Add parallel Print Page Options

17 Hij ging ook naar Pnuël, haalde daar de toren omver en doodde de hele mannelijke bevolking.

18 Toen vroeg Gideon aan koning Zebah en koning Zalmuna: ‘Hoe zagen de mannen eruit die u op de Thabor hebt gedood?’ Zij antwoordden: ‘Ze zagen er net zo uit als u, als koningszonen!’ 19 ‘Dat waren mijn bloedeigen broers!’ riep Gideon uit. ‘Ten overstaan van de Here zeg ik u: als u hen had laten leven, zou ik u nu niet doden.’

Read full chapter

17 He also pulled down the tower of Peniel(A) and killed the men of the town.(B)

18 Then he asked Zebah and Zalmunna, “What kind of men did you kill at Tabor?(C)

“Men like you,” they answered, “each one with the bearing of a prince.”

19 Gideon replied, “Those were my brothers, the sons of my own mother. As surely as the Lord lives,(D) if you had spared their lives, I would not kill you.”

Read full chapter