33 And when they were come unto a place called Golgotha, that is to say, a place of a skull,

34 They gave him vinegar to drink mingled with gall: and when he had tasted thereof, he would not drink.

35 And they crucified him, and parted his garments, casting lots: that it might be fulfilled which was spoken by the prophet, They parted my garments among them, and upon my vesture did they cast lots.

36 And sitting down they watched him there;

37 And set up over his head his accusation written, This Is Jesus The King Of The Jews.

38 Then were there two thieves crucified with him, one on the right hand, and another on the left.

39 And they that passed by reviled him, wagging their heads,

40 And saying, Thou that destroyest the temple, and buildest it in three days, save thyself. If thou be the Son of God, come down from the cross.

41 Likewise also the chief priests mocking him, with the scribes and elders, said,

42 He saved others; himself he cannot save. If he be the King of Israel, let him now come down from the cross, and we will believe him.

43 He trusted in God; let him deliver him now, if he will have him: for he said, I am the Son of God.

44 The thieves also, which were crucified with him, cast the same in his teeth.

Read full chapter

33 They came to a place called Golgotha (which means “the place of the skull”).(A) 34 There they offered Jesus wine to drink, mixed with gall;(B) but after tasting it, he refused to drink it. 35 When they had crucified him, they divided up his clothes by casting lots.(C) 36 And sitting down, they kept watch(D) over him there. 37 Above his head they placed the written charge against him: this is jesus, the king of the jews.

38 Two rebels were crucified with him,(E) one on his right and one on his left. 39 Those who passed by hurled insults at him, shaking their heads(F) 40 and saying, “You who are going to destroy the temple and build it in three days,(G) save yourself!(H) Come down from the cross, if you are the Son of God!”(I) 41 In the same way the chief priests, the teachers of the law and the elders mocked him. 42 “He saved others,” they said, “but he can’t save himself! He’s the king of Israel!(J) Let him come down now from the cross, and we will believe(K) in him. 43 He trusts in God. Let God rescue him(L) now if he wants him, for he said, ‘I am the Son of God.’” 44 In the same way the rebels who were crucified with him also heaped insults on him.

Read full chapter

Jezus aan het kruis

33 Ze kwamen bij de plek die Golgota heet. Dat betekent 'Schedelplaats'. 34 Ze wilden Jezus zure wijn gemengd met gal te drinken geven. Maar toen Hij proefde wat het was, wilde Hij het niet drinken. 35 Ze spijkerden Hem aan het kruis. Daarna gingen ze zitten dobbelen om zijn kleren te verdelen. Zo gebeurde wat de profeet vroeger had gezegd: 'Ze hebben mijn kleren onder elkaar verdeeld. Ze hebben er om geloot.' 36 Ze bleven daar zitten om Hem te bewaken. 37 Boven zijn hoofd hingen ze een bord waarop stond waarom Hij de doodstraf had gekregen. Er stond op: 'Jezus, de koning van de Joden.' 38 Naast Hem werden twee moordenaars gekruisigd. De één links en de ander rechts van Hem.

39 De mensen die voorbij kwamen, scholden Hem uit. 40 Ze schudden spottend hun hoofd en zeiden: "Hé, Jij die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt! Red Jezelf, als Je de Zoon van God bent! Kom eens van dat kruis af!" 41 De leiders van de priesters, de wetgeleerden en de leiders van het volk en de Farizeeërs zeiden hetzelfde. 42 Ze zeiden ook: "Andere mensen heeft Hij gered, maar Zichzelf kan Hij niet redden! Hij is toch de koning van Israël? Laat Hij dan van het kruis afkomen! Dan zullen we in Hem geloven. 43 Hij vertrouwt toch zo op God? Laat God Hem dan nu redden als Hij echt van Hem houdt. Want Hij heeft toch gezegd dat Hij Gods Zoon is?" 44 Ook de moordenaars die tegelijk met Hem waren gekruisigd, zeiden zulke dingen tegen Hem.

Read full chapter

33 Zo kwamen zij bij de heuvel Golgotha, dat betekent Schedelplaats. 34 De soldaten gaven Jezus wijn met een pijnstillend middel erin. Maar toen Hij ervan proefde, wilde Hij het niet drinken. 35 Na Hem aan het kruis gehangen te hebben, verdeelden de soldaten zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen. 36 Daarna gingen zij zitten en hielden de wacht. 37 Boven zijn hoofd hingen ze een bordje met de beschuldiging, die luidde: ‘Dit is Jezus, de koning van de Joden.’

