Add parallel Print Page Options

God waarschuwt met de beste bedoelingen

Wee hun die onrecht beramen en op hun bed allerlei boze plannen uitdenken. Vroeg in de morgen staan zij op om ze uit te voeren. Niemand zal dat verhinderen, omdat het in hun macht ligt het te doen. Hebben zij hun zinnen gezet op een bepaalde akker, dan zorgen zij ervoor die te krijgen. Zien zij een huis dat zij willen hebben, al is het iemands enige bezit, dan leggen zij er beslag op met dreigementen en geweld. ‘Daarom,’ zegt de Here, ‘ga Ik voor u een straf bedenken. Het zal een vreselijke straf zijn, waaraan niemand zich kan onttrekken. U zult dan niet meer trots met uw neus in de wind lopen, want het zal een verschrikkelijke tijd zijn.

Op die dag zal men een spotlied op u aanheffen. En u zult huilend en jammerend dit klaaglied zingen: “Het is met ons gedaan, we zijn totaal vernietigd! God heeft ons land van ons afgenomen en in vreemde handen laten overgaan. Hij deelt onze akkers uit aan goddelozen!” Daarom zult u niemand hebben die u, door loting, land toewijst in de gemeente van de Here.’

‘Houd op met profeteren,’ zeggen de valse profeten. ‘Zeg toch niet zulke dingen. Zulke praat is schandelijk. Zoiets zal ons nooit overkomen.’ Is dat nu een juist antwoord, Huis van Jakob? Denkt u dat de Geest van de Here het prettig vindt u zo hard aan te pakken? Nee! Hij waarschuwt u met de beste bedoelingen om u weer op het rechte pad te krijgen. Maar tot op dit moment gedraagt u zich tegenover mijn volk heel vijandig. Want u steelt van nietsvermoedende, vredelievende voorbijgangers hun mantel. U verdrijft de weduwen uit hun huis en ontneemt de wezen elk recht dat hun door God gegeven is. 10 Sta op! Wegwezen! Dit is niet langer uw land, want u hebt het met uw zonden gevuld en daarom zult u op een vreselijke wijze omkomen. 11 ‘Ik profeteer dat u wijn en sterke drank zult krijgen,’ dat is het soort dronken leugenprofetie dat u graag hoort.

12 ‘Er zal een tijd aanbreken, Israël, waarop Ik u zal verzamelen. Iedereen die nog in leven is, zal erbij zijn. Ik zal u bij elkaar brengen als schapen in de schaapskooi, als een kudde in de wei. Het zal er gonzen van mensen. 13 Hij die in staat is bressen te slaan, zal u uit uw ballingschap leiden. Hij gaat voor u uit wanneer u door de poorten trekt van de steden waarin u gevangen zat. Uw koning gaat voorop, de Here is uw aanvoerder.’

Gods woorden over de leiders van het land

Het zal slecht aflopen met de mensen die aldoor slechte dingen bedenken. Die 's nachts in bed misdadige plannen smeden en in de vroege ochtend gaan doen wat ze 's nachts hebben bedacht. Ze kunnen doen wat ze willen. Als ze een akker willen hebben, dan roven ze die. Als ze huizen willen hebben, dan nemen ze die. Zo bedriegen ze de mensen en nemen hun huizen en grond in bezit. Daarom, zegt de Heer, zal Ik hen straffen. Ze zullen op geen enkele manier aan hun straf kunnen ontkomen. Ze zullen gebukt lopen van ellende, want het zal een zware tijd zijn. In die tijd zal er over hen een treurlied gezongen worden:

'Het is afgelopen met ons. We zijn vernietigd.
De Heer geeft het land van zijn volk aan vreemden.
Hij neemt het ons af!
Hij deelt onze akkers uit aan vreemden.'

Niemand zal nog door loting een nieuw stuk land krijgen in de vergadering van de Heer.

Gods woorden over de leugen-profeten

Houd toch op met profeteren! Profeteer maar niet. Jullie zullen alleen maar voor schut komen te staan. Jullie die het volk van Israël heten, luister! Zou de Geest van de Heer boos zijn? Kijk wat Hij doet, dan weet je het! De Heer is toch altijd goed voor mensen die leven zoals Hij het wil?

Maar sinds enige tijd gedraagt mijn volk zich als een vijand tegen Mij. Want jullie beroven onschuldige voorbijgangers, als mannen die terugkomen van de strijd! Jullie jagen vrouwen hun huis uit, het huis waar ze zo gelukkig waren. Jullie nemen hun kinderen mijn zegen af. 10 Sta nu op en vertrek hier. Jullie zullen hier niet rustig blijven wonen. Want het land is bedorven door wat jullie hebben gedaan. Het is totaal bedorven door de verschrikkelijke dingen die jullie doen.

11 Als er iemand komt die leugens voor jullie profeteert, over wijn en sterke drank, dán mag hij jullie profeet zijn!

God belooft dat Hij ook weer goed voor zijn volk zal zijn

12 De Heer zegt: "Het is zeker dat Ik jou, volk van Israël, weer bij elkaar zal brengen. Alle mensen die zijn overgebleven, zal Ik verzamelen als schapen in een stal, als een kudde vee in een weiland. Het land zal vol mensen zijn. 13 De Heer baant voor hen de weg en gaat voorop. Ze zullen doorbreken en door de poort trekken. Hun Koning zal hen aanvoeren, de Heer zal voorop gaan."

Human Plans and God’s Plans

Woe to those who plan iniquity,
    to those who plot evil(A) on their beds!(B)
At morning’s light they carry it out
    because it is in their power to do it.
They covet fields(C) and seize them,(D)
    and houses, and take them.
They defraud(E) people of their homes,
    they rob them of their inheritance.(F)

Therefore, the Lord says:

“I am planning disaster(G) against this people,
    from which you cannot save yourselves.
You will no longer walk proudly,(H)
    for it will be a time of calamity.
In that day people will ridicule you;
    they will taunt you with this mournful song:
‘We are utterly ruined;(I)
    my people’s possession is divided up.(J)
He takes it from me!
    He assigns our fields to traitors.’”

Therefore you will have no one in the assembly of the Lord
    to divide the land(K) by lot.(L)

False Prophets

“Do not prophesy,” their prophets say.
    “Do not prophesy about these things;
    disgrace(M) will not overtake us.(N)
You descendants of Jacob, should it be said,
    “Does the Lord become[a] impatient?
    Does he do such things?”

“Do not my words do good(O)
    to the one whose ways are upright?(P)
Lately my people have risen up
    like an enemy.
You strip off the rich robe
    from those who pass by without a care,
    like men returning from battle.
You drive the women of my people
    from their pleasant homes.(Q)
You take away my blessing
    from their children forever.
10 Get up, go away!
    For this is not your resting place,(R)
because it is defiled,(S)
    it is ruined, beyond all remedy.
11 If a liar and deceiver(T) comes and says,
    ‘I will prophesy for you plenty of wine and beer,’(U)
    that would be just the prophet for this people!(V)

Deliverance Promised

12 “I will surely gather all of you, Jacob;
    I will surely bring together the remnant(W) of Israel.
I will bring them together like sheep in a pen,
    like a flock in its pasture;
    the place will throng with people.(X)
13 The One who breaks open the way will go up before(Y) them;
    they will break through the gate(Z) and go out.
Their King will pass through before them,
    the Lord at their head.”

Footnotes

  1. Micah 2:7 Or Is the Spirit of the Lord