Psalmen 14
Het Boek
14 Een psalm van David voor de koordirigent.
Een dwaas zegt bij zichzelf:
‘Er bestaat helemaal geen God.’
De mensen begaan de ergste misdaden.
Niemand doet wat goed is.
2 Vanuit de hemel kijkt de Here
op de mensen neer.
Hij zoekt
of er nog één verstandig mens bij is,
iemand die Hem zoekt.
3 Maar alle mensen
zijn van Hem afgedwaald,
met elkaar zijn zij het spoor bijster.
Er is er zelfs niet één
die doet wat goed is.
4 Weten zij het dan niet,
al die zondaars,
al die mensen die van anderen niets heel laten?
Geen van hen zoekt de Here.
5 Opeens krijgen zij de schrik te pakken,
paniek overvalt hun:
het blijkt dat God de zijnen terzijde staat.
6 Uiteindelijk kunnen zij tegen de arme mensen toch niet op,
omdat de Here hen beschermt.
7 Als Israël nu eens werd gered vanuit Jeruzalem!
Dat zal ook gebeuren:
wanneer eens de Here het volk redt,
zal Jakob juichen
en heel Israël van vreugde zingen.
Psalm 14
New International Version
Psalm 14(A)
For the director of music. Of David.
1 The fool[a] says in his heart,
“There is no God.”(B)
They are corrupt, their deeds are vile;
there is no one who does good.
2 The Lord looks down from heaven(C)
on all mankind
to see if there are any who understand,(D)
any who seek God.(E)
3 All have turned away,(F) all have become corrupt;(G)
there is no one who does good,(H)
not even one.(I)
4 Do all these evildoers know nothing?(J)
Footnotes
- Psalm 14:1 The Hebrew words rendered fool in Psalms denote one who is morally deficient.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Holy Bible, New International Version®, NIV® Copyright ©1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.
NIV Reverse Interlinear Bible: English to Hebrew and English to Greek. Copyright © 2019 by Zondervan.