Add parallel Print Page Options

17 Een stuk droog brood, in alle rust gegeten, is beter dan een overvloedige maaltijd waar ruzie heerst.
Een verstandige knecht heeft zeggenschap over een onverstandige zoon en wordt beloond met een deel van de erfenis.
Zilver wordt gezuiverd in een smeltkroes, goud in een smeltoven, maar alleen de Here weet wat in een mensenhart leeft.
Een boosdoener luistert naar kwade plannen en een leugenaar naar leugens.
Wie een arme in het nauw drijft of bespot, kwetst op die manier diens Schepper, leedvermaak blijft niet ongestraft.
Het sieraad van oude mensen zijn hun kleinkinderen en het sieraad van de kinderen zijn hun ouders.
Zoals goede woorden niet passen bij een dwaas, past ook de leugen niet bij een prins.
Een geschenk is prettig voor degene die het krijgt, maar ook de gever heeft er voordeel van.
Wie fouten vergeeft, maakt vrienden. Maar wie oude koeien uit de sloot haalt, raakt zelfs zijn beste vriend kwijt.
10 Het levert meer op een verstandige te berispen dan een dwaas honderdmaal te slaan.
11 Een onhandelbaar mens koestert kwade plannen, daarom stort God hem in het verderf.
12 Je kunt beter een berin tegenkomen die haar jong kwijt is, dan een dwaas die zijn woede de vrije loop laat.
13 Wie goed met kwaad vergeldt, brengt straf over zichzelf en zijn familie.
14 Het begin van een ruzie is als een dijk die doorbreekt, bemoei u er dus niet mee, voordat u en anderen er in worden gemengd.
15 De Here verafschuwt wie de goddeloze rechtvaardigt en ook wie de rechtvaardige schuldig verklaart.
16 De dwaas heeft weliswaar geld genoeg om wijsheid te kunnen kopen, maar hij heeft er niets aan. Het ontbreekt hem gewoon aan verstand.
17 Een echte vriend blijft altijd een vriend en in de tegenspoed blijkt de ware vriendschap.
18 Alleen een onverstandige stelt zich met een handslag borg voor zijn naaste.
19 Wie van ruzie en onenigheid houdt, geeft blijk van liefde voor de zonde. Wie boven zijn stand leeft, staat een diepe val te wachten.
20 Wie onbetrouwbaar is, kan niet gelukkig worden. Wie zondigt door wat hij zegt, stort zich in het ongeluk.
21 Wie een zot verwekt, zal dat berouwen en er is weinig vreugde weggelegd voor de vader van een dwaas.
22 Een blij hart doet het lichaam goed, maar een ontmoedigde geest maakt ziek.
23 De goddeloze laat zich omkopen om het recht geweld aan te doen.
24 Een verstandig mens is aan zijn gezicht te herkennen, maar de ogen van een dwaas dwalen alle kanten op.
25 Een onverstandige zoon doet zijn vader verdriet, hij is een bitter verdriet voor haar die hem ter wereld bracht.
26 Het is al niet in de haak een rechtvaardige te beboeten, laat staan een prins te laten slaan.
27 Iemand die zijn verstand goed gebruikt, houdt zijn tong in bedwang, hij is bedachtzaam en scherpzinnig.
28 Want een dwaas die zijn mond houdt, wordt voor wijs gehouden. Zolang hij zijn mond houdt, denkt men dat hij verstandig is.

17 Better a dry crust with peace and quiet
    than a house full of feasting, with strife.(A)

A prudent servant will rule over a disgraceful son
    and will share the inheritance as one of the family.

The crucible for silver and the furnace for gold,(B)
    but the Lord tests the heart.(C)

A wicked person listens to deceitful lips;
    a liar pays attention to a destructive tongue.

Whoever mocks the poor(D) shows contempt for their Maker;(E)
    whoever gloats over disaster(F) will not go unpunished.(G)

Children’s children(H) are a crown to the aged,
    and parents are the pride of their children.

Eloquent lips are unsuited to a godless fool—
    how much worse lying lips to a ruler!(I)

A bribe is seen as a charm by the one who gives it;
    they think success will come at every turn.(J)

Whoever would foster love covers over an offense,(K)
    but whoever repeats the matter separates close friends.(L)

10 A rebuke impresses a discerning person
    more than a hundred lashes a fool.

11 Evildoers foster rebellion against God;
    the messenger of death will be sent against them.

12 Better to meet a bear robbed of her cubs
    than a fool bent on folly.(M)

13 Evil will never leave the house
    of one who pays back evil(N) for good.(O)

14 Starting a quarrel is like breaching a dam;
    so drop the matter before a dispute breaks out.(P)

15 Acquitting the guilty and condemning the innocent(Q)
    the Lord detests them both.(R)

16 Why should fools have money in hand to buy wisdom,
    when they are not able to understand it?(S)

17 A friend loves at all times,
    and a brother is born for a time of adversity.(T)

18 One who has no sense shakes hands in pledge
    and puts up security for a neighbor.(U)

19 Whoever loves a quarrel loves sin;
    whoever builds a high gate invites destruction.

20 One whose heart is corrupt does not prosper;
    one whose tongue is perverse falls into trouble.

21 To have a fool for a child brings grief;
    there is no joy for the parent of a godless fool.(V)

22 A cheerful heart is good medicine,
    but a crushed(W) spirit dries up the bones.(X)

23 The wicked accept bribes(Y) in secret
    to pervert the course of justice.(Z)

24 A discerning person keeps wisdom in view,
    but a fool’s eyes(AA) wander to the ends of the earth.

25 A foolish son brings grief to his father
    and bitterness to the mother who bore him.(AB)

26 If imposing a fine on the innocent is not good,(AC)
    surely to flog honest officials is not right.

27 The one who has knowledge uses words with restraint,(AD)
    and whoever has understanding is even-tempered.(AE)

28 Even fools are thought wise if they keep silent,
    and discerning if they hold their tongues.(AF)