Add parallel Print Page Options

In de toekomst zal iedereen leven zoals de Heer het wil

Micha zegt: Maar aan het eind van de tijd zal de berg met de tempel van de Heer zo stevig staan als de hoogste bergen. Hij zal hoger zijn dan de heuvels. De volken zullen er van alle kanten naartoe komen. Landen en volken zullen erheen gaan en zeggen: "Kom, laten we naar de berg van de Heer gaan, naar de tempel van de God van Jakob. Dan zal Hij ons leren hoe we moeten leven. Dan zullen we leren leven zoals Hij het wil." Want vanuit Jeruzalem zal de wet geleerd worden. Het woord van de Heer zal uit Jeruzalem komen. Hij zal rechtspreken tussen machtige volken en verre landen. Ze zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren omsmeden tot snoeimessen. Geen volk zal nog een ander volk aanvallen. Ze zullen niet meer leren oorlogvoeren. Alle mensen zullen in vrede in hun eigen huis kunnen wonen. Niemand zal hun kwaad doen. Dit is wat de Heer Zelf zegt, en Hij zal het ook doen. Want alle volken leven nu nog op de manier die hun goden van hen vragen, maar wíj zullen dan voor altijd leven op de manier die onze Heer God van ons vraagt.

Jeruzalem zal weer een machtige stad worden

De Heer zegt: In die tijd zal Ik de mensen die zwak zijn, weer verzamelen. De mensen die Ik voor straf naar andere landen heb gejaagd, zal Ik weer bij elkaar brengen. Dat zwakke groepje mensen dat van mijn volk is overgebleven, zal Ik weer tot een volk maken. Mijn volk dat helemaal uit elkaar gejaagd was, zal weer een machtig volk worden. En Ik zal hun Koning zijn op de berg Sion, voor eeuwig. En aan jou, Schaapstoren en Ofel[a] van de stad Jeruzalem, zal het koningschap teruggegeven worden. Het vroegere koningschap komt terug binnen je muren.

Waarom schreeuwen jullie nu zo hard? Hebben jullie dan geen koning? Is jullie raadgever gedood, dat jullie het uitschreeuwen? 10 Schreeuwen jullie maar! Krimp maar in elkaar van ellende, bewoners van Jeruzalem! Maar jullie zullen je stad verlaten en het open veld ingaan. Jullie zullen naar Babel trekken. Daar zullen jullie worden bevrijd. Daar zal de Heer jullie redden van je vijanden. 11 Nu vallen vele machtige volken jullie aan. Ze hebben zich verzameld en zeggen: "We zullen Jeruzalem veroveren! Jeruzalem zal van ons zijn!" 12 Maar zij kennen de plannen van de Heer niet. Ze weten niet wat Ik ga doen. Ze weten niet dat Ik hen verzamel, zoals je de bossen graan verzamelt om er de graankorrels uit te gaan kloppen. 13 Kom nu hier, bewoners van Jeruzalem! Ik zal jullie sterk maken. Jullie zullen de volken uitkloppen als graan. Alles wat ze geroofd hebben, zal voor de Heer zijn. Alles wat ze bezitten, zal zijn voor de Heer van de hele aarde.

14 Micha zegt: Zet je legers maar klaar, jij oorlogzuchtige stad! De vijand staat klaar om ons aan te vallen. Ze hebben een belegeringswal tegen ons opgeworpen. Ze zullen de leider van Israël met een stok in zijn gezicht slaan.

Footnotes

  1. Micha 4:8 De Schaapstoren en de Ofel waren wachttorens van de burcht van Jeruzalem.

Dieu régnera en Sion

Dans l’avenir, ╵il adviendra

que le mont sur lequel ╵est le temple de l’Eternel
sera fermement établi ╵au-dessus des montagnes,
et il s’élèvera ╵par-dessus toutes les hauteurs,
et les peuples y afflueront[a].
De nombreux peuples étrangers viendront,
en se disant les uns aux autres :

« Venez, montons ╵au mont de l’Eternel,
au temple du Dieu de Jacob !
Il nous enseignera ╵les voies qu’il a prescrites ;
nous suivrons ses sentiers. »
Car de Sion viendra la Loi,
et de Jérusalem, ╵la Parole de l’Eternel.
Et il sera l’arbitre ╵entre de nombreux peuples ;
oui, il sera le juge ╵de puissantes nations, ╵même lointaines.
Martelant leurs épées, ╵ils forgeront des socs ╵pour leurs charrues,
et, de leurs lances, ╵ils feront des faucilles.
Plus aucune nation ╵ne brandira l’épée ╵contre une autre nation,
et l’on n’apprendra plus la guerre.
Chacun habitera en paix ╵sous sa vigne et sous son figuier[b],
il n’y aura personne ╵qui puisse le troubler.
C’est l’Eternel qui a parlé, ╵le Seigneur des armées célestes.
Les autres peuples marchent
chacun au nom de ses divinités,
mais nous, nous marcherons
au nom de l’Eternel, ╵lui qui est notre Dieu,
toujours et à jamais.

