Add parallel Print Page Options

De zonde heeft geen macht meer over ons

Wat betekent dat nu in de praktijk? Zullen wij doorgaan met zondigen om daardoor meer genade van God te krijgen? Geen sprake van! Als gelovigen zijn wij dood voor de zonde! Waarom zouden we dan nog zondigen? Weet u niet dat ieder die in Christus Jezus gedoopt is, met Hem één is geworden in zijn dood? Die doop in Hem was onze begrafenis. En zoals Christus weer levend is gemaakt door de heerlijke macht van de Vader, zo mogen wij nu ook een heel nieuw leven leiden. Wij zijn dus één geworden met Hem, één in dood en leven. Wij weten dat de persoon die wij vroeger waren, niet meer leeft, die is met Christus aan het kruis gestorven. Zo is er afgerekend met het wezenlijke van de zonde. De zonde heeft niets meer over ons te zeggen. De zonde heeft geen macht over een dode. Als wij met Christus gestorven zijn, geloven wij dat we ook met Hem zullen leven. Wij zijn er zeker van dat Christus, nu Hij uit de dood is opgestaan, niet meer zal sterven. De dood heeft geen macht meer over Hem. 10 Door zijn sterven heeft Hij de macht van de zonde eens en voor altijd gebroken. 11 Zijn leven is een leven voor God. Beschouw uzelf daarom als dood voor de zonde. Omdat u één bent met Christus Jezus, leeft u nu voor God. 12 Laat de zonde dan niet meer heersen in uw sterfelijk lichaam. Wees geen slaaf meer van uw slechte begeerten. 13 Stel geen enkel deel van uw lichaam ter beschikking van de zonde, als iets waarmee slechte dingen worden gedaan. Nee, maak van uzelf een werktuig voor God, omdat u met Christus gestorven bent, om nu met Hem te leven. U bent immers dood geweest en weer levend geworden. 14 Laat God dan ieder deel van uw lichaam kunnen gebruiken om goed te doen. Het is uit met de macht van de zonde over uw leven. U valt niet meer onder de wet die gehoorzaamheid eist, maar onder de genade van God.

15 Hoe zit het dan? Mogen wij dus zondigen, omdat wij niet meer onder de wet vallen maar op de genade van God vertrouwen? U weet wel beter. 16 Als u bij iemand als slaaf in dienst komt, moet u doen wat hij zegt. Hij is de baas over u. Of de zonde is uw meester, met het gevolg dat u de dood tegemoet gaat, óf God is uw meester, met het gevolg dat u vrijgesproken wordt.

17 Vroeger was u een slaaf van de zonde. Maar God zij gedankt: toen u hoorde wat er over Christus werd verteld, hebt u dat met een dankbaar hart aangenomen. 18 Nu u van de zonde verlost bent, staat u in dienst van de rechtvaardigheid. 19 Met dit voorbeeld van de slavernij wil ik duidelijk maken wat ik bedoel. Vroeger hebt u uw lichaam gebruikt voor allerlei zonde en losbandigheid. Zo moet uw lichaam nu in dienst staan van de rechtvaardigheid. Dan zult u aan God zijn toegewijd. 20 Toen de zonde uw meester was, had de rechtvaardigheid geen vat op u. 21 En wat was daarvan het resultaat? Dat u dingen deed waarvoor u zich nu schaamt, dingen die uitlopen op de dood. 22 Maar u bent nu verlost van de zonde en u staat in dienst van God. Het gevolg daarvan is dat u nu bij God hoort en eeuwig leven krijgt. 23 De zonde betaalt een hard loon: de dood! Maar de genade van God geeft wat niemand verdient: eeuwig leven met Christus Jezus, onze Here.

Dead to Sin, Alive in Christ

What shall we say, then?(A) Shall we go on sinning so that grace may increase?(B) By no means! We are those who have died to sin;(C) how can we live in it any longer? Or don’t you know that all of us who were baptized(D) into Christ Jesus were baptized into his death? We were therefore buried with him through baptism into death(E) in order that, just as Christ was raised from the dead(F) through the glory of the Father, we too may live a new life.(G)

For if we have been united with him in a death like his, we will certainly also be united with him in a resurrection like his.(H) For we know that our old self(I) was crucified with him(J) so that the body ruled by sin(K) might be done away with,[a] that we should no longer be slaves to sin(L) because anyone who has died has been set free from sin.(M)

Now if we died with Christ, we believe that we will also live with him.(N) For we know that since Christ was raised from the dead,(O) he cannot die again; death no longer has mastery over him.(P) 10 The death he died, he died to sin(Q) once for all;(R) but the life he lives, he lives to God.

11 In the same way, count yourselves dead to sin(S) but alive to God in Christ Jesus. 12 Therefore do not let sin reign(T) in your mortal body so that you obey its evil desires. 13 Do not offer any part of yourself to sin as an instrument of wickedness,(U) but rather offer yourselves to God as those who have been brought from death to life; and offer every part of yourself to him as an instrument of righteousness.(V) 14 For sin shall no longer be your master,(W) because you are not under the law,(X) but under grace.(Y)

Slaves to Righteousness

15 What then? Shall we sin because we are not under the law but under grace?(Z) By no means! 16 Don’t you know that when you offer yourselves to someone as obedient slaves, you are slaves of the one you obey(AA)—whether you are slaves to sin,(AB) which leads to death,(AC) or to obedience, which leads to righteousness? 17 But thanks be to God(AD) that, though you used to be slaves to sin,(AE) you have come to obey from your heart the pattern of teaching(AF) that has now claimed your allegiance. 18 You have been set free from sin(AG) and have become slaves to righteousness.(AH)

19 I am using an example from everyday life(AI) because of your human limitations. Just as you used to offer yourselves as slaves to impurity and to ever-increasing wickedness, so now offer yourselves as slaves to righteousness(AJ) leading to holiness. 20 When you were slaves to sin,(AK) you were free from the control of righteousness.(AL) 21 What benefit did you reap at that time from the things you are now ashamed of? Those things result in death!(AM) 22 But now that you have been set free from sin(AN) and have become slaves of God,(AO) the benefit you reap leads to holiness, and the result is eternal life.(AP) 23 For the wages of sin is death,(AQ) but the gift of God is eternal life(AR) in[b] Christ Jesus our Lord.

Footnotes

  1. Romans 6:6 Or be rendered powerless
  2. Romans 6:23 Or through