Add parallel Print Page Options

Het verdriet van Micha

Micha zegt: Ik ben zo verdrietig! Want het is als bij het oogsten van de druiven of de vijgen: na de oogst is er aan de struiken geen enkele druif of vijg meer te vinden. Ik verlang zó naar nieuwe, vroegrijpe vruchten! Maar zoals er geen vrucht meer is te vinden, is er in het hele land geen enkel mens meer te vinden die God nog dient. Er zijn geen mensen meer die God dienen. Iedereen loert op bloed. Iedereen probeert een ander in de val te laten lopen. De mensen doen alleen maar slechte dingen. De koning en de rechter laten zich omkopen. De machtige mensen spannen samen om te kunnen doen wat ze willen. De beste van hen is nog erger dan een doornstruik. De eerlijkste van hen is nog erger dan een heg van dorens. Maar zij die jullie komen straffen, zijn onderweg! Dan zullen jullie geschokt zijn over wat er gebeurt. Vertrouw je buren niet. Vertrouw zelfs je beste vriend niet. Pas zelfs op wat je tegen je eigen vrouw zegt. Want de zonen hebben geen respect meer voor hun vader. De dochters komen in opstand tegen hun moeder. Getrouwde vrouwen tegen de moeder van hun man. De mensen waarmee je in één huis woont, worden je vijanden.

Micha blijft op God vertrouwen

Micha zegt namens Israël: Maar ik zal blijven vertrouwen op de Heer. Ik zal wachten op de God die mij redt. Mijn God zal mij horen roepen. Vijand, verheug je maar niet over mij. Als ik val, zal ik weer opstaan. Als het donker om mij heen wordt, zal de Heer mij licht geven. Ik ben de Heer ongehoorzaam geweest. Daarom zal ik zijn straf verdragen, totdat Hij weer voor mij opkomt en over mij rechtspreekt. Dan zal Hij mij uit het donker naar het licht leiden. Ik zal met eigen ogen zien, dat Hij voor mij zal opkomen. 10 Ook mijn vijand zal het zien. Hij zal bedrogen uitkomen, want hij heeft tegen mij gezegd: 'Waar is nu die God van jou?' Ik zal het zien als hij vertrapt wordt zoals afval in de straten.

11 Maar op een dag zal Hij de stadsmuren weer opbouwen. In die tijd zullen de grenzen vergroot worden. 12 Vanaf Assur tot Egypte en vanaf Egypte tot aan de Rivier (= de Eufraat), vanaf de ene zee in het westen tot aan de andere zee in het oosten en vanaf alle bergen zullen in die tijd de mensen naar jullie toe komen. 13 Maar het land zal eerst verwoest worden vanwege alle slechte dingen die de mensen hebben gedaan.

Micha's gebed tot God

14 Micha zegt: Heer, zorg als een herder voor uw volk. Leid uw schapen met uw staf, schapen die apart wonen in een bos midden tussen vruchtbare velden. Laat hen grazen in Basan en in Gilead, zoals vroeger.

15 De Heer antwoordt: Net als in de tijd toen jullie uit Egypte vertrokken, zal Ik de volken wonderen laten zien. 16 De volken zullen ze zien en voor schut staan. Want ze zullen zien dat hun macht niets voorstelt. Ze zullen niets meer durven zeggen en niets meer willen horen.

17 Micha zegt: Ze zullen door het stof kruipen. Ze zullen bevend uit hun burchten komen. Sidderend zullen ze komen naar onze Heer God. Ze zullen diep ontzag voor U hebben. 18 Welke god is als U? U vergeeft ons alle slechte dingen die we hebben gedaan. U denkt niet langer aan alles waarin uw volk U ongehoorzaam is geweest. U blijft niet voor eeuwig boos. Want U bent vriendelijk en liefdevol. 19 U zal medelijden met ons hebben en weer voor ons zorgen. U zal alles wat wij tegen U verkeerd hebben gedaan, wegdoen. U zal het in de diepste zee gooien. 20 U zal trouw zijn aan Jakob. U zal doen wat U aan Abraham heeft beloofd. U zal doen wat U aan onze voorvaders van lang geleden heeft gezworen.

以色列的敗壞

我真悲慘!
就像夏天的果子已被收盡,
葡萄已被摘淨,
找不到一串可吃的,
尋不見我心中渴望的初熟無花果。
虔敬人已從大地上滅絕,
世間再沒有正直人。
人人伺機殺人流血,
用網羅獵取自己的弟兄。
他們善於作惡。
領袖和審判官索要賄賂,
顯貴袒露心中的惡慾,朋比為奸。
他們當中最好的不過是蒺藜,
最正直的也不過是荊棘籬笆。

你們的守望者所說的日子,
就是你們受懲罰的日子已經來到。
你們必驚慌失措。

不要相信鄰居,
不要信賴朋友,
即使對你懷中的妻子也要守口如瓶。
因為兒子藐視父親,
女兒與母親作對,
媳婦與婆婆作對;
家人之間反目成仇。

至於我,
我要仰望耶和華,
等候拯救我的上帝;
我的上帝必垂聽我的祈求。
我的仇敵啊,
你們不要對我幸災樂禍!
我雖跌倒,但必再爬起來;
我雖坐在黑暗裡,
但耶和華必做我的光。
我得罪了耶和華,
所以要忍受祂的懲罰,
直到祂為我辯護,替我伸冤。
祂必領我進入光明,
我必親睹祂的公義。
10 從前嘲笑我說「你的上帝耶和華在哪裡」的仇敵看見這事,
都必滿面羞愧。
我必親眼看見他們遭到報應,
他們要像街上的泥土一樣被人踐踏。

11 以色列啊,
終有一日你會重建自己的城牆。
到那日,你必擴張自己的疆域。
12 那日,從亞述到埃及的各城,
從埃及到幼發拉底河,
從天涯到海角[a]
人們都要到你這裡來。
13 然而,大地要因地上居民的罪惡而荒涼。

14 耶和華啊,
求你用你的杖牧放屬於你的羊群,
就是你的子民。
他們獨自居住在叢林中,
住在肥沃的田園間。
願他們像從前一樣在巴珊和基列吃草。
15 耶和華說:
「我要向他們顯出神蹟奇事,
就像他們離開埃及時一樣。」
16 列國看見這一切,
都必因自己勢力衰微而羞愧,
都必用手捂口,耳朵變聾。
17 他們要像蛇一樣舔土,
又如地上的爬蟲,
戰戰兢兢地走出營寨;
他們必畏懼我們的上帝耶和華,
他們必對你充滿恐懼。
18 有何神明像你一樣赦免罪惡,
饒恕你倖存子民的過犯?
你不會永遠發怒,
因為你樂於施恩。
19 你必再憐憫我們,
將我們的罪惡踐踏在腳下,
把我們的一切過犯拋進深海。
20 你必按古時給我們列祖的誓言,
以信實待雅各,
以慈愛待亞伯拉罕。

Footnotes

  1. 7·12 從天涯到海角」希伯來文是「從海到海,從山到山」。