Mattheüs 8
BasisBijbel
Jezus geneest een man met een besmettelijke huidziekte
8 Toen Jezus de berg weer was afgedaald, volgden grote groepen mensen Hem. 2 Er kwam een man naar Jezus toe die een besmettelijke huidziekte had.[a] Hij liet zich voor Jezus op zijn knieën vallen en zei: "Heer, als U het wil, kunt U mij gezond maken." 3 Jezus stak zijn hand uit, raakte hem aan[b] en zei: "Ik wil het. Wees weer gezond!" Onmiddellijk werd zijn huid gezond. 4 Jezus zei tegen hem: "Denk erom dat je dit aan niemand vertelt. Ga naar de priester en laat hem zien dat je weer gezond bent. Breng dan het offer dat Mozes heeft bevolen.[c] Dat zal voor de mensen het bewijs zijn dat je genezen bent."
Jezus geneest de knecht van een Romeinse legerhoofdman
5 Daarna kwam Jezus in Kapernaüm. Daar kwam een Romeinse hoofdman naar Hem toe. 6 Hij zei tegen Jezus: "Heer, mijn knecht ligt ziek thuis. Hij is verlamd en heeft erge pijn." 7 Jezus zei tegen hem: "Ik zal komen en hem genezen." 8 Maar de hoofdman antwoordde: "Heer, ik ben het niet waard dat U in mijn huis komt. Maar U hoeft maar één woord te zeggen. Dan zal mijn knecht gezond worden. 9 Want ik moet zelf ook gehoorzamen aan de mensen die boven mij staan en mij bevelen geven. En ik heb zelf soldaten aan wie ik bevelen geef. Als ik tegen de één zeg: 'Ga!' dan gaat hij. En als ik tegen een ander zeg: 'Kom!' dan komt hij. En als ik tegen mijn slaaf zeg: 'Doe dit!' dan doet hij het."
10 Toen Jezus dit hoorde, was Hij verbaasd. Hij zei tegen de mensen die met Hem meeliepen: "Luister goed! Ik zeg jullie dat Ik in heel Israël bij niemand zo'n groot geloof heb gevonden! 11 Ik zeg jullie dat er veel mensen vanuit de hele wereld in het Koninkrijk van God zullen komen. Daar zullen ze met Abraham en Izaäk en Jakob aan tafel zitten. 12 Maar de kinderen van het Koninkrijk[d] zullen worden weggestuurd naar de verste duisternis. Daar zullen ze huilen en met hun tanden knarsen van spijt." 13 En Jezus zei tegen de hoofdman: "Ga naar huis. Wat je gelooft, zal gebeuren." En de knecht genas, precies op dat moment.
Genezingen in het huis van Petrus
14 Jezus kwam in het huis van Petrus. Daar zag Hij dat de moeder van Petrus' vrouw met koorts in bed lag. 15 Hij raakte haar hand aan en de koorts verdween. Ze stond op en bediende Jezus. 16 Toen het avond werd, brachten de mensen heel veel mensen naar Hem toe in wie duivelse geesten zaten. Hij gaf de duivelse geesten het bevel uit hen weg te gaan, en ze gehoorzaamden. Hij maakte iedereen die ziek was weer gezond. 17 Zo gebeurde wat de profeet Jesaja vroeger al had gezegd: 'Hij heeft onze kwalen op Zich genomen en onze ziekten heeft Hij weggedragen.'
18 Jezus zag dat er inmiddels wel heel veel mensen gekomen waren. Daarom zei Hij tegen zijn leerlingen dat ze met Hem naar de overkant van het meer moesten varen. 19 Toen kwam er een wetgeleerde naar Hem toe. Hij zei: "Meester, ik zal U volgen, waar U ook heen gaat." 20 Jezus zei tegen hem: "De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten. Maar de Mensenzoon heeft geen plek om te slapen."
