Add parallel Print Page Options

Spreuken van Salomo (vervolg)

11 De Heer haat het als je mensen bedriegt met je weegschaal.
Maar Hij is blij als je zuivere gewichten gebruikt.

Overmoedige mensen staan uiteindelijk voor schut.
Daarom is het wijs om bescheiden te zijn.

Eerlijke mensen laten zich leiden door hun eerlijkheid.
Maar met oneerlijke mensen loopt het door hun oneerlijkheid slecht af.

Rijkdom helpt je niets als God je gaat straffen.
Maar als je leeft zoals Hij het wil, redt dat je van de dood.

De eerlijkheid van een goed mens zorgt ervoor dat het goed met hem gaat.
Maar met slechte mensen loopt het door hun eigen slechtheid verkeerd af.

Als je leeft zoals God het wil, word je gered.
Maar mensen die hun eigen verlangens najagen, komen daardoor ten val.

Als een slecht mens sterft, heeft hij niets meer te verwachten.
Hij heeft geen enkele hoop meer.

Een goed mens wordt uit zijn moeilijkheden gered.
Daarna moet een slecht mens zijn plaats innemen.

De woorden van een slecht mens storten andere mensen in het ongeluk.
Maar goede mensen worden door hun wijsheid gered.

10 Als het goed gaat met de eerlijke mensen in de stad, is iedereen blij.
Als het slecht afloopt met de slechte mensen, wordt er gejuicht.

11 Door goede mensen gaat het goed met de hele stad.
Maar slechte mensen brengen de stad alleen maar ellende.

12 Een dwaas scheldt andere mensen uit.
Een verstandig mens zwijgt.

13 Als je praatjes rondstrooit over anderen, verraad je geheimen.
Maar een betrouwbaar mens kan geheimen bewaren.

14 Als er geen goede leiding is, loopt het slecht af met het land.
Maar als veel mensen goede raad geven, is er redding.

15 Als je borgstaat voor iemand die je niet kent, loopt het slecht met je af.
Doe het niet! Dan ben je veilig.

16 Een mooie vrouw houdt net zo vast aan haar eer,
als een gewelddadig mens aan zijn rijkdom.

17 Als je goed doet, doe je jezelf goed.
Maar als je met niemand medelijden hebt, doe je in feite jezelf kwaad.

18 Wat een slecht mens verdient met zijn slechtheid, zal weer verdwijnen.
Maar de beloning van een goed mens blijft bestaan.

19 Als je probeert te leven zoals God het wil, zul je leven.
Maar als je altijd slechte dingen doet, wordt dat uiteindelijk je dood.

20 De Heer haat het als mensen onbetrouwbaar zijn.
Maar Hij is blij met mensen die leven zoals Hij het wil.

21 Het staat vast: slechte mensen zullen altijd hun straf krijgen.
Maar zelfs de kinderen van eerlijke mensen zullen altijd worden gered.

22 Een mooie vrouw zonder verstand
is als een gouden ring in de neus van een varken.

23 Goede mensen willen alleen het goede doen.
Maar slechte mensen hebben alleen maar straf te verwachten.

24 Mensen die gul zijn, krijgen steeds meer.
Maar mensen die alles voor zichzelf willen houden, komen altijd tekort.

25 Als je goed bent voor anderen, zal het ook met jou goed gaan.
Als je anderen helpt, zul je zelf ook geholpen worden.

26 Als je je oogst voor jezelf houdt, vervloeken de mensen je.
Maar als je je oogst verkoopt, zijn de mensen blij met je.

27 Als je probeert om altijd het goede te doen, zal God goed voor je zijn.
Maar als je altijd kwaad wil doen, zal het kwaad je treffen.

28 Als je op je rijkdom vertrouwt, zul je vallen als een dor blad.
Maar als je op God vertrouwt, zul je groeien als een sterke plant.

29 Als je je gezin in het ongeluk stort, zul je uiteindelijk niets meer hebben.
En een dwaas wordt de slaaf van iemand die wijzer is.

30 Een goed mens is voor anderen als de vrucht van de levensboom.
Een wijs mens zorgt ervoor dat de mensen van hem houden.