38 Die morgen werden er ook twee rovers gekruisigd, de een links en de ander rechts van Jezus. 39 De mensen die voorbijkwamen, scholden Hem uit en schudden hun hoofd. 40 ‘U zou toch de tempel afbreken en in drie dagen weer opbouwen?’ hoonden ze. ‘Als U de Zoon van God bent, red Uzelf dan! Kom van dat kruis af!’ 41 De mannen van de Hoge Raad lieten zich ook niet onbetuigd. 42 ‘Hij heeft anderen gered,’ spotten ze. ‘Maar Hij kan Zichzelf niet eens redden! U bent toch de koning van Israël? Kom eens van dat kruis af. Dan zullen we in U geloven. 43 Hij vertrouwde toch op God? Als God zoveel met Hem opheeft, laat die Hem dan komen redden. Hij is immers Gods Zoon?’ 44 Zelfs de rovers die met Hem waren gekruisigd, bespotten Hem.

Read full chapter

22 And they bring him unto the place Golgotha, which is, being interpreted, The place of a skull.

23 And they gave him to drink wine mingled with myrrh: but he received it not.

24 And when they had crucified him, they parted his garments, casting lots upon them, what every man should take.

25 And it was the third hour, and they crucified him.

26 And the superscription of his accusation was written over, The King Of The Jews.

27 And with him they crucify two thieves; the one on his right hand, and the other on his left.

28 And the scripture was fulfilled, which saith, And he was numbered with the transgressors.

29 And they that passed by railed on him, wagging their heads, and saying, Ah, thou that destroyest the temple, and buildest it in three days,

30 Save thyself, and come down from the cross.

31 Likewise also the chief priests mocking said among themselves with the scribes, He saved others; himself he cannot save.

32 Let Christ the King of Israel descend now from the cross, that we may see and believe. And they that were crucified with him reviled him.

Read full chapter

22 They brought Jesus to the place called Golgotha (which means “the place of the skull”). 23 Then they offered him wine mixed with myrrh,(A) but he did not take it. 24 And they crucified him. Dividing up his clothes, they cast lots(B) to see what each would get.

25 It was nine in the morning when they crucified him. 26 The written notice of the charge against him read: the king of the jews.(C)

27 They crucified two rebels with him, one on his right and one on his left. [28] [a] 29 Those who passed by hurled insults at him, shaking their heads(D) and saying, “So! You who are going to destroy the temple and build it in three days,(E) 30 come down from the cross and save yourself!” 31 In the same way the chief priests and the teachers of the law mocked him(F) among themselves. “He saved others,” they said, “but he can’t save himself! 32 Let this Messiah,(G) this king of Israel,(H) come down now from the cross, that we may see and believe.” Those crucified with him also heaped insults on him.

Read full chapter

Notas al pie

  1. Mark 15:28 Some manuscripts include here words similar to Luke 22:37.

Jezus aan het kruis

22 Ze brachten Hem naar de plek die Golgota heet. Dat betekent 'Schedelplaats'. 23 Ze wilden Hem wijn gemengd met mirre te drinken geven. Maar Hij wilde die niet drinken. 24 Toen spijkerden ze Hem aan het kruis. En ze verdeelden zijn kleren door erom te loten. 25 Het was negen uur 's morgens toen ze Hem aan het kruis hingen. 26 Boven zijn hoofd hing een bord waarop stond waarom Hij de doodstraf had gekregen. Er stond op: 'De koning van de Joden.'

27 Samen met Hem kruisigden ze twee moordenaars. De één links en de ander rechts van Hem. 28 Zo gebeurde wat al in de Boeken stond: 'Hij werd als een misdadiger behandeld.'

29 De mensen die voorbij kwamen, scholden Hem uit. Ze schudden spottend hun hoofd en zeiden: "Hé, Jij die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt! 30 Red Jezelf en kom van dat kruis af!" 31 De leiders van de priesters en de wetgeleerden zeiden hetzelfde. Ze zeiden ook: "Anderen heeft Hij gered, maar Zichzelf kan Hij niet redden. 32 Laat de Messias, de koning van Israël, maar eens van dat kruis af komen! Dan zullen we in Hem geloven." Ook de mannen die samen met Hem waren gekruisigd zeiden zulke dingen tegen Hem.

