Add parallel Print Page Options

107 Prijs de Here!
Hij is een goede God.
Want zijn goedheid en liefde
blijven eeuwig bestaan.
Laat ieder die door de Here is bevrijd,
dit blijven zeggen.
Hij heeft hen immers bevrijd
uit de macht van de vijand?
Hij heeft hen teruggehaald
uit alle verre landen,
uit oost en west, uit noord en zuid.
Er waren mensen
die ronddwaalden in de woestijn,
op eenzame plaatsen.
Zij hadden geen plek om te wonen.
Door honger en dorst waren zij
aan het eind van hun krachten.
Toen riepen zij in hun ellende tot de Here
en Hij redde hen uit al hun angst.
Hij liet hen lopen
op een goed begaanbare weg
die leidde naar een stad
waar ook voor hen een huis was.
Laten zij de goedheid en liefde van de Here prijzen
en Hem ook eren om alle wonderen
die Hij voor de mensen heeft gedaan.
Maar ook omdat Hij
de dorstige mensen te drinken heeft gegeven
en de hongerigen heeft voorzien van voedsel.
10 Er waren ook mensen
die in de duisternis moesten leven.
Zij zaten, lichamelijk of geestelijk, vastgebonden.
11 Dat kwam doordat zij
niet wilden luisteren naar wat God zei.
Zij wisten het zelf beter!
Zij sloegen de raadgevingen van God,
de Allerhoogste, in de wind.
12 Daarom had Hij hen in de moeilijkheden gebracht.
Toen zij vielen,
was er niemand die hen hielp.
13 Toen riepen zij in hun ellende tot de Here
en Hij redde hen uit al hun angst.
14 Hij leidde hen uit die diepe duisternis
waarin zij leefden,
en verbrak alles
waarmee zij zaten vastgebonden.
15 Laten zij de goedheid en liefde van de Here prijzen
en Hem ook eren om alle wonderen
die Hij voor de mensen heeft gedaan.
16 Maar ook omdat Hij
de koperen deuren heeft opengebroken
en de metalen sloten ervan heeft vernietigd.
17 Ook waren er mensen
die dwaas handelden.
Wegens hun zondige leven en hun oneerlijkheid
werden zij gemarteld.
18 Zij walgden bij het zien van eten
en stonden al met één been in het graf.
19 Toen riepen zij in hun ellende tot de Here
en Hij redde hen uit al hun angst.
20 Hij kwam en sprak met hen,
Hij maakte hen beter
en rukte hen weg voor de kaken van de dood.
21 Laten zij de goedheid en liefde van de Here prijzen
en Hem ook eren om alle wonderen
die Hij voor de mensen heeft gedaan.
22 Maar laten zij Hem ook lofoffers brengen
en juichend over zijn werk vertellen.
23 Er waren ook mensen
die met hun schepen alle zeeën bevoeren
en overal handel dreven.
24 Zij zagen het machtige scheppingswerk van de Here
en wat Hij in de zeeën had gemaakt.
25 Soms, als Hij sprak,
stak er een storm op die de golven hoog opzweepte.
26 Dan gingen zij met schip en al
omhoog met de golven
en even later weer diep naar beneden,
zij waren dan doodsbang.
27 Zij vielen om en liepen als dronkemannen.
Er bleef van al hun fiere stoerheid niets meer over.
28 Toen riepen zij in hun ellende tot de Here
en Hij redde hen uit al hun angst.
29 Hij zwakte de storm af
tot een zacht ruisende wind
en de golven kalmeerden.
30 Zij waren blij omdat alles weer tot rust kwam.
God Zelf bracht hen veilig naar de haven van bestemming.
31 Laten zij de goedheid en liefde van de Here prijzen
en Hem ook eren om alle wonderen
die Hij voor de mensen heeft gedaan.
32 Maar laten zij Hem ook prijzen
tegenover de leiders van het volk
en Hem de eer geven wanneer zij later alles vertellen.
33 Hij bepaalt of een waterrijk gebied
een woestijn wordt
en bronnen opdrogen
en tot droog land worden.
34 Of dat vruchtbaar land
zoute grond wordt,
omdat de bewoners slecht zijn.
35 Maar Hij maakt ook woestijnen
tot vruchtbare streken
en in droge, gebarsten grond
laat Hij bronnen ontspringen.
36 Daar laat Hij hongerige mensen wonen
en zij bouwen daar een stad.
37 Zij zaaien akkers in
en leggen wijngaarden aan.
De opbrengst dient als voedsel.
38 God zegent hen
en laat hen uitgroeien tot een groot volk.
Ook het vee neemt aanzienlijk toe.
39 Maar als er rampen en slechte tijden komen,
wordt dat volk weer kleiner en verdwijnt.
40 Er komt schande over de machthebbers,
zij dwalen rond zonder doel.
41 God beschermt echter de armen,
Hij behoedt hen voor verdrukking
en breidt hun families uit.
42 De oprechte mensen zijn blij als zij dit zien.
Oneerlijkheid trekt toch altijd aan het kortste eind.
43 Wie denkt dat hij wijs is,
moet goed op deze dingen letten,
en vooral nooit de goedheid en zegeningen van de Here
over het hoofd zien.

