Add parallel Print Page Options

Gods genade voor alle volken

15 Als wij sterk zijn in ons geloof, moeten wij rekening houden met de gevoeligheid van anderen die minder sterk zijn. Wij moeten niet aan onszelf denken. Wij moeten de anderen aanmoedigen zodat zij ook sterk worden. Want ook Christus heeft niet zijn eigen belang gezocht. Van Hem staat in de Boeken: ‘de beledigingen die op God gericht waren, kwamen op mij terecht.’ De Boeken zijn geschreven om ons te leren. Wij lezen daar hoe mensen die God onder alles trouw bleven, steeds weer bemoedigd werden. En dat geeft ons nieuwe moed en goede hoop. Het is mijn vurige verlangen dat God, die ons volharding en moed geeft, ervoor zal zorgen dat u één van hart en ziel Christus zult volgen. Dan kunt u, eensgezind en eenstemmig, de God en Vader van onze Here Jezus Christus loven en prijzen.

Aanvaard elkaar dus net zoals Christus ons allen aanvaard heeft. Dat is tot eer van God. Christus is een Dienaar van de Joden geworden om te laten zien dat God de waarheid spreekt. Hij heeft bewezen dat het waar is wat God aan Abraham, Isaak en Jakob had beloofd. Een andere reden is dat ook de overige volken God zouden danken en eren voor zijn genade. ‘Daarom zal Ik uw naam prijzen onder andere volken,’ staat er in de Boeken, ‘en ik zal uw naam bejubelen.’

10 Ergens anders staat geschreven: ‘Volken van de wereld, wees blij met het volk van God!’ 11 En weer ergens anders: ‘Prijs de Here, alle volken! Laten alle mensen Hem loven!’ 12 De profeet Jesaja zei: ‘Een nakomeling van Isaï zal opstaan om over de volken te regeren. Hun hoop zal op Hem gevestigd zijn.’ 13 Het is mijn verlangen dat God, die ons hoop geeft, u door uw geloof vol zal maken van blijdschap en vrede. Dan zal uw hoop steeds sterker worden door de kracht van de Heilige Geest.

14 Broeders en zusters, ik ben ervan overtuigd dat u vol goedheid bent en veel kennis bezit. U kunt elkaar ook heel goed terechtwijzen. 15 Maar een van de redenen waarom ik zo vrij ben geweest u bepaalde dingen te schrijven, is dat ik het nodig vond uw geheugen op te frissen. Dat kon ik doen dankzij de genade die God mij heeft gegeven. 16 Ik ben een dienaar van Christus Jezus, die de andere volken het goede nieuws van God moet brengen. Daardoor mag ik hen aan God voorstellen als een offer dat Hij kan aanvaarden, een offer dat voorbereid is door de Heilige Geest. 17 Door Christus Jezus mag ik mij daarop beroemen bij God. 18 Ik haal het niet in mijn hoofd over iets anders te spreken dan over wat Christus door mij tot stand heeft gebracht. Hij heeft, door mijn woorden en daden, mensen uit allerlei volken tot gehoorzaamheid aan God gebracht, 19 door overtuigende bewijzen en wonderen, door de kracht van de Heilige Geest. Zo heb ik overal, van Jeruzalem tot aan Illyrië, het goede nieuws van Christus gebracht. 20 Ik heb steeds mijn uiterste best gedaan om het goede nieuws bekend te maken op plaatsen waar men nog nooit van Christus had gehoord. Als iemand mij voor is geweest, wil ik niet op zijn werk verder bouwen. 21 Ik houd mij aan wat in de Boeken staat: ‘De mensen die niets van Hem wisten, zullen Hem zien. Wie het niet hadden gehoord, zullen het begrijpen.’ 22 Dat is de reden dat ik telkens weer verhinderd werd naar u toe te komen. 23 Maar ik ben nu klaar met wat ik hier moest doen. 24 Als ik ooit naar Spanje ga, kom ik bij u langs, want daar verlang ik al jaren naar. Ik hoop u op doorreis te ontmoeten en, na eerst een tijdje van uw gezelschap te hebben genoten, door u uitgeleide te worden gedaan. 25 Voorlopig is het nog niet zover. Ik ben nu onderweg naar Jeruzalem om de gelovigen daar geld te brengen. 26 Want het leek de Griekse gelovigen goed iets voor hun arme geloofsgenoten in Jeruzalem te doen.