21 Eén van zijn leerlingen zei tegen Hem: "Heer, ik wil U ook wel volgen. Maar mag ik wachten tot ik mijn vader heb begraven?" 22 Maar Jezus zei tegen hem: "Volg Mij! Laten de doden hun doden maar begraven."
De storm op het meer
23 Toen stapte Jezus met zijn leerlingen in de boot. 24 Het begon hevig te stormen, zodat de golven in de boot sloegen. Maar Jezus lag te slapen. 25 De leerlingen maakten Hem wakker en riepen: "Heer, red ons! We zinken!" 26 Hij zei tegen hen: "Waarom zijn jullie bang? Wat is jullie geloof toch klein!" Hij stond op en sprak streng tegen de wind en het meer. En het water en de wind werden helemaal rustig. 27 De mannen waren stomverbaasd en zeiden: "Wat is Hij toch voor iemand? Zelfs de wind en het water gehoorzamen Hem!"
Jezus jaagt duivelse geesten uit twee mannen
28 Jezus kwam aan de overkant van het meer. Dat was de streek van de Gadarénen. Er kwamen twee mensen naar Hem toe die in de macht waren van duivelse geesten. Ze woonden op de begraafplaats. Ze waren erg gevaarlijk en niemand durfde langs de begraafplaats te gaan. 29 Ze schreeuwden tegen Jezus: "Wat moet U van ons, Zoon van God? Bent U gekomen om ons pijn te doen vóórdat het de afgesproken tijd is?"
30 Daar in de buurt werd een grote kudde varkens gehoed. 31 De duivelse geesten smeekten Jezus: "Als U ons eruit jaagt, mogen we dan in die varkens gaan?" 32 Jezus zei tegen hen: "Ga!" Toen vertrokken ze uit de mannen en gingen in de varkens. En de hele kudde sloeg op hol. De varkens stortten van de steile berghelling af, het meer in. Alle dieren verdronken. 33 De herders van de varkens vluchtten weg. Toen ze in de stad kwamen, vertelden ze wat er met de varkens en met de twee mannen was gebeurd. 34 Toen kwamen alle bewoners van de stad naar Jezus toe. Ze vroegen Hem om uit hun gebied te vertrekken.
Footnotes
- Mattheüs 8:2 De bijbel heeft het over 'melaatsheid'. Tegenwoordig wordt het 'lepra' genoemd.
- Mattheüs 8:3 Mensen met deze ziekte mochten niet worden aangeraakt! Ze waren 'onrein'. Lees Leviticus 13:45 en 46.
- Mattheüs 8:4 De priester bepaalde of iemand inderdaad een besmettelijke huidziekte had, of dat het iets anders was. Ook iemand die dacht dat hij genezen was, moest dat door de priester laten beoordelen. Lees Leviticus 13.
- Mattheüs 8:12 De 'kinderen van het Koninkrijk' zijn de Israëlieten. Het Koninkrijk van God was in de eerste plaats voor hén bedoeld. Lees Romeinen 9:4 en 5.
Mattheüs 8
Het Boek
Jezus geneest vele mensen
8 Jezus ging de berg af en vele mensen liepen met Hem mee. 2 Er kwam een melaatse man naar Jezus toe. Die viel voor Hem op de knieën, keek naar Hem op en zei: ‘Here, als U het wilt, kunt U mij genezen.’ 3 Jezus raakte de man aan. ‘Ik wil het,’ zei Hij. ‘Word weer gezond.’ Hij had het nog maar net gezegd of de melaatsheid was verdwenen. 4 Daarop zei Hij tegen de man: ‘Praat er met niemand over. Ga meteen naar de priester om u te laten onderzoeken. Neem ook het offer mee dat volgens de wet van Mozes moet worden gebracht voor de genezing van melaatsheid. Dan zal iedereen weten dat u genezen bent.’
