Add parallel Print Page Options

23 Wanneer u bij een hooggeplaatste aan tafel zit, let dan op wat u wordt voorgezet.
Beheers u als u een liefhebber van lekker eten bent,
laat u niet het hoofd op hol brengen door dat heerlijke eten, want weelde is maar al te verlokkelijk.
Doe geen moeite rijk te worden, u kunt uw gaven beter voor iets anders gebruiken.
Staar u niet blind op rijkdom, die in feite niets voorstelt. Rijkdom is ook maar vergankelijk. Zoals een vogel opvliegt, kan het weer verdwijnen.
Eet niet bij een vrekkig en jaloers mens, staar u niet blind op al zijn heerlijke eten.
Hij houdt zijn gedachten voor zichzelf en al nodigt hij u vriendelijk uit, in zijn hart meent hij dat niet.
U zou er spijt van krijgen dat u daar gegeten hebt en uw vriendelijke woorden zouden zijn verspild.
Praat niet tegen een dwaas, want hij heeft geen enkele waardering voor de wijsheid van uw woorden.
10 Houd u aan de morele grenzen die al van oudsher gelden en blijf van de bezittingen van wezen af.
11 Want God, hun Verlosser, is sterk, Hij zal hen tegen u in bescherming nemen.
12 Open uw hart voor wijze lessen en spits uw oren als er verstandig wordt gesproken.
13 Aarzel niet een jongen te straffen, van een pak slaag gaat hij echt niet dood.
14 Door hem af en toe te straffen kunt u hem voor de ondergang behoeden.
15 Mijn zoon! Reken maar dat ik blij ben als ik zie dat je je verstandig gedraagt.
16 Als ik je oprechte dingen hoor zeggen, zindert de blijdschap door mij heen.
17 Wind je niet op over zondaars, leef voortdurend in eerbiedig ontzag voor de Here.
18 Want je kunt er zeker van zijn dat je een beloning wacht, je komt niet bedrogen uit als je op God vertrouwt.
19 Luister goed, mijn jongen! Wees verstandig en richt je volledig op Gods wil voor je leven.
20 Houd je afzijdig van drinkebroers en veelvraten,
21 want dat soort mensen staat armoede te wachten, hun roes brengt hen tot de bedelstaf.
22 Luister naar je vader die je heeft verwekt, en kijk niet op je moeder neer, wanneer zij oud geworden is.
23 Maak je de waarheid eigen tot elke prijs en houd haar, koste wat het kost, vast. Hetzelfde geldt voor wijsheid, onderwijzing en verstand.
24 Een rechtvaardige zoon doet zijn vader enorm veel plezier. Wie een wijze zoon krijgt, mag blij en dankbaar zijn.
25 Maak je vader blij en ook je moeder die jou ter wereld bracht.
26 Mijn zoon, stel je hart voor mij open en let goed op hoe ik leef.
27 Want een hoer is een diepe, verraderlijke gracht en een vrouw die niet van jou is, is een smalle put waaruit geen ontsnapping mogelijk is.
28 Als een rover loert zij rond en zij is de oorzaak dat velen God ontrouw worden.
29 Wie klagen steen en been? Wie maken doorlopend ruzie en raken zonder reden verwond? Wie bekijken de wereld door roodomrande ogen?
30 Dat zijn de mensen die zich tot in de kleine uurtjes te buiten gaan aan wijn en sterke drank.
31 Verlang niet naar de wijn, die rood fonkelt en heerlijk geurt in de beker, die drinkt wel heel gemakkelijk,
32 maar bijt uiteindelijk als een slang en spuwt gif als een adder.
33 Dan ga je kijken naar dingen die niet van jou zijn, en je mond zal vuile taal spuien.
34 Je voelt je dan alsof je op een schip bent en alles draait om je heen.
35 Je zult zeggen: ‘Ze hebben me geslagen en op me losgebeukt zonder dat ik iets merkte. Wanneer word ik weer wakker? Ik ben hard toe aan een slokje wijn.’

Saying 7

23 When you sit to dine with a ruler,
    note well what[a] is before you,
and put a knife to your throat
    if you are given to gluttony.
Do not crave his delicacies,(A)
    for that food is deceptive.

Saying 8

Do not wear yourself out to get rich;
    do not trust your own cleverness.
Cast but a glance at riches, and they are gone,(B)
    for they will surely sprout wings
    and fly off to the sky like an eagle.(C)

Saying 9

Do not eat the food of a begrudging host,
    do not crave his delicacies;(D)
for he is the kind of person
    who is always thinking about the cost.[b]
“Eat and drink,” he says to you,
    but his heart is not with you.
You will vomit up the little you have eaten
    and will have wasted your compliments.

Saying 10

Do not speak to fools,
    for they will scorn your prudent words.(E)

Saying 11

10 Do not move an ancient boundary stone(F)
    or encroach on the fields of the fatherless,
11 for their Defender(G) is strong;(H)
    he will take up their case against you.(I)

Saying 12

12 Apply your heart to instruction(J)
    and your ears to words of knowledge.

Saying 13

13 Do not withhold discipline from a child;
    if you punish them with the rod, they will not die.
14 Punish them with the rod
    and save them from death.(K)

Saying 14

15 My son, if your heart is wise,
    then my heart will be glad indeed;
16 my inmost being will rejoice
    when your lips speak what is right.(L)

Saying 15

17 Do not let your heart envy(M) sinners,
    but always be zealous for the fear of the Lord.
18 There is surely a future hope for you,
    and your hope will not be cut off.(N)

Saying 16

19 Listen, my son,(O) and be wise,
    and set your heart on the right path:
20 Do not join those who drink too much wine(P)
    or gorge themselves on meat,
21 for drunkards and gluttons become poor,(Q)
    and drowsiness clothes them in rags.

Saying 17

22 Listen to your father, who gave you life,
    and do not despise your mother when she is old.(R)
23 Buy the truth and do not sell it—
    wisdom, instruction and insight as well.(S)
24 The father of a righteous child has great joy;
    a man who fathers a wise son rejoices in him.(T)
25 May your father and mother rejoice;
    may she who gave you birth be joyful!(U)

Saying 18

26 My son,(V) give me your heart
    and let your eyes delight in my ways,(W)
27 for an adulterous woman is a deep pit,(X)
    and a wayward wife is a narrow well.
28 Like a bandit she lies in wait(Y)
    and multiplies the unfaithful among men.

Saying 19

29 Who has woe? Who has sorrow?
    Who has strife? Who has complaints?
    Who has needless bruises? Who has bloodshot eyes?
30 Those who linger over wine,(Z)
    who go to sample bowls of mixed wine.
31 Do not gaze at wine when it is red,
    when it sparkles in the cup,
    when it goes down smoothly!
32 In the end it bites like a snake
    and poisons like a viper.
33 Your eyes will see strange sights,
    and your mind will imagine confusing things.
34 You will be like one sleeping on the high seas,
    lying on top of the rigging.
35 “They hit me,” you will say, “but I’m not hurt!
    They beat me, but I don’t feel it!
When will I wake up
    so I can find another drink?”(AA)

Footnotes

  1. Proverbs 23:1 Or who
  2. Proverbs 23:7 Or for as he thinks within himself, / so he is; or for as he puts on a feast, / so he is