het eten te maken hebben. Want de mensen die op zulke regels vertrouwden, hebben daar helemaal niets aan gehad.[c] 10 Wij hebben een nieuw altaar.[d] De mensen die God nog volgens de oude regels dienen, mogen niet eten van het offer op dat nieuwe altaar. 11 Volgens de oude regels wordt eerst een dier geslacht als offer voor de ongehoorzaamheid van de mensen. Daarna wordt het bloed van dat dier door de hogepriester in het heiligdom gebracht. Maar het lichaam van het dier wordt buiten de stad verbrand. 12 Daarom heeft Jezus ook buiten de stad geleden aan het kruis. Door zijn bloed mogen de mensen bij God horen. 13 En omdat Hij buiten de stad leed, moeten ook wij naar Hem toegaan, de stad uit,[e] en samen met Hem lijden. 14 Want we hebben hier geen eigen stad, maar we kijken uit naar de stad die nog zal komen.[f]
Slot
15 Laten we Hem dus aldoor prijzen. Onze woorden van dankbaarheid en van geloof zijn ons offer aan Hem in wie wij geloven. 16 Verder brengen we Hem offers door vriendelijk, gul en goed te zijn voor andere mensen. Dat zijn offers waar God blij mee is.
17 Gehoorzaam de leiders in jullie gemeente. Want zij moeten ervoor zorgen dat het goed met jullie gaat. Zij zijn verantwoordelijk voor wat ze voor jullie hebben gedaan. Zorg ervoor dat ze jullie met blijdschap kunnen leiden, en niet met veel gezucht omdat jullie niet willen luisteren. Want als jullie niet naar hen luisteren, heeft het geen zin wat ze doen.
18 Bid voor ons. Wij geloven dat we een goed geweten hebben, want we doen altijd ons best om in alles het goede te doen. 19 Ik vraag jullie dringend om voor ons te bidden. Want dan zal ik eerder bij jullie terug kunnen komen.
20 God is de God van vrede. Hij heeft de Heer Jezus, de grote Herder van de schapen, uit de dood teruggeroepen. Hij deed dat vanwege het bloed waarmee Hij een eeuwig verbond sloot.[g] 21 Ik bid dat deze God jullie geschikt zal maken om alles te doen wat Hij van jullie vraagt. Hij zal door middel van Jezus Christus in jullie werken. Alle eer is voor Hem, voor eeuwig. Amen! Zo is het!
22 Ik moedig jullie aan, broeders en zusters, om goed te luisteren naar wat ik jullie heb geschreven. Ik heb geprobeerd het zo kort mogelijk te houden.
23 Weten jullie al dat broeder Timoteüs is vrijgelaten? Als hij snel hier is, zullen we samen naar jullie reizen. 24 Doe aan al jullie leiders in de gemeente de groeten van ons, en ook aan alle gelovigen. De broeders en zusters in Italië doen jullie de groeten. 25 Ik bid dat God in alles goed voor jullie zal zijn.
Footnotes
- Hebreeën 13:1 In 1 Korintiërs 13 is te lezen wat voor liefde de schrijver bedoelt.
- Hebreeën 13:2 Zoals bijvoorbeeld in het verhaal van Lot in Genesis 19.
- Hebreeën 13:9 De schrijver bedoelt hier de regels van de wet van Mozes die gaan over rein en onrein eten, en over de verschillende offers die gegeten werden. De mensen hebben daar niets aan gehad, omdat ze er niet door gered werden.
- Hebreeën 13:10 Met dat 'nieuwe altaar' wordt Jezus bedoeld. De Joden die nog leefden volgens de regels van het oude verbond, aten van het vlees van het dier dat op het altaar werd geofferd. Maar zij mochten niet 'eten' van het 'nieuwe altaar' van het nieuwe verbond. Jezus kon hun niets geven. En dat is nog steeds zo. Ze moeten eerst overgaan naar het nieuwe verbond. (Lees ook Johannes 6:53-56)
- Hebreeën 13:13 Waarschijnlijk wordt met die 'stad' de oude manier van leven bedoeld, de manier waarop de ongelovige mensen leven. Wie in Jezus is gaan geloven, moet zijn oude manier van leven verlaten.
- Hebreeën 13:14 Die stad is het hemelse Jeruzalem. Lees ook Filippenzen 3:20.
- Hebreeën 13:20 Lees Matteüs 26:27 en 28.
Copyright © 2002, 2003, 2008, 2010, 2011 by Artists for Israel International
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016