5 Toen Jezus in Kafarnaüm kwam, liep een officier van het Romeinse leger op Hem toe. 6 Hij vertelde dat zijn knecht verlamd in bed lag en verging van de pijn. Hij vroeg of Jezus er iets aan wilde doen. 7 ‘Ja,’ zei Jezus, ‘zal Ik meegaan om hem te genezen?’ 8 ‘Nee, nee,’ antwoordde de officier. ‘U hoeft niet bij mij thuis te komen. Daar ben ik niet goed genoeg voor. U kunt gewoon hier blijven. Als U zegt dat mijn knecht beter moet worden, wórdt hij beter. 9 Want ik moet doen wat mijn commandant mij opdraagt, en mijn soldaten moeten doen wat ik zeg. Als ik tegen een soldaat zeg: “Ga,” dan gaat hij. Als ik tegen een ander zeg: “Kom,” dan komt hij. En als ik tegen mijn knecht zeg: “Doe dit eens,” dan doet hij het. Zo is het ook met U. Als U zegt dat de ziekte uit mijn knecht moet verdwijnen, gebeurt dat!’ 10 Jezus was verbaasd en zei tegen de mensen om Hem heen: ‘Nergens in Israël heb Ik iemand ontmoet die zoveel geloof heeft! 11 Ik zeg u dat uit alle delen van de wereld een stroom van mensen het Koninkrijk van de hemelen zal binnengaan. Zij zullen met Abraham, Isaak en Jakob aan tafel zitten. 12 Maar veel van wie recht dachten te hebben op het Koninkrijk zullen in de diepste duisternis worden gegooid. Daar zullen zij jammeren van wroeging en verdriet.’ 13 Jezus zei tegen de Romeinse officier: ‘Ga naar huis. Het gebeurt zoals u gelooft.’ Op datzelfde moment werd de knecht genezen.
14 Jezus kwam in het huis van Petrus en zag dat Petrusʼ schoonmoeder met koorts in bed lag. 15 Hij raakte haar hand aan en de koorts verdween. De vrouw stond op en ging voor Hem zorgen.
16 ʼs Avonds werden verscheidene mensen bij Jezus gebracht die boze geesten hadden. Hij hoefde maar één woord te spreken en de boze geesten gingen uit de mensen weg. Ieder die ziek was, werd genezen. 17 Daarmee werd werkelijkheid wat de profeet Jesaja had gezegd: ‘Hij heeft onze kwalen op zich genomen en onze ziekten gedragen.’
18 Jezus zag dat er steeds meer mensen om Hem heen kwamen staan. Hij zei tegen zijn leerlingen dat zij het meer moesten oversteken. 19 Op dat moment kwam er een bijbelgeleerde naar Hem toe en zei: ‘Meester, ik zal U volgen waar u maar heengaat.’ 20 Jezus antwoordde: ‘Vossen hebben holen en vogels nesten, maar Ik, de Mensenzoon, heb geen plaats om mijn hoofd neer te leggen.’ 21 Iemand anders, een van zijn leerlingen, vroeg: ‘Here, vindt U het goed dat ik pas weer met U meega nadat ik mijn vader heb begraven?’ 22 ‘Nee,’ antwoordde Jezus. ‘Ga met Mij mee. Laat de mensen die geestelijk dood zijn, hun eigen doden maar begraven.’
23 Hij stapte in de boot en ging met zijn leerlingen naar de overkant van het meer. 24 Terwijl zij overvoeren, stak er plotseling een hevige storm op. De golven waren zo hoog dat ze over de boot sloegen. Jezus lag te slapen. 25 De leerlingen gingen naar Hem toe en maakten Hem wakker. ‘Here,’ schreeuwden ze. ‘Red ons! Wij vergaan!’ 26 Jezus zei: ‘Waarom zijn jullie zo bang? Hebben jullie zo weinig vertrouwen?’ Hij ging staan en zei tegen de wind en de golven dat zij moesten ophouden, en het werd doodstil. 27 De leerlingen wisten niet wat ze zagen. ‘Wie is Hij toch?’ vroegen zij zich af. ‘Zelfs de wind en de golven doen wat Hij zegt!’