Dieu rassemblera son troupeau dispersé

En ce jour-là,
l’Eternel le déclare,
je rassemblerai les brebis, ╵celles qui boitent
et celles qui sont exilées
et que j’ai maltraitées.
Je ferai de celles qui boitent ╵un reste qui subsistera ;
de celles qui sont exilées ╵je ferai un peuple puissant.
L’Eternel régnera sur eux, ╵sur le mont Sion, ╵dès maintenant et à jamais.
Et toi, tour du troupeau,
toi, citadelle de la communauté de Sion,
ta souveraineté d’antan
te reviendra :
la royauté que possédait ╵Jérusalem.

Epreuve et délivrance

Et pourquoi maintenant, ╵pousses-tu de tels cris ?
N’as-tu donc plus de roi ?
Ton conseiller a-t-il péri
pour que les douleurs t’aient saisie
comme une femme qui enfante ?
10 Oui, tords-toi de douleur, gémis,
comme une femme qui enfante,
toi qui habites dans Sion !
Car tu devras quitter la ville
et camper en pleins champs ;
tu iras jusqu’à Babylone.
Mais là, tu seras délivré,
car l’Eternel te sauvera
du pouvoir de tes ennemis.
11 Mais pour l’instant, ╵de nombreux peuples ╵se sont rassemblés contre toi
disant : « Qu’elle soit profanée,
et que nos yeux contemplent ╵de Sion le spectacle ! »
12 Mais ceux-là ne connaissent pas ╵les plans de l’Eternel,
ils ne comprennent pas ╵ses intentions :
il les a rassemblés comme des gerbes ╵pour battre le blé sur une aire.
13 Debout, foulez le blé, ╵habitants de Sion,
je rendrai vos cornes, d’acier,
et vos sabots, de bronze ;
et vous écraserez ╵de nombreux peuples ;
vous vouerez exclusivement ╵leurs biens à l’Eternel,
et vous offrirez leurs richesses ╵au Seigneur de toute la terre.
14 Maintenant, rassemble tes troupes[c],
ville de troupes !
On nous assiège
et l’on frappe à coups de bâton ╵le chef d’Israël au visage.

Footnotes

  1. 4.1 Les v. 1-3 sont parallèles à Es 2.2-4.
  2. 4.4 Expression proverbiale pour parler d’une paix et d’une sécurité parfaites (voir 1 R 5.5 ; Am 9.14 ; Za 3.10).
  3. 4.14 rassemble tes troupes. Autre traduction : fais-toi des incisions, pratique de deuil interdite par la Loi (Lv 19.28).

De Here zal de hele wereld regeren

In de laatste dagen zullen Jeruzalem en de tempel van de Here een grote aantrekkingskracht op de wereld uitoefenen en mensen uit vele landen zullen daar naar toe trekken om de Here te aanbidden. ‘Kom,’ zullen zij tegen elkaar zeggen, ‘laten wij naar de berg van de Here gaan om de tempel van de God van Israël te bezoeken. Hij zal ons leren hoe wij moeten leven en wij zullen Hem gehoorzamen.’ Want in die tijd zal de Here vanuit Jeruzalem de hele wereld onderwijzen en regeren. Hij zal rechtspreken tussen de volken en machtige, ver weg gelegen naties terechtwijzen. Oorlogstuig zal worden omgebouwd tot landbouwwerktuigen. Geen enkel volk zal nog een ander volk aanvallen, want alle oorlogen zullen verleden tijd zijn, en niemand zal meer worden opgeleid tot soldaat. Iedereen zal rustig in de schaduw van zijn eigen huis zitten, in vrede en welvaart, want er is niemand meer die hen opschrikt. Dit heeft de Here van de hemelse legers beloofd. Daarom zullen wij de Here onze God voor altijd volgen, ook al aanbidden de volken rondom ons afgoden!

‘In die tijd,’ zegt de Here, ‘zal Ik mijn volk dat Ik heb gestraft, terugbrengen. Alle kreupelen en verdrevenen zullen terugkomen. De kreupelen zal Ik sparen en van de verdrevenen zal Ik weer een sterk en machtig volk maken en Ik zal voor eeuwig hun koning zijn op de berg Sion. Jeruzalem, wachttoren van Gods volk, u zult uw koninklijke macht en heerschappij van vroeger weer terugkrijgen.’

Maar waarom schreeuwt u nú zo hard? Waar is uw koning? Waar zijn uw adviseurs? Pijn heeft u overvallen als een vrouw tijdens een bevalling. 10 Krimp ineen en schreeuw het uit van pijn, volk van Sion, want u moet deze stad verlaten en in de velden gaan wonen. U zult in ballingschap naar Babel worden gestuurd. Maar daar zult u worden bevrijd. Daar zal de Here u verlossen van al uw vijanden.

11 Het is waar dat talloze volken één front hebben gevormd tegen u. Zij roepen: ‘Wij willen bloed zien! Wij willen de bevolking van Sion vernietigen!’ 12 Maar zij kennen de gedachten van de Here niet en hebben geen begrip voor zijn plannen. Want er komt een moment waarop de Here alle vijanden van zijn volk zal verzamelen als korenschoven op de dorsvloer. 13 ‘Sta op, bevolking van Sion, en dors. Ik zal uw horens van ijzer en hoeven van koper geven. U zult vele volken totaal vertrappen en hun geroofde rijkdom aan de Here wijden, aan de Here van de hele aarde.’ 14 Te wapen! De vijand heeft een belegeringswal tegen Jeruzalem opgeworpen. Met een roede zal hij die Israël leiden moet, in het gezicht worden geslagen.