Añadir traducción en paralelo Imprimir Opciones de la página

12 Een psalm van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van ‘De Achtste.’

Here, help ons!
Gelovigen
zijn er niet meer te vinden.
Het begrip trouw
zegt de mensen niets meer.
Men is oneerlijk tegen elkaar,
spreekt met dubbele tong
en bedriegt de ander.
Vernietig dat soort mensen maar, Here,
ieder die zo handelt,
al die mensen die zeggen:
‘Ik praat me overal uit,
laat mij het maar zeggen—
wie doet me wat?’
De Here zegt:
‘Ter wille van de onderdrukten
en het hulpgeroep van de armen
ga Ik nu optreden.
Ieder die naar Mij uitziet,
zal Ik in veiligheid brengen.’
Het woord van de Here
is betrouwbaar,
zo puur als zevenmaal gezuiverd zilver.
Ik weet, Here,
dat U uw woord altijd nakomt
en dat U ons zult beschermen
tegen deze onbetrouwbare mensen.
De ongelovigen
schijnen de overhand te hebben
en het lijkt wel
of alle mensen God ongehoorzaam zijn.

42 Een leerzaam gezang van de Korachieten voor de koordirigent.

Zoals een hert naar water snakt,
zo verlang ik naar U, God.
Mijn hele innerlijk verlangt naar de levende God,
wanneer zou ik voor Hem mogen verschijnen?
Dag en nacht huil ik, ik proef alleen maar tranen,
omdat men voortdurend aan mij vraagt waar mijn God is.
Eens ging ik aan het hoofd van een grote menigte
op weg naar het Huis van God.
Het was een feestvierende menigte.
Overal klonk gejuich en lofprijzing.
Daar zal ik aan terugdenken en mijzelf mee opbeuren.
Waarom ben ik toch zo onrustig en terneergeslagen?
Ik moet alles alleen van God verwachten.
Ik zal Hem zeker weer lofprijzen, mijn Bevrijder en mijn God!
Steeds opnieuw ben ik terneergeslagen.
Daarom dwing ik mijzelf aan U te denken
en aan het land bij de Jordaan en het Hermongebergte.
Zoals het water klinkt en het bruisen van de rivieren,
zo treffen mij uw beproevingen.
Overdag zal de goedheid en liefde van de Here bij mij zijn
en ʼs nachts zal ik tot Hem zingen,
bidden tot de God van mijn leven.
10 Ik zal God, mijn rots, vragen:
‘Waarom vergeet U mij?
Waarom moet ik terneergeslagen rondlopen,
onderdrukt door mijn tegenstanders?’
11 Mijn vijanden bespotten mij
en brengen mij de doodsteek toe
door de hele dag maar te zeggen:
‘Waar is uw God nu?’
12 Waarom ben ik toch zo onrustig en terneergeslagen?
Ik wil op God vertrouwen,
eens zal ik Hem zeker weer loven,
want Hij is mijn bevrijder en mijn God!

72 Een psalm van Salomo.

O God, doe recht aan de koning
en toon uw rechtvaardigheid aan zijn zoon.
Laat hij rechtvaardig over uw volk regeren
en zuiver rechtspreken, ook over de armen.
Laten de bergen de vrede voor het volk aandragen
en de heuvels spreken over de zuivere rechtspraak.
Laat de koning de armsten uit de samenleving
hun rechten geven en hen werkelijk helpen.
Maar laat hij de onderdrukker veroordelen.
Laat ieder,
zolang de zon schijnt
en de maan ʼs nachts aan de hemel staat,
ontzag voor U hebben.
Van generatie op generatie.
Laat de koning zijn als een milde regenbui
die neerdaalt op de akkers en de aarde bevochtigt.
Laat onder zijn regering
de oprechte mens tot bloei komen
en laat er altijd vrede zijn.
Laat hem heersen van oost tot west
en van noord tot zuid.
Laten de nomaden in de woestijn
zich voor hem buigen
en zijn tegenstanders
voorover in het stof vallen.
10 Laten de koningen uit Tarsis en de andere buurlanden
hem geschenken brengen.
De koningen van Seba en Saba
moeten hem belasting betalen.
11 Laten alle koningen
zich voor hem buigen
en alle volken
aan hem onderworpen zijn.
12 De koning zal zeker
de arme die om hulp roept, bevrijden
en ook de armzalige
die door niemand wordt geholpen.
13 Hij zal zich ontfermen
over ieder die klein en arm is,
hen allen nabij zijn en bevrijden.
14 Elke vorm van onderdrukking en geweld
zal hij voor hen wegnemen.
Zij zullen kostbaar zijn in zijn ogen.
15 De koning zal grote voorspoed kennen.
Men zal hem goud uit Seba brengen.
Ook zal men voor hem bidden, dag in, dag uit.
De hele dag door zal men hem het goede toewensen.
16 Het land zal overvloedige graanoogsten kennen.
Op de bergen bloeien de gewassen met rijke vruchten,
net als op de Libanon.
De mensen in de stad bloeien
als de gewassen op aarde.
17 De naam van de koning zal niet worden vergeten.
Zolang de zon haar licht op aarde geeft,
zal men zijn naam kennen.
Laten alle volken
elkaar het beste wensen met zijn naam en hem eren.
18 Alle lof en eer is voor de Here God,
de God van Israël, tot in eeuwigheid.
Alleen Hij doet wonderen.
19 Voor eeuwig zal zijn heerlijke naam
worden geloofd en geprezen.
Laat de hele aarde vol zijn met zijn aanwezigheid.
Ja, laat het zo zijn. Amen.
20 Hier eindigen de gebeden van David, de zoon van Isaï.