28 Toen Jezus aan de andere kant van het meer kwam, in de streek van de Gadarenen, kwamen er twee mannen op Hem af, die beheerst werden door boze geesten. De mannen woonden in graven die in de rotsen waren uitgehouwen, en waren zo gevaarlijk dat niemand bij hen in de buurt durfde te komen. 29 ‘Wat wilt U van ons, Zoon van God?’ schreeuwden zij. ‘Komt U ons nu al kwellen!’ 30 Een eind verderop liep een grote kudde varkens eten te zoeken. 31 ‘Als U ons wegjaagt, stuur ons dan in die varkens,’ smeekten de boze geesten. 32 ‘Goed,’ zei Jezus. ‘Ga!’ De geesten verlieten de twee mannen en gingen in de varkens. Alle varkens stormden de steile helling af en verdronken in het meer. 33 De varkenshoeders vluchtten naar een nabijgelegen stad en vertelden wat er allemaal was gebeurd. Het verhaal over de twee bezetenen bracht grote opschudding teweeg. 34 De hele stad liep uit, naar Jezus toe. Toen zij bij Hem kwamen, vroegen zij Hem dringend weg te gaan.
Matthieu 8
La Bible du Semeur
L’Évangile et l’autorité de Jésus
Jésus guérit les malades(A)
8 Quand Jésus descendit de la montagne, une foule nombreuse le suivit. 2 Et voici qu’un lépreux s’approcha et se prosterna devant lui en disant : Seigneur, si tu le veux, tu peux me rendre pur[a].
3 Jésus tendit la main et le toucha en disant : Je le veux, sois pur.
Aussitôt, il fut purifié de sa lèpre.
4 – Attention, lui dit Jésus, ne le dis à personne ; mais va te faire examiner par le prêtre et apporte l’offrande prescrite par Moïse. Cela leur servira de témoignage[b].
(Lc 7.1-10)
5 Jésus entrait à Capernaüm, quand un officier romain l’aborda. 6 Il le supplia : Seigneur, mon serviteur est couché chez moi, il est paralysé, il souffre terriblement.
7 – Je vais chez toi, lui répondit Jésus, et je le guérirai.
8 – Seigneur, dit alors l’officier, je ne remplis pas les conditions[c] pour te recevoir dans ma maison, mais tu n’as qu’un mot à dire et mon serviteur sera guéri. 9 Car, moi-même, je suis un officier subalterne, mais j’ai des soldats sous mes ordres, et quand je dis à l’un : « Va ! », il va. Quand je dis à un autre : « Viens ! », il vient. Quand je dis à mon esclave : « Fais ceci ! », il le fait.
10 En entendant cela, Jésus fut rempli d’admiration et, s’adressant à ceux qui le suivaient, il dit : Vraiment, je vous l’assure : chez personne, en Israël, je n’ai trouvé une telle foi ! 11 Je vous le déclare : beaucoup viendront de l’Orient et de l’Occident et prendront place à table auprès d’Abraham, d’Isaac et de Jacob, dans le royaume des cieux. 12 Mais ceux qui devaient hériter du royaume, ceux-là seront jetés dans les ténèbres du dehors. Là, il y aura des pleurs et d’amers regrets.
13 Puis Jésus dit à l’officier : Rentre chez toi et qu’il te soit fait selon ce que tu as cru. Et, à l’heure même, son serviteur fut guéri.
Il a porté nos maladies(B)
14 Jésus se rendit alors à la maison de Pierre. Il trouva la belle-mère de celui-ci alitée, avec une forte fièvre. 15 Il lui prit la main, et la fièvre la quitta. Alors elle se leva et se mit à le servir.
16 Le soir venu, on lui amena beaucoup de gens qui étaient sous l’emprise de démons : par sa parole, il chassa ces esprits mauvais. Il guérit aussi tous les malades. 17 Ainsi s’accomplissait cette parole du prophète Esaïe :
Il s’est chargé de nos infirmités
et il a porté nos maladies[d] .
