Numeri 4
Het Boek
De taak van de zonen van Kehat
4 1-3 Toen zei de Here tegen Mozes en Aäron: ‘Tel alle mannen van dertig tot vijftig jaar uit het geslacht van Kehat, uit de stam van Levi, die dienst kunnen doen in de tabernakel. 4 Dit zijn hun heilige taken: 5 wanneer het kamp wordt opgebroken, moeten Aäron en zijn zonen de tabernakel binnengaan, het gordijn voor het Heilige der Heiligen naar beneden halen en de ark ermee bedekken. 6 Daarna zullen zij het gordijn met dassenvellen afdekken en daar overheen een hemelsblauw kleed leggen. Dan zullen de draagstokken van de ark door de ringen worden gestoken. 7 Vervolgens moeten zij een hemelsblauw kleed leggen over de tafel waarop de toonbroden liggen en daarop de schotels, schalen, kommen, kannen en toonbroden neerleggen. 8 Daar overheen zullen zij een scharlaken kleed leggen en dat nog eens bedekken met dassenvellen. Daarna zullen zij de draagstokken in de ringen aan de tafel schuiven. 9 Dan moeten zij de kandelaar, de lampen, de snuiters, de bakjes en het reservoir met olijfolie bedekken met een hemelsblauw kleed. 10 Al deze voorwerpen zullen dan worden afgedekt met dassenvellen en deze bundel zal op een draagbaar worden gezet. 11 Daarna moeten zij het gouden altaar eerst met een hemelsblauw kleed en daarna met dassenvellen afdekken en de draagstokken door de ringen steken. 12 Alle overgebleven voorwerpen in de tabernakel moeten in een hemelsblauw kleed worden gewikkeld, afgedekt met dassenvellen en op de draagbaar worden gezet. 13 De as moet van het altaar worden verwijderd, waarna het altaar zal worden afgedekt met een roodpurperen kleed. 14 Alle toebehoren van het altaar moeten op dat kleed worden gelegd—de vuurpannen, de vorken, de scheppen en de schalen—en daar overheen zal een afdekking van dassenvellen komen te liggen. Ten slotte moeten dan de draagstokken worden aangebracht.
15 Wanneer Aäron en zijn zonen het heilige en het toebehoren hebben ingepakt, moeten de familieleden van Kehat alle voorwerpen oppakken en vervoeren naar de volgende kampplaats. Zij mogen de heilige voorwerpen echter niet aanraken, anders zullen zij sterven. Dit zijn de heilige taken die aan de zonen van Kehat worden opgedragen bij het vervoer van de tabernakel. 16 Eleazar, de zoon van Aäron, zal de verantwoordelijkheid dragen voor de lampolie, het geurige reukwerk, het dagelijkse spijsoffer en de zalfolie, in feite is hij verantwoordelijk voor de hele tabernakel en alles wat daarbij hoort.’
17-19 Toen zei de Here tegen Mozes en Aäron: ‘Laten de Levieten uit de stam van Kehat zichzelf niet vernietigen! Om te voorkomen dat zij sterven wanneer zij de allerheiligste voorwerpen vervoeren, moeten Aäron en zijn zonen met hen mee naar binnen gaan en aanwijzen wat ieder moet dragen. 20 Zij mogen echter niet zomaar naar binnen gaan, anders zouden zij de heilige voorwerpen kunnen zien en moeten sterven.’
21-23 En de Here zei tegen Mozes: ‘Tel alle mannen van dertig tot vijftig jaar uit het geslacht van Gerson die geschikt zijn voor het heilige werk in de tabernakel. 24 Dit zijn hun taken: 25 zij moeten de gordijnen van de tabernakel, de tabernakel zelf met zijn dekkleden, de dakbedekking van dassenvellen en het gordijn voor de ingang van de tabernakel dragen. 26 Verder moeten zij ook de gordijnen dragen die rond de voorhof hangen, het gordijn voor de ingang van de voorhof dat het altaar en de tabernakel omringt, het altaar, de scheerlijnen en al het toebehoren. Zij zijn volledig verantwoordelijk voor het vervoer van deze voorwerpen. 27 Aäron en ieder van zijn zonen mogen de Levieten uit het geslacht van Gerson opdrachten geven en aanwijzen wat zij moeten dragen, 28 maar de Gersonieten zijn direct verantwoording schuldig aan Aärons zoon Itamar.