102 Deze psalm is het gebed van iemand die in diepe ellende zit, geen raad meer weet en zijn hart uitstort bij de Here.

Here, luister toch naar mijn gebed,
ik bid dat mijn hulpgeroep U bereikt.
Verberg U niet voor mij,
nu het mij allemaal te veel wordt,
luister toch naar mij.
Antwoord mij toch snel, nu ik U roep.
Want ik word zo snel oud
en mijn botten doen zeer, zij gloeien.
Mijn hart is dor als dood gras
en alle eetlust is verdwenen.
Door al mijn verdriet
voel ik mij lichamelijk een wrak.
Ik voel mij als een pelikaan in de woestijn, hulpeloos.
Alsof ik een steenuil ben die in de ruïnes zit.
Ik kan niet slapen en lijk op een vogel, alleen op een dak.
Mijn tegenstanders bespotten mij voortdurend.
Mijn naam geldt als een vloek
voor wie mijn bloed wel kunnen drinken.
10 Ik eet as in plaats van brood
en mijn tranen mengen zich met het water dat ik drink.
11 Dat komt allemaal doordat U
uw toorn en ergernis over mij hebt uitgegoten,
eerst nam U mij op
en toen gooide U mij weer neer.
12 Mijn dagen zijn stil en duister
en ik verga.
13 Here, U heerst echter tot in eeuwigheid.
Uw naam zal nooit worden uitgewist en blijft altijd bestaan.
14 Eens zult U Zich over Jeruzalem komen ontfermen.
De tijd is aangebroken om uw stad genade te geven.
15 Uw dienaren houden van deze stad
en hebben medelijden met de puinhopen die er liggen.
16 Dan zullen alle volken ter wereld
eerbied en ontzag hebben voor de naam van de Here.
Alle heersers
zullen uw grootheid erkennen.
17 Dan zal de Here Jeruzalem herbouwen
en er met zijn grootheid en macht gaan wonen.
18 Dan zal Hij de gebeden van de armen aanhoren
en Zich tot hen overbuigen.
19 Laten we dit opschrijven voor de komende generaties.
Het volk dat dan leeft, zal de Here prijzen.
20 Want de Here heeft hoog vanuit zijn heilige hemel
neergezien op de aarde.
21 Hij hoorde het klagen en huilen van de gevangenen
en bevrijdde hen die ten dode waren opgeschreven.
22 Daarom zal men in Jeruzalem over de Here vertellen
en zijn naam groot maken.
23 Dan zullen alle volken en koninkrijken bij elkaar komen
en de Here dienen.
24 Halverwege mijn leven heeft Hij mijn kracht afgenomen.
Ik leef nog maar kort.
25 Ik zeg tegen Hem:
mijn God, laat mij nog niet sterven,
ik ben nog veel te jong.
Maar U bestaat al eeuwen.
26 In het begin hebt U de aarde gemaakt
en ook de hemel was uw werk.
27 Dit alles zal eenmaal verdwijnen,
maar U blijft altijd aanwezig.
Alles slijt weg als oude kleren,
28 maar U blijft dezelfde.
Aan uw bestaan komt geen einde.
29 De nakomelingen van uw dienaren kunnen veilig leven.
Het volk dat uit hen voortkomt,
zal altijd veilig onder uw hoede blijven.