L’engagement total du disciple(C)
18 Lorsque Jésus se vit entouré d’une foule nombreuse, il donna ordre à ses disciples de passer de l’autre côté du lac. 19 Un spécialiste de la Loi s’approcha et lui dit : Maître, je te suivrai partout où tu iras.
20 Jésus lui répondit : Les renards ont des tanières et les oiseaux du ciel des nids ; mais le Fils de l’homme n’a pas d’endroit où reposer sa tête.
21 – Seigneur, lui dit un autre qui était de ses disciples, permets-moi d’aller d’abord enterrer mon père.
22 Mais Jésus lui répondit : Suis-moi et laisse à ceux qui sont morts le soin d’enterrer leurs morts.
Plus fort que la tempête(D)
23 Il monta dans un bateau et ses disciples le suivirent. 24 Tout à coup, une grande tempête se leva sur le lac et les vagues passaient par-dessus le bateau. Pendant ce temps, Jésus dormait. 25 Les disciples s’approchèrent de lui et le réveillèrent en criant : Seigneur, sauve-nous, nous sommes perdus !
26 – Pourquoi avez-vous si peur ? leur dit-il. Votre foi est bien petite !
Alors il se leva, parla sévèrement au vent et au lac, et il se fit un grand calme.
27 Saisis d’étonnement, ceux qui étaient présents disaient : Quel est donc cet homme pour que même les vents et le lac lui obéissent ?
Plus fort que les démons(E)
28 Quand il fut arrivé de l’autre côté du lac, dans la région de Gadara[e], deux hommes qui étaient sous l’emprise de démons sortirent des tombeaux et vinrent à sa rencontre. Ils étaient si dangereux que personne n’osait plus passer par ce chemin. 29 Et voici qu’ils se mirent à crier : Que nous veux-tu, Fils de Dieu ? Es-tu venu nous tourmenter avant le temps ?
30 Or, il y avait, à quelque distance de là, un grand troupeau de porcs[f] en train de paître. 31 Les démons supplièrent Jésus : Si tu veux nous chasser, envoie-nous dans ce troupeau de porcs.
32 – Allez ! leur dit-il.
Les démons sortirent de ces deux hommes et entrèrent dans les porcs. Aussitôt, tout le troupeau s’élança du haut de la pente et se précipita dans le lac, et toutes les bêtes périrent noyées.
33 Les gardiens du troupeau s’enfuirent, coururent à la ville et allèrent raconter tout ce qui s’était passé, en particulier ce qui était arrivé aux deux hommes qui étaient sous l’emprise de démons. 34 Là-dessus, tous les habitants de la ville sortirent à la rencontre de Jésus et, quand ils le virent, le supplièrent de quitter leur territoire.
Footnotes
- 8.2 C’est-à-dire tu peux me guérir. La lèpre rendait rituellement impur ; demander à être purifié équivalait à demander la guérison.
- 8.4 Autres traductions : cela leur prouvera qui je suis ou cela prouvera à tous que tu es guéri ou cela prouvera à tous mon respect de la Loi.
- 8.8 Ou : je ne suis pas digne (voir 3.11). L’officier romain savait sans doute que la tradition ne permettait pas aux Juifs de pénétrer dans la maison d’un non-Juif.
- 8.17 Es 53.4.
- 8.28 Gadara se trouvait en territoire non juif, à 10 kilomètres au sud-est du lac de Galilée.
- 8.30 Le porc était, selon la Loi de Moïse, un animal impur (Lv 11.7). Seuls les non-Juifs élevaient des porcs.
