Add parallel Print Page Options

Tobia, die naast hem stond, deed er nog een schepje bovenop: ‘Als er maar een vos over die muur loopt, stort hij al in!’ Toen bad ik: ‘O God, hoor toch hoe wij worden uitgelachen! Laat hun spot op hun eigen hoofd terechtkomen, laat hen gevangen worden weggevoerd naar een vreemd land! Vergeef hun hun zonde niet, maar onthoud wat zij hebben misdaan. Want zij maken U belachelijk door ons die de muur herbouwen, te bespotten.’

Read full chapter

De Ammoniet Tobia stond naast hem en zei: "Zelfs als het hun lukt om de muur op te bouwen, stort hij al weer in als er maar een vos tegenaan springt!"

– Hoor toch God, hoe we uitgelachen worden! Straf hen daarvoor! Zorg dat zij zelf gevangen meegenomen worden naar een ander land! Heer, vergeef hun niet wat ze ons aandoen. Want door de mensen te beledigen die de muur herbouwen, beledigen ze U!

Read full chapter