Read full chapter

De kruisiging van Jezus

22 Zo brachten zij Jezus naar de plaats Golgotha. Golgotha betekent Schedelplaats. 23 Daar kreeg Hij wijn met bittere kruiden om de pijn te verzachten, maar Hij weigerde die. 24 Toen kruisigden zij Hem. Zijn kleren verdeelden zij onder elkaar, door erom te dobbelen. 25 Dat was om negen uur ʼs morgens. 26 Aan het kruis hing een bordje met de beschuldiging. ‘De koning van de Joden’ stond er op. 27 Tegelijk met Hem werden twee misdadigers gekruisigd, de een links en de ander rechts van Hem. 28 Daarmee kwam uit wat geschreven staat: ‘Hij werd beschouwd als een misdadiger.’

29 De mensen die voorbijkwamen, scholden Hem uit en schudden hun hoofd. ‘Moet je Hem zien,’ jouwden zij. ‘Hij zou toch de tempel afbreken en in drie dagen weer opbouwen? 30 Red eerst Uzelf en kom van dat kruis af!’ 31 Ook de leidende priesters en de bijbelgeleerden dreven onderling de spot met Hem. ‘Hij heeft andere mensen gered, maar kan Zichzelf niet eens redden. 32 Zeg, Christus, Koning van Israël! Laat ons eens wat zien en kom van dat kruis af! Dan zullen we in U geloven!’ riepen zij. Zelfs de mannen die met Hem gekruisigd waren, maakten schampere opmerkingen.

Read full chapter

27 And there followed him a great company of people, and of women, which also bewailed and lamented him.

Read full chapter

27 A large number of people followed him, including women who mourned and wailed(A) for him.

Read full chapter

27 Een grote groep mensen volgde Hem. Ook veel vrouwen volgden. Huilend en handenwringend van verdriet over Hem liepen ze mee.

Read full chapter

27 Er liep een hele massa mensen achter Jezus aan. De vrouwen huilden en weeklaagden.

Read full chapter

32 And there were also two other, malefactors, led with him to be put to death.

33 And when they were come to the place, which is called Calvary, there they crucified him, and the malefactors, one on the right hand, and the other on the left.

34 Then said Jesus, Father, forgive them; for they know not what they do. And they parted his raiment, and cast lots.

35 And the people stood beholding. And the rulers also with them derided him, saying, He saved others; let him save himself, if he be Christ, the chosen of God.

36 And the soldiers also mocked him, coming to him, and offering him vinegar,

37 And saying, If thou be the king of the Jews, save thyself.

38 And a superscription also was written over him in letters of Greek, and Latin, and Hebrew, This Is The King Of The Jews.

39 And one of the malefactors which were hanged railed on him, saying, If thou be Christ, save thyself and us.

40 But the other answering rebuked him, saying, Dost not thou fear God, seeing thou art in the same condemnation?

41 And we indeed justly; for we receive the due reward of our deeds: but this man hath done nothing amiss.

42 And he said unto Jesus, Lord, remember me when thou comest into thy kingdom.

43 And Jesus said unto him, Verily I say unto thee, Today shalt thou be with me in paradise.

Read full chapter

32 Two other men, both criminals, were also led out with him to be executed.(A) 33 When they came to the place called the Skull, they crucified him there, along with the criminals—one on his right, the other on his left. 34 Jesus said, “Father,(B) forgive them, for they do not know what they are doing.”[a](C) And they divided up his clothes by casting lots.(D)

35 The people stood watching, and the rulers even sneered at him.(E) They said, “He saved others; let him save himself if he is God’s Messiah, the Chosen One.”(F)

36 The soldiers also came up and mocked him.(G) They offered him wine vinegar(H) 37 and said, “If you are the king of the Jews,(I) save yourself.”

38 There was a written notice above him, which read: this is the king of the jews.(J)

39 One of the criminals who hung there hurled insults at him: “Aren’t you the Messiah? Save yourself and us!”(K)

40 But the other criminal rebuked him. “Don’t you fear God,” he said, “since you are under the same sentence? 41 We are punished justly, for we are getting what our deeds deserve. But this man has done nothing wrong.”(L)

42 Then he said, “Jesus, remember me when you come into your kingdom.[b](M)

43 Jesus answered him, “Truly I tell you, today you will be with me in paradise.”(N)

Read full chapter

Notas al pie

  1. Luke 23:34 Some early manuscripts do not have this sentence.
  2. Luke 23:42 Some manuscripts come with your kingly power

32 Er werden ook nog twee misdadigers meegenomen. Ze zouden tegelijk met Jezus ter dood gebracht worden.

33 Ze kwamen bij de plek die 'Schedelplaats' werd genoemd. Daar kruisigden ze Jezus. Ook de twee misdadigers werden gekruisigd. De één links en de ander rechts van Hem. 34 Jezus zei: "Vader, vergeef het hun. Want ze weten niet wat ze doen!" En de soldaten dobbelden erom hoe ze zijn kleren zouden verdelen.