马太福音 8
Chinese Union Version Modern Punctuation (Simplified)
洁净长大麻风的
8 耶稣下了山,有许多人跟着他。 2 有一个长大麻风的来拜他,说:“主若肯,必能叫我洁净了。” 3 耶稣伸手摸他,说:“我肯,你洁净了吧!”他的大麻风立刻就洁净了。 4 耶稣对他说:“你切不可告诉人,只要去把身体给祭司察看,献上摩西所吩咐的礼物,对众人做证据。”
治百夫长的仆人
5 耶稣进了迦百农,有一个百夫长进前来,求他说: 6 “主啊,我的仆人害瘫痪病,躺在家里甚是疼苦。” 7 耶稣说:“我去医治他。” 8 百夫长回答说:“主啊,你到我舍下我不敢当,只要你说一句话,我的仆人就必好了。 9 因为我在人的权下,也有兵在我以下,对这个说‘去!’他就去,对那个说‘来!’他就来,对我的仆人说‘你做这事!’他就去做。” 10 耶稣听见就稀奇,对跟从的人说:“我实在告诉你们:这么大的信心,就是在以色列中我也没有遇见过! 11 我又告诉你们:从东从西,将有许多人来,在天国里与亚伯拉罕、以撒、雅各一同坐席; 12 唯有本国的子民,竟被赶到外边黑暗里去,在那里必要哀哭切齿了。” 13 耶稣对百夫长说:“你回去吧!照你的信心给你成全了。”那时,他的仆人就好了。
医彼得岳母
14 耶稣到了彼得家里,见彼得的岳母害热病躺着。 15 耶稣把她的手一摸,热就退了。她就起来,服侍耶稣。 16 到了晚上,有人带着许多被鬼附的来到耶稣跟前,他只用一句话就把鬼都赶出去,并且治好了一切有病的人。 17 这是要应验先知以赛亚的话说:“他代替我们的软弱,担当我们的疾病。”
18 耶稣见许多人围着他,就吩咐渡到那边去。 19 有一个文士来对他说:“夫子,你无论往哪里去,我要跟从你。” 20 耶稣说:“狐狸有洞,天空的飞鸟有窝,人子却没有枕头的地方。” 21 又有一个门徒对耶稣说:“主啊,容我先回去埋葬我的父亲。” 22 耶稣说:“任凭死人埋葬他们的死人,你跟从我吧!”
平静风和海
23 耶稣上了船,门徒跟着他。 24 海里忽然起了暴风,甚至船被波浪掩盖,耶稣却睡着了。 25 门徒来叫醒了他,说:“主啊,救我们,我们丧命啦!” 26 耶稣说:“你们这小信的人哪!为什么胆怯呢?”于是起来,斥责风和海,风和海就大大地平静了。 27 众人稀奇,说:“这是怎样的人?连风和海也听从他了!”
28 耶稣既渡到那边去,来到加大拉人的地方,就有两个被鬼附的人从坟茔里出来迎着他,极其凶猛,甚至没有人能从那条路上经过。 29 他们喊着说:“神的儿子,我们与你有什么相干?时候还没有到,你就上这里来叫我们受苦吗?”
鬼入猪群
30 离他们很远,有一大群猪吃食。 31 鬼就央求耶稣,说:“若把我们赶出去,就打发我们进入猪群吧。” 32 耶稣说:“去吧!”鬼就出来,进入猪群。全群忽然闯下山崖,投在海里淹死了。 33 放猪的就逃跑进城,将这一切事和被鬼附的人所遭遇的都告诉人。 34 合城的人都出来迎见耶稣,既见了,就央求他离开他们的境界。
Matthew 8
New International Version
Jesus Heals a Man With Leprosy(A)
8 When Jesus came down from the mountainside, large crowds followed him. 2 A man with leprosy[a](B) came and knelt before him(C) and said, “Lord, if you are willing, you can make me clean.”
3 Jesus reached out his hand and touched the man. “I am willing,” he said. “Be clean!” Immediately he was cleansed of his leprosy. 4 Then Jesus said to him, “See that you don’t tell anyone.(D) But go, show yourself to the priest(E) and offer the gift Moses commanded,(F) as a testimony to them.”