31 Goede mensen krijgen wat ze hebben verdiend.
Maar reken maar: de slechte mensen óók!

11 De Here verafschuwt een weegschaal waaraan geknoeid is, maar een zuiver gewicht is goed in zijn ogen.
Op trots volgt altijd schande, op nederigheid volgt wijsheid.
De oprechtheid is een betrouwbare gids voor een eerlijk mens, maar trouwelozen gaan te gronde aan hun eigen slechtheid.
Aardse bezittingen helpen niet tegen Gods woede, alleen oprechtheid is voor Hem van waarde.
De rechtvaardigheid van een oprecht mens maakt hem duidelijk welke weg hij moet gaan, maar de goddeloosheid van een goddeloos mens brengt hem ten val.
Eerlijke mensen worden gered door hun oprechtheid, maar oneerlijke mensen raken verstrikt in hun slechtheid.
Wanneer een goddeloos mens sterft, komt een eind aan al zijn verwachtingen en ook zijn grootste hoop laat hem in de steek.
De rechtvaardige wordt uit de verdrukking bevrijd, waarna de goddeloze zijn plaats inneemt.
De huichelaar brengt met zijn woorden zijn naaste ten val, maar de rechtvaardige wordt door wijsheid gered.
10 De inwoners van een stad zijn blij dat het de rechtvaardigen goed gaat en als de goddelozen ten val komen, gaat een gejuich op.
11 Oprechte mensen zijn een zegen voor een stad en doen die groeien en bloeien, de invloed van goddelozen is echter vernietigend.
12 Een mens zonder verstand kijkt op zijn naaste neer, maar een verstandig man houdt zijn mond.
13 Wie roddels verspreidt, maakt geheimen bekend, maar een tactvol en betrouwbaar mens bedekt zoʼn zaak.
14 Wordt een land niet verstandig geregeerd, dan zet het verval in, met veel goede adviseurs blijft een land echter welvarend.
15 Als iemand zich voor een onbekende heeft borggesteld, zal hem dat zeker opbreken. Om een onbezorgd leven te leiden, kan men zich beter niet garant stellen.
16 Een vrouw krijgt eer door haar bevalligheid, een man krijgt rijkdom door zijn kracht.
17 Een zachtaardig en vriendelijk mens doet zichzelf goed, maar een wreed mens schaadt zichzelf.
18 Alles wat een goddeloze doet, is nutteloos, maar er is een beloning voor hem die goed doet.
19 Zo leidt de gerechtigheid naar het leven, terwijl de boosdoener zichzelf de dood injaagt.
20 De Here verafschuwt slechte mensen, maar wie oprecht leeft, vindt genade in zijn ogen.
21 De boosdoener en zijn nageslacht zullen niet ongestraft blijven, maar God redt de kinderen van de oprechten.
22 Een mooie vrouw die haar verstand niet gebruikt, lijkt op een gouden ring in de neus van een varken.
23 Rechtvaardige mensen hopen alleen op het goede, maar goddeloze mensen staat Gods toorn te wachten.
24 Gulle en goedgeefse mensen krijgen toch steeds meer, maar wie gierig is, wordt steeds armer.
25 Een weldoener is een zegen en wordt daarvoor rijk beloond en iemand die zijn gaven over anderen uitgiet, zal van het goede worden voorzien.
26 Wie te weinig koren geeft, wordt door het volk vervloekt, maar de verkoper wordt gezegend.
27 Wie ijverig goed doet, zal goed ontmoeten, maar wie het kwade doet, krijgt het op zijn eigen hoofd terug.
28 Wie op zijn rijkdom vertrouwt, komt ten val, maar wie dat niet doet, is rechtvaardig en het zal hem voor de wind gaan.
29 Wie zijn huishouden niet in de hand houdt, zal arm worden. Hij wordt afhankelijk van degene die zijn huishouden wel goed voor elkaar heeft.
30 Wat de rechtvaardige voortbrengt, is als een boom die leven geeft. Wie wijs is, brengt mensen tot God.
31 De rechtvaardige ontvangt op aarde zijn beloning, dus ontlopen goddeloze en zondaar hun straf zeker niet!

11 The Lord detests dishonest scales,(A)
    but accurate weights find favor with him.(B)

When pride comes, then comes disgrace,(C)
    but with humility comes wisdom.(D)

The integrity of the upright guides them,
    but the unfaithful are destroyed by their duplicity.(E)

Wealth(F) is worthless in the day of wrath,(G)
    but righteousness delivers from death.(H)

The righteousness of the blameless makes their paths straight,(I)
    but the wicked are brought down by their own wickedness.(J)

The righteousness of the upright delivers them,
    but the unfaithful are trapped by evil desires.(K)

Hopes placed in mortals die with them;(L)
    all the promise of[a] their power comes to nothing.(M)

The righteous person is rescued from trouble,
    and it falls on the wicked instead.(N)

With their mouths the godless destroy their neighbors,
    but through knowledge the righteous escape.(O)

10 When the righteous prosper, the city rejoices;(P)
    when the wicked perish, there are shouts of joy.(Q)

11 Through the blessing of the upright a city is exalted,(R)
    but by the mouth of the wicked it is destroyed.(S)

12 Whoever derides their neighbor has no sense,(T)
    but the one who has understanding holds their tongue.(U)

13 A gossip betrays a confidence,(V)
    but a trustworthy person keeps a secret.(W)

14 For lack of guidance a nation falls,(X)
    but victory is won through many advisers.(Y)

15 Whoever puts up security(Z) for a stranger will surely suffer,
    but whoever refuses to shake hands in pledge is safe.(AA)

