Add parallel Print Page Options

Inleiding

Dit is een brief van Paulus. Ik ben een dienaar van God en een boodschapper van Jezus Christus. Het is mijn taak om het geloof te brengen aan de mensen die door God zijn uitgekozen. Hen moet ik de waarheid van het geloof leren waarmee we God dienen. Want door die waarheid kunnen we het eeuwige leven krijgen dat God heeft beloofd. God beloofde dat eeuwige leven al aan het begin van de tijd. En God kan niet liegen! En toen de juiste tijd gekomen was, heeft Hij dit goede nieuws bekend gemaakt. En God onze Redder gaf mij de taak om dat goede nieuws aan de mensen te vertellen.

Ik schrijf deze brief aan Titus, die mijn zoon is[a] in het geloof dat wij allebei hebben. Ik bid dat God de Vader in alles goed voor je zal zijn. En dat je vol zal zijn van de vrede van God de Vader en van Jezus Christus, onze Redder.

De taak van Titus

Ik heb je met een taak op Kreta achtergelaten. Ik wilde dat je daar een aantal dingen in de gemeenten daar nog in orde zou maken. Ook wilde ik dat je in alle steden mensen zou aanwijzen die de gemeenten kunnen leiden.

Alleen mannen van wie niets slechts gezegd kan worden, mogen leider worden. Ze mogen maar één vrouw hebben. Ze moeten gelovige kinderen hebben die gehoorzaam zijn aan hun ouders en niet er maar op los leven. Want van leiders mag niets slechts gezegd kunnen worden. Ze moeten immers het huis van God leiden. Ze mogen niet eigenwijs, driftig, aan wijn verslaafd of hebzuchtig zijn. Maar ze moeten gastvrij, eerlijk, verstandig, goed, gelovig, trouw aan hun vrouw en fatsoenlijk zijn. Ze moeten zich houden aan de waarheid van Gods woord zoals het hun geleerd is. Want dan kunnen ze ook andere mensen in het geloof opvoeden en opbouwen. Ook zullen ze dan een goed antwoord hebben aan de mensen die niet willen gehoorzamen. 10 Want heel veel mensen zullen niet naar hen willen luisteren. Met hun praatjes leren ze de mensen verkeerde dingen. Vooral de Joden doen dat. 11 Je moet zulke mensen de mond snoeren. Ze proberen zelf rijk te worden van de verkeerde dingen die ze de mensen leren. En zo verwoesten ze hele gezinnen. 12 Iemand van hun eigen profeten heeft gezegd: "Kretenzers zijn altijd leugenaars. Het zijn luie varkens die zich volvreten." 13 En dat is waar. Daarom moet je streng voor hen zijn. Dan zullen ze een gezond geloof krijgen. 14 Dan zullen ze niet langer luisteren naar Joodse verzinsels en naar regels van mensen die zich niet langer aan de waarheid van Gods woord houden. 15 Voor mensen die een gelovig en zuiver hart hebben, is alles zuiver. Maar voor mensen die een ongelovig en bedorven hart hebben, is niets zuiver. Dat komt doordat hun hele denken en hun hele geweten bedorven zijn. 16 Ze zeggen dat ze God kennen. Maar aan wat ze doen, is te zien dat dat niet waar is. Het zijn walgelijke, ongehoorzame mensen die nergens voor deugen.

Footnotes

  1. Titus 1:3 Titus is niet echt een zoon van Paulus. Paulus bedoelt dat hij Titus in het geloof heeft opgevoed. Vandaar: 'een zoon in het geloof'.

Paul, a servant of God(A) and an apostle(B) of Jesus Christ to further the faith of God’s elect and their knowledge of the truth(C) that leads to godliness(D) in the hope of eternal life,(E) which God, who does not lie,(F) promised before the beginning of time,(G) and which now at his appointed season(H) he has brought to light(I) through the preaching entrusted to me(J) by the command of God(K) our Savior,(L)

To Titus,(M) my true son(N) in our common faith:

Grace and peace from God the Father and Christ Jesus our Savior.(O)

Appointing Elders Who Love What Is Good(P)

The reason I left you in Crete(Q) was that you might put in order what was left unfinished and appoint[a] elders(R) in every town, as I directed you. An elder must be blameless,(S) faithful to his wife, a man whose children believe[b] and are not open to the charge of being wild and disobedient. Since an overseer(T) manages God’s household,(U) he must be blameless—not overbearing, not quick-tempered, not given to drunkenness, not violent, not pursuing dishonest gain.(V) Rather, he must be hospitable,(W) one who loves what is good,(X) who is self-controlled,(Y) upright, holy and disciplined. He must hold firmly(Z) to the trustworthy message as it has been taught, so that he can encourage others by sound doctrine(AA) and refute those who oppose it.

Rebuking Those Who Fail to Do Good

10 For there are many rebellious people, full of meaningless talk(AB) and deception, especially those of the circumcision group.(AC) 11 They must be silenced, because they are disrupting whole households(AD) by teaching things they ought not to teach—and that for the sake of dishonest gain. 12 One of Crete’s own prophets(AE) has said it: “Cretans(AF) are always liars, evil brutes, lazy gluttons.”[c] 13 This saying is true. Therefore rebuke(AG) them sharply, so that they will be sound in the faith(AH) 14 and will pay no attention to Jewish myths(AI) or to the merely human commands(AJ) of those who reject the truth.(AK) 15 To the pure, all things are pure,(AL) but to those who are corrupted and do not believe, nothing is pure.(AM) In fact, both their minds and consciences are corrupted.(AN) 16 They claim to know God, but by their actions they deny him.(AO) They are detestable, disobedient and unfit for doing anything good.(AP)

Footnotes

  1. Titus 1:5 Or ordain
  2. Titus 1:6 Or children are trustworthy
  3. Titus 1:12 From the Cretan philosopher Epimenides