Add parallel Print Page Options

Psalm 91

Als je bescherming zoekt bij de Allerhoogste God,
ben je helemaal veilig.
Ik zeg tegen de Heer:
"Bij U ben ik zo veilig als in een schuilplaats,
zo veilig als in een burcht.
U bent mijn God. Ik vertrouw op U."
Want Hij redt je uit de vallen die de duivel voor je opzet.
Hij redt je van dodelijke ziektes.
Hij beschermt je onder zijn vleugels.
Bij Hem ben je veilig.
Zijn trouw beschermt je als een schild, als een pantser.
Je hoeft niet bang te zijn.
Niet voor gevaren die je 's nachts bedreigen.
Niet voor pijlen die overdag op je afgeschoten worden.
Niet voor ziekte die in het donker op je loert.
Niet voor de dood die je midden overdag aanvalt.
Al sterven de mensen om je heen
bij duizenden of tienduizenden,
jou zal niets overkomen.
Je zal alleen zien hoe het afloopt
met de mensen die zich niets van God hebben aangetrokken.

Bij U, Heer, ben ik veilig.
U, de Allerhoogste God, bent mijn Beschermer.

10 Geen ramp zal je overkomen.
Geen ziekte zal je huis binnendringen.
11 Want Hij zal zijn engelen bevelen
dat ze je moeten beschermen, waar je ook gaat.
12 Ze zullen je op hun handen dragen,
zodat je je voeten niet zal stoten.
13 Leeuwen en adders
zul je onder je voeten vertrappen.

14 De Heer zegt:
"Omdat hij heel veel van Mij houdt, zal Ik hem redden.
Ik zal hem beschermen, omdat hij Mij kent.
15 Als hij Mij om hulp roept, zal Ik hem antwoorden.
In moeilijkheden en gevaar zal Ik bij hem zijn.
Ik zal hem redden en voor de mensen eren.
16 Ik zal hem een lang leven geven.
Ik zal hem redden en goed voor hem zijn."

91 Wie schuilt bij God, de Allerhoogste,
kan rustig slapen,
want de Almachtige beschermt hem.
Ik getuig daarvan en zeg tegen de Here:
U bent mijn toevlucht,
bij U ben ik veilig en geborgen.
U bent mijn God
en ik vertrouw alleen op U.
Hij beschermt u tegen verraderlijke vallen
en houdt vreselijke ziekten ver van u.
Onder zijn vleugels vindt u
bescherming en een toevluchtsoord.
Zijn trouw is uw schild
en weert de aanvallen van de tegenstander.
U hoeft niet te vrezen
voor de angsten van de nacht,
noch voor de scherpe aanvallen overdag.
En ook niet voor de pest,
die zich in de duisternis verspreidt
of voor de vernietiging
die in de middag toeslaat.
Al sneuvelen duizend mensen aan uw linkerkant
of tienduizend rechts van u,
u wordt gered.
U zult het zelf zien,
de straf treft alleen de ongelovigen.
U, Here, bent mijn toevluchtsoord.
U hebt God, de Allerhoogste,
als beschermer gekozen.
10 Tegenslag zal u niet treffen
en ziekten zullen ver van u blijven.
11 Hij zal zijn engelen bevelen
voor u te zorgen en u te beschermen,
waar u ook gaat.
12 Zij zullen u op handen dragen
en u zult niet struikelen.
13 Zelfs als u een leeuw tegenkomt
of op een adder trapt,
gebeurt er niets.
14 De Here zegt:
Ik zal hem verlossen,
omdat hij zoveel van Mij houdt.
Ik zal hem beschermen,
omdat hij Mij kent en mijn naam eert.
15 Als hij Mij roept,
zal Ik hem antwoord geven.
Als hij het moeilijk heeft,
zal Ik bij hem zijn.
Ik zal hem bevrijden
en in ere herstellen.
16 Ik zal hem een lang leven geven
en hem mijn grootheid tonen.

Security of him who trusts in Jehovah.

91 He that dwelleth in the secret place of the Most High
[a]Shall abide under the shadow of the Almighty.
I will say of Jehovah, He is my refuge and my fortress;
My God, in whom I trust.
For he will deliver thee from the snare of the fowler,
And from the deadly pestilence.
He will cover thee with his pinions,
And under his wings shalt thou take refuge:
His truth is a shield and a buckler.
Thou shalt not be afraid for the terror by night,
Nor for the arrow that flieth by day;
For the pestilence that walketh in darkness,
Nor for the destruction that wasteth at noonday.
A thousand shall fall at thy side,
And ten thousand at thy right hand;
But it shall not come nigh thee.
Only with thine eyes shalt thou behold,
And see the reward of the wicked.
[b]For thou, O Jehovah, art my refuge!
Thou hast made the Most High thy habitation;
10 There shall no evil befall thee,
Neither shall any plague come nigh thy tent.
11 For he will give his angels charge over thee,
To keep thee in all thy ways.
12 They shall bear thee up in their hands,
Lest thou dash thy foot against a stone.
13 Thou shalt tread upon the lion and adder:
The young lion and the serpent shalt thou trample under foot.
14 Because he hath set his love upon me, therefore will I deliver him:
I will set him on high, because he hath known my name.
15 He shall call upon me, and I will answer him;
I will be with him in trouble:
I will deliver him, and honor him.
16 With long life will I satisfy him,
And show him my salvation.

Footnotes

  1. Psalm 91:1 Or, That abideth . . . Almighty; Even I etc.
  2. Psalm 91:9 Or, Because thou hast said, Jehovah is my refuge.