27 Hoewel zij het graag hebben gedaan, is het eigenlijk niet meer dan hun plicht. Zij hebben van de gelovigen in Jeruzalem iets geestelijks gekregen: het goede nieuws over Jezus Christus. Nu, dan moeten zij de gelovigen in Jeruzalem iets natuurlijks teruggeven: een bijdrage in hun levensonderhoud. 28 Als ik dat geregeld heb, ga ik op weg naar Spanje en hoop bij u langs te komen. 29 Ik weet dat ik bij u zal komen, met de overvloed van al het goede dat Christus heeft gedaan. 30 Ter wille van onze Here Jezus Christus en ter wille van de liefde die de Heilige Geest ons heeft gegeven, doe ik een dringend beroep op u. Wilt u mij helpen door vurig voor mij te bidden? 31 Vraag God mij te beschermen tegen de vijanden van Christus in Judea. Vraag Hem ook ervoor te zorgen dat de gelovigen in Jeruzalem het op prijs zullen stellen wat ik voor hen doe. 32 Daarna kan ik vol blijdschap naar u toe komen en, als God het goed vindt, wat uitrusten. 33 Ik bid dat de God van de vrede met u allen zal zijn. Amen.

Please Others and Not Yourself

15 If our faith is strong, we should be patient with the Lord's followers whose faith is weak. We should try to please them instead of ourselves. We should think of their good and try to help them by doing what pleases them. (A) Even Christ did not try to please himself. But as the Scriptures say, “The people who insulted you also insulted me.” (B) And the Scriptures were written to teach and encourage us by giving us hope. God is the one who makes us patient and cheerful. I pray that he will help you live at peace with each other, as you follow Christ. Then all of you together will praise God, the Father of our Lord Jesus Christ.

The Good News Is for Jews and Gentiles

Honor God by accepting each other, as Christ has accepted you. I tell you that Christ came as a servant of the Jews to show that God has kept the promises he made to their famous ancestors. Christ also came, (C) so that the Gentiles would praise God for being kind to them. It is just as the Scriptures say,

“I will tell the nations
    about you,
and I will sing praises
    to your name.”

10 (D) The Scriptures also say to the Gentiles, “Come and celebrate with God's people.”

11 (E) Again the Scriptures say,

“Praise the Lord,
    all you Gentiles.
All you nations, come
    and worship him.”

12 (F) Isaiah says,

“Someone from David's family
    will come to power.
He will rule the nations,
and they will put their hope
    in him.”

13 I pray that God, who gives hope, will bless you with complete happiness and peace because of your faith. And may the power of the Holy Spirit fill you with hope.

Paul's Work as a Missionary

14 My friends, I am sure that you are very good and that you have all the knowledge you need to teach each other. 15 But I have spoken to you plainly and have tried to remind you of some things. God treated me with undeserved grace! 16 He chose me to be a servant of Christ Jesus for the Gentiles and to do the work of a priest in the service of his good news. God did this so that the Holy Spirit could make the Gentiles into a holy offering, pleasing to him.

17 Because of Christ Jesus, I can take pride in my service for God. 18 In fact, all I will talk about is how Christ let me speak and work, so that the Gentiles would obey him. 19 Indeed, I will tell how Christ worked miracles and wonders by the power of the Holy Spirit. I have preached the good news about him all the way from Jerusalem to Illyricum. 20 But I have always tried to preach where people have never heard about Christ. I am like a builder who doesn't build on someone else's foundation. 21 (G) It is just as the Scriptures say,

“All who haven't been told
about him
    will see him,
and those who haven't heard
about him
    will understand.”

Paul's Plan To Visit Rome

22 (H) My work has always kept me from coming to see you. 23 Now there is nothing left for me to do in this part of the world, and for years I have wanted to visit you. 24 So I plan to stop off on my way to Spain. Then after a short, but refreshing, visit with you, I hope you will quickly send me on.

25-26 (I) I am now on my way to Jerusalem to deliver the money that the Lord's followers in Macedonia and Achaia collected for God's needy people. 27 (J) This is something they really wanted to do. But sharing their money with the Jews was also like paying back a debt, because the Jews had already shared their spiritual blessings with the Gentiles. 28 After I have safely delivered this money, I will visit you and then go on to Spain. 29 And when I do arrive in Rome, I know it will be with the full blessings of Christ.

30 My friends, by the power of the Lord Jesus Christ and by the love that comes from the Holy Spirit, I beg you to pray sincerely with me and for me. 31 Pray that God will protect me from the unbelievers in Judea, and that his people in Jerusalem will be pleased with what I am doing. 32 Ask God to let me come to you and have a pleasant and refreshing visit. 33 I pray that God, who gives peace, will be with all of you. Amen.