Add parallel Print Page Options

Het Lam verbreekt de zegels

Ik zag dat het Lam één van de zeven zegels verbrak. En ik hoorde een van de vier wezens met donderende stem zeggen: ‘Kom.’ Verder zag ik een wit paard. Op het paard zat iemand met een boog in zijn hand en hij kreeg een kroon op zijn hoofd. Hij trok erop uit als overwinnaar naar zijn volgende overwinning. Het Lam verbrak het tweede zegel en ik hoorde het tweede wezen zeggen: ‘Kom.’ Deze keer kwam er een rood paard. Er zat iemand op die een groot zwaard kreeg. Hij moest de vrede van de aarde wegnemen, zodat de mensen elkaar zouden afslachten. Toen het Lam het derde zegel verbrak, hoorde ik het derde wezen zeggen: ‘Kom.’ En ik zag een zwart paard, met iemand erop die een weegschaal in de hand hield. Er kwam een stem uit het midden van de vier wezens, die zei: ‘Eén maat tarwe voor een dagloon en drie maten gerst voor een dagloon. En doe voorzichtig met de olie en de wijn.’

Toen Hij het vierde zegel verbrak, hoorde ik het vierde wezen zeggen: ‘Kom.’ Toen kwam er een paard met een grauwe kleur. De dood zat op zijn rug en het dodenrijk volgde hem op de voet. Die twee kregen macht om een kwart van alle mensen te doden door het zwaard, de honger, de pest en de wilde dieren. Toen het Lam het vijfde zegel verbrak, zag ik onder het altaar de zielen van hen die vermoord waren omdat zij de boodschap van God geloofd hadden en daar openlijk voor waren uitgekomen. 10 Zij riepen luid: ‘U bent een heilig Heerser en U houdt uw woord. Hoelang duurt het nog voordat U wraak neemt voor wat zij ons hebben aangedaan?’ 11 Zij kregen allemaal een wit kleed en hun werd gezegd dat zij nog even moesten wachten. Eerst zou het aantal mededienaren en broeders en zusters dat ter wille van Christus gedood zou worden, voltallig moeten zijn.

12 Toen Hij het zesde zegel verbrak, zag ik dat er een zware aardbeving kwam. De zon werd zwart als een rouwkleed en de maan rood als bloed. 13 De sterren vielen van de hemel op de aarde, als onrijpe vijgen die in een storm van de boom waaien. 14 De hemel verdween als een stuk papier dat opgerold wordt, en alle bergen en eilanden werden van hun plaats gerukt. 15 Alle mensen verstopten zich in holen en tussen de rotsen: koningen, regeringsleiders en generaals, rijken en sterken, slaven en vrijen. 16 Zij schreeuwden naar de bergen en de rotsen: ‘Val op ons! Verberg ons voor de ogen van Hem die op de troon zit en voor de toorn van het Lam. 17 De grote dag van hun toorn is gekomen en niemand zal die overleven.’

The Seals

I watched as the Lamb(A) opened the first of the seven seals.(B) Then I heard one of the four living creatures(C) say in a voice like thunder,(D) “Come!” I looked, and there before me was a white horse!(E) Its rider held a bow, and he was given a crown,(F) and he rode out as a conqueror bent on conquest.(G)

When the Lamb opened the second seal, I heard the second living creature(H) say, “Come!” Then another horse came out, a fiery red one.(I) Its rider was given power to take peace from the earth(J) and to make people kill each other. To him was given a large sword.

When the Lamb opened the third seal, I heard the third living creature(K) say, “Come!” I looked, and there before me was a black horse!(L) Its rider was holding a pair of scales in his hand. Then I heard what sounded like a voice among the four living creatures,(M) saying, “Two pounds[a] of wheat for a day’s wages,[b] and six pounds[c] of barley for a day’s wages,[d](N) and do not damage(O) the oil and the wine!”

When the Lamb opened the fourth seal, I heard the voice of the fourth living creature(P) say, “Come!” I looked, and there before me was a pale horse!(Q) Its rider was named Death, and Hades(R) was following close behind him. They were given power over a fourth of the earth to kill by sword, famine and plague, and by the wild beasts of the earth.(S)

When he opened the fifth seal, I saw under(T) the altar(U) the souls of those who had been slain(V) because of the word of God(W) and the testimony they had maintained. 10 They called out in a loud voice, “How long,(X) Sovereign Lord,(Y) holy and true,(Z) until you judge the inhabitants of the earth(AA) and avenge our blood?”(AB) 11 Then each of them was given a white robe,(AC) and they were told to wait a little longer, until the full number of their fellow servants, their brothers and sisters,[e] were killed just as they had been.(AD)

12 I watched as he opened the sixth seal. There was a great earthquake.(AE) The sun turned black(AF) like sackcloth(AG) made of goat hair, the whole moon turned blood red, 13 and the stars in the sky fell to earth,(AH) as figs drop from a fig tree(AI) when shaken by a strong wind. 14 The heavens receded like a scroll being rolled up,(AJ) and every mountain and island was removed from its place.(AK)

15 Then the kings of the earth, the princes, the generals, the rich, the mighty, and everyone else, both slave and free,(AL) hid in caves and among the rocks of the mountains.(AM) 16 They called to the mountains and the rocks, “Fall on us(AN) and hide us[f] from the face of him who sits on the throne(AO) and from the wrath of the Lamb! 17 For the great day(AP) of their[g] wrath has come, and who can withstand it?”(AQ)

Footnotes

  1. Revelation 6:6 Or about 1 kilogram
  2. Revelation 6:6 Greek a denarius
  3. Revelation 6:6 Or about 3 kilograms
  4. Revelation 6:6 Greek a denarius
  5. Revelation 6:11 The Greek word for brothers and sisters (adelphoi) refers here to believers, both men and women, as part of God’s family; also in 12:10; 19:10.
  6. Revelation 6:16 See Hosea 10:8.
  7. Revelation 6:17 Some manuscripts his