35 De mensen stonden toe te kijken. Ook de leiders stonden daar. Ze maakten Jezus belachelijk en zeiden: "Andere mensen heeft Hij gered. Laat Hij dan nu Zichzelf redden, als Hij de Messias van God is, de Man die door God is uitgekozen!" 36 Ook de soldaten kwamen Hem belachelijk maken. Ze brachten Hem zure wijn en zeiden: 37 "Als Jij de koning van de Joden bent, red Jezelf dan!" 38 Boven zijn hoofd hing een bord waarop stond: 'Dit is de koning van de Joden.' Het stond er in het Grieks, het Romeins en het Hebreeuws.

39 Eén van de gekruisigde misdadigers schold Jezus ook uit. Hij zei: "Jij bent toch de Messias? Red dan Jezelf én ons!" 40 Maar de andere zei tegen hem: "Ben jij zelfs niet bang voor God nu je dezelfde straf krijgt als Hij? 41 Het is rechtvaardig dat wíj deze straf krijgen. Het is onze straf voor wat we hebben gedaan. Maar Híj heeft helemaal geen kwaad gedaan." 42 En hij zei tegen Jezus: "Jezus, denk aan mij als U in uw Koninkrijk komt." 43 Jezus zei tegen hem: "Ik zeg je dat je vandaag nog met Mij in het paradijs zal zijn."

Read full chapter

32 Twee misdadigers werden samen met Hem naar de plaats van terechtstelling gebracht. 33 Schedel of Golgotha heette die plaats. Daar werden ze alle drie gekruisigd. Jezus in het midden en de twee misdadigers aan weerszijden van Hem. 34 ‘Vader,’ zei Jezus, ‘vergeef het deze mensen. Zij weten niet wat ze doen.’ De soldaten verdeelden zijn kleren onder elkaar door erom te loten. 35 De mensen stonden toe te kijken. En de Joodse leiders deden niets dan Hem bespotten en uitlachen. ‘Hij heeft anderen gered,’ hoonden ze. ‘Laten we nu eens kijken of Hij Zichzelf kan redden, of Hij werkelijk de Christus is.’ 36 De soldaten lachten Hem ook uit en gaven Hem zure wijn te drinken. 37 Ze zeiden: ‘Zeg, koning van de Joden! Red Uzelf!’

38 Boven zijn hoofd hing een bordje met de woorden: ‘Dit is de Koning van de Joden.’ 39 Een van de misdadigers die naast Hem hing, zei spottend: ‘Zo, U bent dus de Christus? Bewijs dat eens. Red Uzelf en ons.’ 40 Maar de ander snoerde hem de mond. ‘Heb je geen ontzag voor God, terwijl je hetzelfde vonnis hebt gekregen? 41 En wij krijgen ons verdiende loon, maar deze man heeft niets verkeerds gedaan.’ 42 Hij zei tegen Jezus: ‘Jezus, denk aan mij als U in uw koninkrijk komt.’ 43 Jezus antwoordde: ‘Vandaag zult u met Mij in het paradijs zijn. Daar kunt u zeker van zijn.’

Read full chapter

17 And he bearing his cross went forth into a place called the place of a skull, which is called in the Hebrew Golgotha:

18 Where they crucified him, and two other with him, on either side one, and Jesus in the midst.

19 And Pilate wrote a title, and put it on the cross. And the writing was Jesus Of Nazareth The King Of The Jews.

20 This title then read many of the Jews: for the place where Jesus was crucified was nigh to the city: and it was written in Hebrew, and Greek, and Latin.

21 Then said the chief priests of the Jews to Pilate, Write not, The King of the Jews; but that he said, I am King of the Jews.

22 Pilate answered, What I have written I have written.

23 Then the soldiers, when they had crucified Jesus, took his garments, and made four parts, to every soldier a part; and also his coat: now the coat was without seam, woven from the top throughout.