108 Een psalm van David.

Ik voel mij veilig en rustig bij U, mijn God!
Ik verlang ernaar voor U lofliederen te zingen.
Vooruit, harp en citer!
Nog voor de zon opkomt, wil ik al spelen.
In tegenwoordigheid van alle volken, Here,
wil ik U prijzen en eren.
Voor vreemde volken wil ik psalmen over U zingen.
Uw goedheid en liefde zijn onmetelijk,
zij gaan hoger dan het blauw van de hemel.
Uw trouw is net zo min op te meten
als de afstand tot de wolken.
Maak Uzelf maar groot
tot in alle hemelen, mijn God.
Uw macht en majesteit
zullen over de hele wereld worden gezien.
Wilt U ons antwoorden?
Wilt U ons de overwinning bezorgen,
zodat uw volgelingen worden bevrijd?
God heeft in zijn heilige woning gesproken
en ik juich over zijn antwoord.
Ik zal Sichem verdelen
en het dal van Sukkot opmeten.
Gilead en Manasse zijn van mij
en Efraïm is mijn helm.
Juda is de staf waarmee ik regeer.
10 Moab is mijn wasbak,
Edom vertrap ik met mijn sandalen
en over Filistea triomfeer ik.
11 Wie brengt mij naar de versterkte vesting?
Wie begeleidt mij naar Edom?
12 U bent het, o God,
U die ons eerst had verstoten.
Wilt U, o God, optrekken met onze legers?
13 Help ons tegen de vijand,
want hulp van mensen stelt niets voor.
14 Met de hulp van God
kunnen wij dapper strijden,
Hij zal onze vijanden verslaan.

Psalm 107

Prijs de Heer, want Hij is goed.
Zijn liefde duurt voor eeuwig.
Dat zullen alle mensen zeggen
die door Hem zijn gered van hun vijanden.
Hij heeft hen teruggebracht naar hun land:
uit het oosten en het westen,
uit het noorden en het zuiden.

Er waren mensen die ronddwaalden
in de eenzaamheid van de woestijn.
Ze vonden geen plek om te wonen.
Ze hadden honger en dorst.
Ze waren helemaal wanhopig.
Toen riepen ze tot de Heer in hun angst.
Hij redde hen uit de nood.
Hij leidde hen op de goede weg
en bracht hen naar een plek waar ze konden wonen.
Ze zullen de Heer ervoor danken
dat Hij goed voor hen is geweest,
dat Hij de mensen op bijzondere wijze redt.
Want de mensen die dorst hadden,
heeft Hij te drinken gegeven.
En de mensen die honger hadden,
heeft Hij meer dan genoeg te eten gegeven.

10 Er waren mensen die diep in hun ellende gevangen zaten.
Er was geen uitweg. Het leven was donker geworden om hen heen.
11 Dat kwam doordat ze ongehoorzaam waren geweest
en niet hadden willen luisteren naar de Allerhoogste God.
12 Daarom bracht Hij hen in moeilijkheden.
Ze kwamen om van ellende en er was geen enkele hulp.
13 Toen riepen ze tot de Heer in hun angst.
Hij redde hen uit de nood.
14 Hij redde hen uit de duisternis,
bevrijdde hen uit hun moeilijkheden.
15 Ze zullen de Heer ervoor danken
dat Hij goed voor hen is geweest,
dat Hij de mensen op bijzondere wijze redt.
16 Want Hij heeft hun gevangenisdeuren opengebroken
en de ijzeren sloten stukgeslagen.