16 A kindhearted woman gains honor,(AB)
    but ruthless men gain only wealth.

17 Those who are kind benefit themselves,
    but the cruel bring ruin on themselves.

18 A wicked person earns deceptive wages,
    but the one who sows righteousness reaps a sure reward.(AC)

19 Truly the righteous attain life,(AD)
    but whoever pursues evil finds death.(AE)

20 The Lord detests those whose hearts are perverse,(AF)
    but he delights(AG) in those whose ways are blameless.(AH)

21 Be sure of this: The wicked will not go unpunished,
    but those who are righteous will go free.(AI)

22 Like a gold ring in a pig’s snout
    is a beautiful woman who shows no discretion.

23 The desire of the righteous ends only in good,
    but the hope of the wicked only in wrath.

24 One person gives freely, yet gains even more;
    another withholds unduly, but comes to poverty.

25 A generous(AJ) person will prosper;
    whoever refreshes others will be refreshed.(AK)

26 People curse the one who hoards grain,
    but they pray God’s blessing on the one who is willing to sell.

27 Whoever seeks good finds favor,
    but evil comes to one who searches for it.(AL)

28 Those who trust in their riches will fall,(AM)
    but the righteous will thrive like a green leaf.(AN)

29 Whoever brings ruin on their family will inherit only wind,
    and the fool will be servant to the wise.(AO)

30 The fruit of the righteous is a tree of life,(AP)
    and the one who is wise saves lives.

31 If the righteous receive their due(AQ) on earth,
    how much more the ungodly and the sinner!

Footnotes

  1. Proverbs 11:7 Two Hebrew manuscripts; most Hebrew manuscripts, Vulgate, Syriac and Targum When the wicked die, their hope perishes; / all they expected from

11 A false balance is abomination to the Lord: but a just weight is his delight.

When pride cometh, then cometh shame: but with the lowly is wisdom.

The integrity of the upright shall guide them: but the perverseness of transgressors shall destroy them.

Riches profit not in the day of wrath: but righteousness delivereth from death.

The righteousness of the perfect shall direct his way: but the wicked shall fall by his own wickedness.

The righteousness of the upright shall deliver them: but transgressors shall be taken in their own naughtiness.

When a wicked man dieth, his expectation shall perish: and the hope of unjust men perisheth.

The righteous is delivered out of trouble, and the wicked cometh in his stead.

An hypocrite with his mouth destroyeth his neighbour: but through knowledge shall the just be delivered.

10 When it goeth well with the righteous, the city rejoiceth: and when the wicked perish, there is shouting.

11 By the blessing of the upright the city is exalted: but it is overthrown by the mouth of the wicked.

12 He that is void of wisdom despiseth his neighbour: but a man of understanding holdeth his peace.

13 A talebearer revealeth secrets: but he that is of a faithful spirit concealeth the matter.

14 Where no counsel is, the people fall: but in the multitude of counsellors there is safety.

15 He that is surety for a stranger shall smart for it: and he that hateth suretiship is sure.

16 A gracious woman retaineth honour: and strong men retain riches.

17 The merciful man doeth good to his own soul: but he that is cruel troubleth his own flesh.

18 The wicked worketh a deceitful work: but to him that soweth righteousness shall be a sure reward.

19 As righteousness tendeth to life: so he that pursueth evil pursueth it to his own death.

20 They that are of a froward heart are abomination to the Lord: but such as are upright in their way are his delight.

21 Though hand join in hand, the wicked shall not be unpunished: but the seed of the righteous shall be delivered.

22 As a jewel of gold in a swine's snout, so is a fair woman which is without discretion.

23 The desire of the righteous is only good: but the expectation of the wicked is wrath.

24 There is that scattereth, and yet increaseth; and there is that withholdeth more than is meet, but it tendeth to poverty.

25 The liberal soul shall be made fat: and he that watereth shall be watered also himself.

26 He that withholdeth corn, the people shall curse him: but blessing shall be upon the head of him that selleth it.

27 He that diligently seeketh good procureth favour: but he that seeketh mischief, it shall come unto him.

28 He that trusteth in his riches shall fall; but the righteous shall flourish as a branch.

29 He that troubleth his own house shall inherit the wind: and the fool shall be servant to the wise of heart.

30 The fruit of the righteous is a tree of life; and he that winneth souls is wise.

31 Behold, the righteous shall be recompensed in the earth: much more the wicked and the sinner.