The Faith of the Centurion(G)
5 When Jesus had entered Capernaum, a centurion came to him, asking for help. 6 “Lord,” he said, “my servant lies at home paralyzed,(H) suffering terribly.”
7 Jesus said to him, “Shall I come and heal him?”
8 The centurion replied, “Lord, I do not deserve to have you come under my roof. But just say the word, and my servant will be healed.(I) 9 For I myself am a man under authority, with soldiers under me. I tell this one, ‘Go,’ and he goes; and that one, ‘Come,’ and he comes. I say to my servant, ‘Do this,’ and he does it.”
10 When Jesus heard this, he was amazed and said to those following him, “Truly I tell you, I have not found anyone in Israel with such great faith.(J) 11 I say to you that many will come from the east and the west,(K) and will take their places at the feast with Abraham, Isaac and Jacob in the kingdom of heaven.(L) 12 But the subjects of the kingdom(M) will be thrown outside, into the darkness, where there will be weeping and gnashing of teeth.”(N)
13 Then Jesus said to the centurion, “Go! Let it be done just as you believed it would.”(O) And his servant was healed at that moment.
Jesus Heals Many(P)
14 When Jesus came into Peter’s house, he saw Peter’s mother-in-law lying in bed with a fever. 15 He touched her hand and the fever left her, and she got up and began to wait on him.
16 When evening came, many who were demon-possessed were brought to him, and he drove out the spirits with a word and healed all the sick.(Q) 17 This was to fulfill(R) what was spoken through the prophet Isaiah:
The Cost of Following Jesus(T)
18 When Jesus saw the crowd around him, he gave orders to cross to the other side of the lake.(U) 19 Then a teacher of the law came to him and said, “Teacher, I will follow you wherever you go.”
20 Jesus replied, “Foxes have dens and birds have nests, but the Son of Man(V) has no place to lay his head.”
21 Another disciple said to him, “Lord, first let me go and bury my father.”
22 But Jesus told him, “Follow me,(W) and let the dead bury their own dead.”
Jesus Calms the Storm(X)(Y)
23 Then he got into the boat and his disciples followed him. 24 Suddenly a furious storm came up on the lake, so that the waves swept over the boat. But Jesus was sleeping. 25 The disciples went and woke him, saying, “Lord, save us! We’re going to drown!”
26 He replied, “You of little faith,(Z) why are you so afraid?” Then he got up and rebuked the winds and the waves, and it was completely calm.(AA)
27 The men were amazed and asked, “What kind of man is this? Even the winds and the waves obey him!”
Jesus Restores Two Demon-Possessed Men(AB)
28 When he arrived at the other side in the region of the Gadarenes,[c] two demon-possessed(AC) men coming from the tombs met him. They were so violent that no one could pass that way. 29 “What do you want with us,(AD) Son of God?” they shouted. “Have you come here to torture us before the appointed time?”(AE)
30 Some distance from them a large herd of pigs was feeding. 31 The demons begged Jesus, “If you drive us out, send us into the herd of pigs.”
32 He said to them, “Go!” So they came out and went into the pigs, and the whole herd rushed down the steep bank into the lake and died in the water. 33 Those tending the pigs ran off, went into the town and reported all this, including what had happened to the demon-possessed men. 34 Then the whole town went out to meet Jesus. And when they saw him, they pleaded with him to leave their region.(AF)
Footnotes
- Matthew 8:2 The Greek word traditionally translated leprosy was used for various diseases affecting the skin.
- Matthew 8:17 Isaiah 53:4 (see Septuagint)
- Matthew 8:28 Some manuscripts Gergesenes; other manuscripts Gerasenes
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
La Bible Du Semeur (The Bible of the Sower) Copyright © 1992, 1999 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Copyright © 2011 by Global Bible Initiative
Holy Bible, New International Version®, NIV® Copyright ©1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.
NIV Reverse Interlinear Bible: English to Hebrew and English to Greek. Copyright © 2019 by Zondervan.