132 Een bedevaartslied.

Here, denk toch aan alle moeite
die David heeft doorstaan.
Hoe hij heeft gezworen aan de Here
en een belofte heeft gedaan aan de machtige God van Jakob.
Hij zei: ‘Ik meen het,
ik zal mijn huis niet meer binnengaan
en niet meer naar bed gaan,
en ik zal de slaap niet vatten
eer ik voor de Here een plaats heb gevonden,
waar Hij kan wonen.
Een woonplaats voor de machtige God van Jakob.’
Weet u,
wij hoorden in Efrata al
over zijn woning spreken
en vonden haar in de velden van Jaär.
Laten wij zijn huis binnengaan
en ons diep voor Hem buigen.
Here, sta op en ga naar uw rustplaats,
U en de ark die spreekt van uw kracht.
Laten uw priesters zich kleden in rechtvaardigheid
en uw volgelingen jubelen over uw grootheid.
10 Keer U niet af van uw uitverkorene,
ter wille van uw dienaar David.
11 De Here heeft David een kostbare belofte gedaan
die Hij nooit zal verbreken.
Hij zei: een van uw eigen nakomelingen
zal Ik koning maken.
12 Als uw zonen zich aan mijn wet houden
en spreken over alles wat Ik hun leer,
zullen ook hun kinderen weer regeren.
13 Want de Here heeft Jeruzalem uitgekozen.
Daar wilde Hij graag wonen.
14 Hij zei: ‘Dit is de plaats
waar Ik altijd rust zal vinden.
Hier wil ik graag wonen.
15 Het eten in deze stad zal Ik zegenen
en de armen die er wonen,
zal Ik volop te eten geven.
16 De priesters van Jeruzalem
zullen mijn bevrijding kennen
en de gelovigen zullen blij jubelen.
17 In Jeruzalem zal Ik David sterk maken.
Door hem die Ik uitkies,
zal het licht schijnen.
18 Zijn vijanden zal Ik met schande overladen,
maar hij zelf zal een stralende kroon dragen.’

12 Wie de onderwijzing naar waarde schat, weet ook de opgedane kennis te waarderen. Wie echter de bestraffing haat, is onverstandig.
Een goed mens vindt genade in de ogen van de Here, maar een boosdoener beschouwt Hij als een goddeloze, die zijn straf verdient.
De goddeloosheid doet de mens geen goed, maar de rechtvaardigen blijven standvastig, als een boom met sterke wortels.
Een goede vrouw is een sieraad voor haar man, maar een vrouw die zich onverstandig gedraagt, maakt het leven van haar man kapot.
De gedachten van rechtvaardige mensen zijn goed, maar wat de goddelozen uitbroeden is bedrog.
Woorden van goddeloze mensen zijn gericht op bloedvergieten en geweld, maar als een oprechte spreekt, brengt dat redding.
De goddelozen worden uitgeroeid zonder een spoor na te laten, maar de rechtvaardige blijft bestaan.
Wie laat zien dat hij verstandig is, wordt door iedereen geprezen, maar wie niet oprecht is, wordt een voorwerp van verachting.
Beter een bescheiden mens met één knecht, dan een opschepper die niet genoeg te eten heeft.
10 De rechtvaardige zorgt goed voor al zijn dieren, maar goddelozen zijn wreed en kennen geen medelijden.
11 Wie zijn land bewerkt, heeft steeds genoeg te eten. Wie echter leeglopers volgt, is onverstandig.
12 De goddeloze geniet van de kwaadaardigheid, maar de wortels van de rechtvaardige doen hem groeien en bloeien.
13 De boosdoener raakt verstrikt in zijn leugens, maar de rechtvaardige wordt gered uit de moeilijkheden.
14 Als iemand goede dingen zegt, geeft dat grote voldoening. Op hard werken volgen de zegeningen.
15 De dwaas denkt dat hij leeft zoals het hoort, maar het is beter goede raad te volgen en niet op eigen inzicht te vertrouwen.
16 De dwaas toont zijn woede zonder na te denken, terwijl een bedachtzaam mens zich vooralsnog beheerst.
17 Wie de waarheid spreekt, toont duidelijk wat is gebeurd, maar een vals getuige verdraait de zaak.
18 Sommigen slaan met hun kwetsende woorden als een zwaard om zich heen, maar wat de wijze zegt, kwetst niet en is heilzaam.
19 Iemand die de waarheid spreekt, blijft altijd overeind. Bedrog is slechts een tijdelijke zaak, want eerlijk duurt het langst.
20 Het hart van wie zint op kwaad, is vol bedrog, maar wie vreedzaamheid adviseert, kent blijdschap.
21 Rechtvaardige mensen gaan niet ten onder aan de tegenslagen, maar goddelozen wacht een heilloos einde.
22 De Here verafschuwt leugens, maar wie waarachtig leeft, vindt genade in Gods ogen.
23 Een bedachtzaam en verstandig mens laat zich niet voorstaan op zijn kennis, maar onverstandigen slaan dwaasheid uit.
24 Vlijtige mensen houden zelf het roer in handen. Wie dat niet doet, wordt overheerst en betaalt belasting aan een vreemde.
25 Zorgen maken het hart van een mens verdrietig, maar een bemoedigend woord maakt het weer blij.
26 Een rechtvaardige is beter dan zijn naaste, maar de goddeloze heeft geen inzicht en komt op een dwaalweg.
27 De bedrieger zal niet genieten van wat hij zich heeft toegeëigend, maar een vlijtig mens verdient de opbrengst van zijn werk.
28 Gerechtigheid brengt leven, maar de zonde leidt tot de dood.