Add parallel Print Page Options

26 De man vertrok naar het land van de Hetieten, bouwde daar een stad en noemde die Luz. Zo heet die stad nu nog steeds.

27 De stam van Manasse heeft de bewoners van Bet-Sean en van alle dorpen die daarbij hoorden niet weggejaagd.[a] Ook niet de bewoners van Taänach en van alle dorpen die daarbij hoorden, van Dor en van alle dorpen die daarbij hoorden, van Jibleam en van alle dorpen die daarbij hoorden en van Megiddo en van alle dorpen die daarbij hoorden. Daardoor zijn de Kanaänieten in die streek blijven wonen. 28 Toen Israël sterker werd, dwongen de Israëlieten de Kanaänieten wel om voortaan voor hen te werken en belasting aan hen te betalen. Maar ze joegen hen niet weg.

Read full chapter

Footnotes

  1. Richteren 1:27 Toch had God bevolen dat ze hen moesten wegjagen, om te voorkomen dat de Israëlieten de goden van de Kanaänieten zouden gaan aanbidden. Dat gebeurde ook: lees Richters 2:12.