24 They said therefore among themselves, Let us not rend it, but cast lots for it, whose it shall be: that the scripture might be fulfilled, which saith, They parted my raiment among them, and for my vesture they did cast lots. These things therefore the soldiers did.

Read full chapter

17 Carrying his own cross,(A) he went out to the place of the Skull(B) (which in Aramaic(C) is called Golgotha). 18 There they crucified him, and with him two others(D)—one on each side and Jesus in the middle.

19 Pilate had a notice prepared and fastened to the cross. It read: jesus of nazareth,(E) the king of the jews.(F) 20 Many of the Jews read this sign, for the place where Jesus was crucified was near the city,(G) and the sign was written in Aramaic, Latin and Greek. 21 The chief priests of the Jews protested to Pilate, “Do not write ‘The King of the Jews,’ but that this man claimed to be king of the Jews.”(H)

22 Pilate answered, “What I have written, I have written.”

23 When the soldiers crucified Jesus, they took his clothes, dividing them into four shares, one for each of them, with the undergarment remaining. This garment was seamless, woven in one piece from top to bottom.

24 “Let’s not tear it,” they said to one another. “Let’s decide by lot who will get it.”

This happened that the scripture might be fulfilled(I) that said,

“They divided my clothes among them
    and cast lots for my garment.”[a](J)

So this is what the soldiers did.

Read full chapter

Notas al pie

  1. John 19:24 Psalm 22:18

Jezus aan het kruis

17 Ze gingen naar de plaats die 'Schedelplaats' heet. In het Hebreeuws is dat 'Golgota'. Jezus moest Zelf het kruis dragen. 18 Daar kruisigden ze Hem. Links en rechts van Hem kruisigden ze nog twee andere mannen. Zo hing Jezus in het midden. 19 Pilatus liet een bord maken en op het kruis vastmaken. Daarop stond: 'Jezus van Nazaret, de koning van de Joden.' 20 Veel Joden lazen dit bord, want de plaats waar Jezus werd gekruisigd is vlak bij de stad. Het stond er in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks op. 21 Toen zeiden de leiders van de Joodse priesters tegen Pilatus: "U moet niet schrijven: 'De koning van de Joden,' maar dat Hij gezégd heeft: 'Ik ben de koning van de Joden.' 22 Pilatus antwoordde: "Wat ik heb geschreven, verander ik niet meer."

23 Toen de soldaten Jezus hadden gekruisigd, verdeelden ze zijn kleren. Elk van de vier soldaten kreeg een deel. Zijn onderkleed bleef over. Dat was uit één stuk geweven, zonder naad. 24 Ze zeiden tegen elkaar: "Het is zonde om dit onderkleed in stukken te scheuren. Laten we er om loten wie het hebben mag." Zo deden de soldaten wat er in de Psalmen van tevoren was gezegd: 'Ze hebben mijn kleren verdeeld en verloot.'

Read full chapter

17 en brachten Hem naar een plaats buiten de stad. Die plaats heette Schedelplaats of in het Hebreeuws Golgota. Jezus droeg Zelf zijn kruis.

18 Daar aangekomen sloegen zij Hem aan het kruis, samen met twee anderen, de een links en de ander rechts van Hem. 19 Er werd een bord aan het kruis bevestigd, waarop Pilatus in het Hebreeuws, Latijn en Grieks had laten schrijven: ‘Jezus van Nazareth, de Koning van de Joden.’ 20 En vele Joden lazen dat, want de plaats waar Jezus gekruisigd werd, lag niet ver buiten de stad. 21 De priesters zeiden tegen Pilatus: ‘U had niet moeten schrijven: “De koning van de Joden,” maar: “Hij heeft gezegd dat Hij de koning van de Joden is.” ’ 22 ‘Wat ik geschreven heb, blijft staan,’ antwoordde Pilatus.

23 De vier soldaten die Jezus aan het kruis hadden geslagen, verdeelden zijn kleren onder elkaar. Zijn onderkleed was naadloos geweven 24 en daarom zeiden zij tegen elkaar: ‘We moeten het niet in stukken scheuren, we gaan erom loten.’ Dat klopte met wat in de Boeken staat geschreven: ‘Zij hebben mijn kleren onder elkaar verdeeld, zij hebben om mijn kleding geloot.’

Read full chapter