29,30 Tel nu alle mannen van dertig tot vijftig jaar uit het geslacht van Merari die geschikt zijn voor de dienst in de tabernakel. 31 Wanneer de tabernakel wordt verplaatst, dragen zij de panelen, de balken en de pilaren met hun voetstukken van de tabernakel, 32 de pilaren van de voorhof met hun voetstukken, de grondpennen en de scheerlijnen en alles wat nodig is voor hun gebruik en onderhoud. Verdeel de taken per man, zodat ieder weet wat hij dragen moet. 33 De Levieten uit het geslacht van Merari zijn ook directe verantwoording schuldig aan Aärons zoon Itamar.’
34,35 Zo hielden Mozes, Aäron en de andere leiders een telling onder de mannen van dertig tot vijftig jaar uit het geslacht van Kehat 36 en kwamen op een totaal van 2750 mannen die geschikt waren voor de dienst in de tabernakel. 37 Dit werd gedaan volgens de opdrachten die de Here Mozes had gegeven.
38-41 Eenzelfde telling leverde voor het geslacht van Gerson een totaal van 2630 mannen op.
42-45 Na telling van de mannen uit het geslacht van Merari kwam men daar op het totaal van 3200 mannen. 46-48 Zodoende kwamen Mozes, Aäron en de andere leiders op een totaal van 8580 Levieten van dertig tot vijftig jaar, die geschikt waren voor de dienst in de tabernakel en voor het vervoer van de tabernakel en het toebehoren. 49 In overeenstemming met de opdracht van de Here aan Mozes, droeg men ieder van deze getelden zijn taak op, zodat ieder naar vermogen een deel van alles kon dragen.
Numbers 4
English Standard Version
Duties of the Kohathites, Gershonites, and Merarites
4 The Lord spoke to Moses and Aaron, saying, 2 “Take a census of the sons of Kohath from among the sons of Levi, by their clans and their fathers' houses, 3 (A)from thirty years old up to fifty years old, all who can come on duty, to do the work in the tent of meeting. 4 This is the service of the sons of Kohath in the tent of meeting: (B)the most holy things. 5 When the camp is to set out, Aaron and his sons shall go in and take down (C)the veil of the screen and cover (D)the ark of the testimony with it. 6 Then they shall put on it a covering of goatskin[a] and spread on top of that a cloth all of blue, and shall put in its (E)poles. 7 And over the (F)table of the bread of the Presence they shall spread a cloth of blue and put on it the plates, the dishes for incense, the bowls, and the flagons for the drink offering; (G)the regular showbread also shall be on it. 8 Then they shall spread over them a cloth of scarlet and cover the same with a covering of goatskin, and shall (H)put in its poles. 9 And they shall take a cloth of blue and cover (I)the lampstand for the light, with its lamps, its tongs, its trays, and all the vessels for oil with which it is supplied. 10 And they shall put it with all its utensils in a covering of goatskin and put it on the carrying frame. 11 And over (J)the golden altar they shall spread a cloth of blue and cover it with a covering of goatskin, and shall put in its poles. 12 And they shall take all (K)the vessels of the service that are used in the sanctuary and put them in a cloth of blue and cover them with a covering of goatskin and put them on the carrying frame. 13 And they shall take away the ashes from the altar and spread a purple cloth over it. 14 And they shall put on it all the utensils of the altar, which are used for the service there, the fire pans, the forks, the shovels, and the basins, all the utensils of the altar; and they shall spread on it a covering of goatskin, and shall put in its poles. 15 And when Aaron and his sons have finished covering the sanctuary and all the furnishings of the sanctuary, as the camp sets out, after that (L)the sons of Kohath shall come to carry these, (M)but they must not touch the holy things, lest they die. These are the things of the tent of meeting that the sons of Kohath are to carry.