17 Er waren dwaze mensen die God niet wilden gehoorzamen.
Daardoor waren ze vreselijk ziek geworden.
18 Ze wilden niet meer eten
en waren op de rand van de dood.
19 Toen riepen ze tot de Heer in hun angst.
Hij redde hen uit de nood.
20 Hij stuurde zijn woord en Hij genas hen.
Hij redde hen van de dood.
21 Ze zullen de Heer ervoor danken
dat Hij goed voor hen is geweest,
dat Hij de mensen op bijzondere wijze redt.
22 Ze zullen Hem dank-offers brengen
en juichend vertellen wat Hij heeft gedaan.

23 Er waren mensen die op de zee voeren.
Ze dreven handel met landen overzee.
24 Ze zagen de dingen die de Heer deed,
en zijn wonderen in de diepe zee.
25 Op zijn bevel ontstond er een storm.
De wind joeg de golven hoog op.
26 De schepen werden hoog opgetild
en weer diep neergesmeten door de golven.
De zeelui werden ziek van angst.
27 Ze tuimelden en wankelden over het schip alsof ze dronken waren.
Ze waren helemaal radeloos.
28 Toen riepen ze tot de Heer in hun angst.
Hij redde hen uit de nood.
29 Hij zorgde ervoor dat de storm ging liggen,
zodat de golven rustig werden.
30 Ze waren blij, omdat de zee weer kalm werd.
En Hij bracht hen naar de veilige haven waar ze zo naar verlangden.
31 Ze zullen de Heer ervoor danken
dat Hij goed voor hen is geweest,
dat Hij de mensen op bijzondere wijze redt.
32 Ze zullen Hem prijzen
als het volk bij elkaar komt,
als de leiders bij elkaar komen.

33 Hij laat rivieren droogvallen,
waterbronnen opdrogen,
34 vruchtbaar land verandert Hij in droge grond
om de mensen te straffen voor hun slechtheid.
35 Hij verandert woestijnen in een oase,
dor land in een land met bronnen.
36 Daar brengt Hij hongerige mensen heen.
Daar bouwen ze een stad.
37 Ze zaaien op de akkers en planten wijngaarden.
Ze halen grote oogsten binnen.
38 Hij is goed voor hen, zodat ze een groot volk worden.
Ook hun kudden vee maakt Hij steeds groter.

39 Maar als de mensen niet meer leven zoals Hij het wil
wordt dat volk weer kleiner en verdwijnt.
De mensen sterven door oorlog, ellende en verdriet.
40 Hun leiders vernedert Hij.
Doelloos dwalen ze rond in de wildernis.
41 Maar arme mensen redt Hij van de mensen die hen verdrukken.
Hij maakt hun families zo groot als kudden vee.
42 De mensen die van de Heer houden,
zijn blij als ze dat zien.
De anderen houden zich stil.

43 Als je wijs bent, let je op deze dingen.
Dan let je op de goede dingen die de Heer voor ons doet.

Psalm 108

Een lied van David.

Ik ben veilig bij U, God.
Ik zal van harte dankliederen voor U zingen.
Ik maak muziek op mijn harp en mijn citer.
Ik wil de zon wakker maken met mijn muziek.
Ik zal U prijzen en voor U zingen.
De landen en volken zullen het horen.
Want zo hoog als de hemel is, zó groot is uw liefde.
Uw trouw komt tot aan de hoogste wolken.
God, laat aan de hemel en aan de hele aarde zien
hoe machtig U bent.
Heer, antwoord ons en red ons door uw kracht.
Bevrijd het volk waar U zoveel van houdt.

God heeft in zijn heiligdom tot mij gesproken.
Juichend spring ik op.
"Ik zal Sichem verdelen.
Het Sukkot-dal zal ik opmeten om het te verdelen.
Gilead en Manasse zijn van mij.
Efraïm is mijn helm,
Juda is mijn heersersstaf.
10 Moab is mijn waskom en moet mij dienen.
Op Edom zet ik mijn voeten neer.
Filistea overwin ik."

11 Wie zal onze aanvoerder zijn naar Edom?
Wie zal ons helpen om die sterke burcht te veroveren?
12 U toch zeker, God?
Eerst had U ons in de steek gelaten.
Maar nu zult U toch zeker ons leger willen aanvoeren?
13 Help ons tegen onze vijanden,
want aan hulp van mensen hebben we niets.

14 Met God zullen we heldendaden doen.
Want Hijzelf zal onze vijanden vernietigen.