Add parallel Print Page Options

Vrouwen voor de stam van Benjamin

21 De Israëlieten hadden in Mispa gezworen nooit een van hun dochters met een man van de stam Benjamin te laten trouwen. Toen zij in Betel waren samengekomen, zaten zij daar voor God en huilden bittere tranen.

‘Waarom, Here, God van Israël,’ riepen zij, ‘heeft het zover kunnen komen dat nu een van onze stammen ontbreekt?’ De volgende ochtend stonden zij vroeg op, bouwden een altaar en brachten daarop brandoffers en vredeoffers. Zij zeiden tegen elkaar: ‘Was een van Israëls stammen niet aanwezig, toen wij die bijeenkomst voor de Here in Mispa hielden?’ Want toen hadden zij plechtig gezworen dat wie niet voor de Here in Mispa zou verschijnen, dit met de dood zou moeten bekopen.

De Israëlieten hadden nu diep medelijden gekregen met hun broederstam Benjamin. Zij zeiden tegen elkaar: ‘Vandaag is een hele stam van Israël weggevaagd. Hoe moet dat groepje overlevenden vrouwen vinden, terwijl wij bij de Here hebben gezworen dat we hun onze dochters niet zouden geven?’ 8,9 Toen bedachten zij dat ze iedereen zouden doden die weigerde naar Mispa te komen, en zij ontdekten dat uit Jabes in Gilead niemand de bijeenkomst had bijgewoond. 10-12 Daarom stuurde het volk twaalfduizend van de beste soldaten naar Jabes in Gilead om de bevolking te doden. Alle mannen, getrouwde vrouwen en kinderen werden met het zwaard gedood, maar alle jonge meisjes van huwbare leeftijd die nog maagd waren, werden gespaard. Het bleken er vierhonderd te zijn en zij werden naar de legerplaats in Silo in Kanaän gebracht. 13 Toen stuurde Israël een delegatie naar het groepje overgebleven mannen van Benjamin op de rots Rimmon, om hun vrede aan te bieden. 14 De Benjaminieten keerden daarop naar huis terug en kregen de meisjes uit Jabes die in leven waren gelaten. Toch waren het er nog niet genoeg. 15 De Israëlieten hadden diep medelijden met de stam Benjamin, omdat de Here een wig had gedreven in Israëls stammen. 16 ‘Hoe kunnen wij aan vrouwen komen voor de anderen die nog geen vrouw hebben, nu alle vrouwen van de stam Benjamin dood zijn?’ vroegen de leiders van Israël zich af. 17 ‘In elk geval blijft het gebied Benjamin in bezit van de overgebleven groep. De stam van Benjamin moet in stand blijven. 18 Maar we kunnen hun niet onze eigen dochters geven. Want we hebben gezworen dat wie dat doet, vervloekt zal zijn.’

19 Plotseling schoot iemand te binnen dat jaarlijks ter ere van de Here een feest werd gegeven in de velden bij Silo. Silo ligt tussen Lebona in het noorden en Betel in het zuiden en ten oosten van de weg die van Betel naar Sichem loopt. 20 Zij zeiden tegen de mannen van Benjamin die nog geen vrouw hadden: ‘Verstop u in de wijngaarden bij Silo. 21 Wanneer de meisjes van Silo uit de stad komen om te dansen, spring dan tevoorschijn, pak een meisje en neem haar mee naar uw gebied Benjamin en trouw met haar. 22 En als hun vaders of broers bij ons komen protesteren, dan zullen wij zeggen: “Heb alstublieft begrip voor deze zaak en laat hen uw dochters houden. Want wij konden niet genoeg vrouwen voor hen vinden toen we Jabes in Gilead verwoestten. En u kon hun uw dochters niet geven, zonder schuld op u te laden wegens de eed.” ’ 23 De mannen van Benjamin deden wat hun was gezegd, ze ontvoerden zoʼn tweehonderd dansende meisjes en trouwden met hen in hun eigen gebied. Daarna herbouwden zij de verwoeste steden en gingen er weer wonen. 24 Ook het volk Israël keerde naar huis terug, iedereen ging naar de stam en familie waartoe hij behoorde. 25 Er was in die tijd geen koning in Israël en iedereen deed maar wat hem het beste leek.

Wives for the Benjamites

21 The men of Israel had taken an oath(A) at Mizpah:(B) “Not one of us will give(C) his daughter in marriage to a Benjamite.”

The people went to Bethel,[a] where they sat before God until evening, raising their voices and weeping bitterly. Lord, God of Israel,” they cried, “why has this happened to Israel? Why should one tribe be missing(D) from Israel today?”

Early the next day the people built an altar and presented burnt offerings and fellowship offerings.(E)

Then the Israelites asked, “Who from all the tribes of Israel(F) has failed to assemble before the Lord?” For they had taken a solemn oath that anyone who failed to assemble before the Lord at Mizpah was to be put to death.

Now the Israelites grieved for the tribe of Benjamin, their fellow Israelites. “Today one tribe is cut off from Israel,” they said. “How can we provide wives for those who are left, since we have taken an oath(G) by the Lord not to give them any of our daughters in marriage?” Then they asked, “Which one of the tribes of Israel failed to assemble before the Lord at Mizpah?” They discovered that no one from Jabesh Gilead(H) had come to the camp for the assembly. For when they counted the people, they found that none of the people of Jabesh Gilead were there.

10 So the assembly sent twelve thousand fighting men with instructions to go to Jabesh Gilead and put to the sword those living there, including the women and children. 11 “This is what you are to do,” they said. “Kill every male(I) and every woman who is not a virgin.(J) 12 They found among the people living in Jabesh Gilead four hundred young women who had never slept with a man, and they took them to the camp at Shiloh(K) in Canaan.

13 Then the whole assembly sent an offer of peace(L) to the Benjamites at the rock of Rimmon.(M) 14 So the Benjamites returned at that time and were given the women of Jabesh Gilead who had been spared. But there were not enough for all of them.

15 The people grieved for Benjamin,(N) because the Lord had made a gap in the tribes of Israel. 16 And the elders of the assembly said, “With the women of Benjamin destroyed, how shall we provide wives for the men who are left? 17 The Benjamite survivors must have heirs,” they said, “so that a tribe of Israel will not be wiped out.(O) 18 We can’t give them our daughters as wives, since we Israelites have taken this oath:(P) ‘Cursed be anyone who gives(Q) a wife to a Benjamite.’ 19 But look, there is the annual festival of the Lord in Shiloh,(R) which lies north of Bethel(S), east of the road that goes from Bethel to Shechem,(T) and south of Lebonah.”

20 So they instructed the Benjamites, saying, “Go and hide in the vineyards 21 and watch. When the young women of Shiloh come out to join in the dancing,(U) rush from the vineyards and each of you seize one of them to be your wife. Then return to the land of Benjamin. 22 When their fathers or brothers complain to us, we will say to them, ‘Do us the favor of helping them, because we did not get wives for them during the war. You will not be guilty of breaking your oath because you did not give(V) your daughters to them.’”

23 So that is what the Benjamites did. While the young women were dancing,(W) each man caught one and carried her off to be his wife. Then they returned to their inheritance(X) and rebuilt the towns and settled in them.(Y)

24 At that time the Israelites left that place and went home to their tribes and clans, each to his own inheritance.

25 In those days Israel had no king; everyone did as they saw fit.(Z)

Footnotes

  1. Judges 21:2 Or to the house of God