16 “And Eleazar the son of Aaron the priest shall have charge of (N)the oil for the light, the (O)fragrant incense, (P)the regular grain offering, and (Q)the anointing oil, with the oversight of the whole tabernacle and all that is in it, of the sanctuary and its vessels.”
17 The Lord spoke to Moses and Aaron, saying, 18 “Let not the tribe of the clans of the Kohathites be destroyed from among the Levites, 19 but deal thus with them, that they may live and not die when they come near to (R)the most holy things: Aaron and his sons shall go in and appoint them each to his task and to his burden, 20 (S)but they shall not go in to look on the holy things even for a moment, lest they die.”
21 The Lord spoke to Moses, saying, 22 “Take a census of the sons of Gershon also, by their fathers' houses and by their clans. 23 (T)From thirty years old up to fifty years old, you shall list them, all who can (U)come to do duty, to do service in the tent of meeting. 24 This is the service of the clans of the Gershonites, in serving and bearing burdens: 25 (V)they shall carry (W)the curtains of the tabernacle and the tent of meeting with (X)its covering and the covering of goatskin that is on top of it and the screen for the entrance of the tent of meeting 26 and the hangings of the court and the screen for the entrance of the gate of the court that is around the tabernacle and the altar, and their cords and all the equipment for their service. And they shall do all that needs to be done with regard to them. 27 All the service of the sons of the Gershonites shall be at the command of Aaron and his sons, in all that they are to carry and in all that they have to do. And you shall assign to their charge all that they are to carry. 28 This is the service of the clans of the sons of the Gershonites in the tent of meeting, and their guard duty is to be (Y)under the direction of Ithamar the son of Aaron the priest.
29 “As for the sons of Merari, you shall list them by their clans and their fathers' houses. 30 (Z)From thirty years old up to fifty years old, you shall list them, everyone who can come on duty, to do the service of the tent of meeting. 31 And (AA)this is what they are charged to carry, as the whole of their service in the tent of meeting: the frames of the tabernacle, with its bars, pillars, and bases, 32 and the pillars around the court with their bases, pegs, and cords, with all their equipment and all their accessories. And you shall (AB)list by name the objects that they are required to carry. 33 This is the service of the clans of the sons of Merari, the whole of their service in the tent of meeting, (AC)under the direction of Ithamar the son of Aaron the priest.”
34 And Moses and Aaron and the chiefs of the congregation listed the sons of the Kohathites, by their clans and their fathers' houses, 35 (AD)from thirty years old up to fifty years old, everyone who could come on duty, for service in the tent of meeting; 36 and those listed by clans were 2,750. 37 (AE)This was the list of the clans of the Kohathites, all who served in the tent of meeting, whom Moses and Aaron listed according to the commandment of the Lord by Moses.
38 Those listed of the sons of Gershon, by their clans and their fathers' houses, 39 (AF)from thirty years old up to fifty years old, everyone who could come on duty for service in the tent of meeting— 40 those listed by their clans and their fathers' houses were 2,630. 41 (AG)This was the list of the clans of the sons of Gershon, all who served in the tent of meeting, whom Moses and Aaron listed according to the commandment of the Lord.
42 Those listed of the clans of the sons of Merari, by their clans and their fathers' houses, 43 (AH)from thirty years old up to fifty years old, everyone who could come on duty, for service in the tent of meeting— 44 those listed by clans were 3,200. 45 (AI)This was the list of the clans of the sons of Merari, whom Moses and Aaron listed according to the commandment of the Lord by Moses.
46 All those who were listed of the Levites, whom Moses and Aaron and the chiefs of Israel listed, by their clans and their fathers' houses, 47 (AJ)from thirty years old up to fifty years old, everyone who could come to do the service of ministry and the service of bearing burdens in the tent of meeting, 48 those listed were 8,580. 49 According to the commandment of the Lord through Moses they were listed, (AK)each one with his task of serving or carrying. Thus they were listed by him, (AL)as the Lord commanded Moses.
Footnotes
- Numbers 4:6 The meaning of the Hebrew word is uncertain; compare Exodus 25:5
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
The ESV® Bible (The Holy Bible, English Standard Version®), © 2001 by Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers. ESV Text Edition: 2025.
