Passage Resources Hebrew/Greek Your Content
Previous Next
Add parallel Print Page Options
Close HTB

Mattheüs 23
Het Boek

Jezus over de bijbelgeleerden en de Farizeeën

23 Jezus zei tegen de mensen en zijn leerlingen: 2 ‘De bijbelgeleerden en de Farizeeën moeten de wet van Mozes handhaven. 3 U moet precies doen wat zij zeggen. Maar hun voorbeeld mag u beslist niet volgen. Ze doen zelf niet wat zij zeggen. 4 Ze leggen de mensen enorme lasten op, maar steken zelf geen vinger uit om die te verlichten. 5 Alles wat zij doen, is om op te vallen. Ze binden hun gebedsriemen, met wetteksten erin, op hun linkerarm en hun voorhoofd. Om heilig te lijken, maken ze die extra breed. En de kwasten aan hun kleren, die aan Gods geboden herinneren, maken ze extra lang. 6 Zij vinden het heerlijk om bij de maaltijden aan het hoofd van de tafel te zitten. Zij genieten ervan als zij in de synagoge de voornaamste plaatsen krijgen 7 en voelen zich gevleid als ze op straat eerbiedig worden gegroet, als men hen met rabbi of meester aanspreekt. 8 Maar Ik waarschuw u: laat u nooit zo noemen. Want u hebt maar één Meester en u bent allemaal broers en zusters van elkaar. 9 Noem nooit een mens vader. Want u hebt maar één Vader, God in de hemel. 10 Laat u ook nooit leraar noemen, want u hebt maar één Leraar en dat ben Ik, de Christus. 11 De belangrijkste onder u moet de anderen dienen. 12 Wie zichzelf verheft, zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert, zal verheven worden.

13 Maar pas op, bijbelgeleerden en Farizeeën! Huichelaars! Want u belet mensen het Koninkrijk van de hemelen in te gaan. En zelf gaat u er ook niet in! De mensen die er in willen gaan, worden door u tegengehouden. 14 U maakt de weduwen zelfs hun huis afhandig. En voor de vrome schijn zegt u lange gebeden op. De straf die u krijgt, zal daarom zwaarder zijn. 15 U bent stuk voor stuk huichelaars! Want u trekt stad en land door om één mens tot uw geloof te bekeren en dan wordt die wel twee keer zo slecht als u bent: klaar voor de hel! 16 Jullie zijn blinde leiders! U zegt dat het niets betekent als iemand bij de tempel zweert. Dan mag hij zijn eed breken. Maar zweert hij bij het goud van de tempel, dan moet hij zijn eed houden. 17 Wat een domme redenering! U bent stekeblind. Wat is belangrijker? Het goud of de tempel waardoor het goud heilig wordt? 18 Nog zoiets: u zegt dat het niets betekent als iemand bij het altaar zweert. Maar zweert iemand bij het offer op het altaar, dan mag hij zijn eed niet breken. 19 Jullie zijn werkelijk stekeblind! Wat is belangrijker? Het offer of het altaar dat het offer heilig maakt? 20 Wie zweert bij het altaar, zweert niet alleen bij het altaar, maar ook bij alles wat erop ligt. 21 En wie zweert bij de tempel, zweert niet alleen bij de tempel, maar ook bij Hem die erin woont. 22 En wie zweert bij de hemel, zweert bij de troon van God en bij God Zelf die op de troon zit.

23 Bijbelgeleerden en Farizeeën! Het ziet er voor u slecht uit! Huichelaars, u geeft tien procent van wat u heeft aan munt en andere kruiden aan de tempel, maar waar het op aankomt, goedheid, medelijden en trouw, daar houdt u zich niet mee bezig. U moet het ene doen en het andere niet nalaten. 24 Jullie zijn blinde leiders en zeven de wijn om er een mug uit te halen. Maar een kameel slikt u door.

25 Bijbelgeleerden en Farizeeën! Het ziet er voor u slecht uit! Huichelaars, u maakt de bekers en schotels van buiten schoon, maar ziet niet dat ze van binnen vol roof en hebzucht zitten.

26 Blinde Farizeeën! Maak eerst de binnenkant van de beker schoon. Dan zal ook de buitenkant schoon worden.

27 Bijbelgeleerden en Farizeeën! Het ziet er voor u slecht uit! Huichelaars, jullie lijken op witgekalkte graven, die er van buiten mooi uitzien, maar van binnen vol doodsbeenderen en bederf zitten. 28 U doet u heel vroom en oprecht voor, maar in uw hart bent u huichelachtig en slecht.

29 Bijbelgeleerden en Farizeeën, het ziet er voor u slecht uit! Huichelaars! U bouwt monumenten voor de profeten die door uw voorouders om het leven zijn gebracht. U legt bloemen op de graven van goede, onschuldige mensen en zegt: 30 “Als wij toen hadden geleefd, zouden wij de profeten nooit hebben vermoord.” 31 U erkent dus dat u zonen bent van hen die de profeten hebben vermoord. 32 Maak de maat maar vol. 33 Stelletje sluwe slangen! Hoe zult u aan het vreselijke oordeel van de hel ontkomen? 34 Ik zal profeten, wijze mannen en bijbelgeleerden naar u toesturen. U zult sommigen van hen vermoorden door hen aan een kruis te spijkeren. Anderen zult u in de synagogen afranselen en van stad tot stad vervolgen. 35 Daardoor maakt u zich schuldig aan de dood van al de onschuldige en gelovige mensen die werden vermoord, van de onschuldige Abel tot Zacharia, de zoon van Berechja, die werd vermoord tussen het tempelhuis en het altaar. 36 Ja, Ik verzeker u: het oordeel over al het kwaad van vroeger zal op het hoofd van deze generatie neerkomen.

37 Jeruzalem, Jeruzalem! Stad die de profeten vermoordt en de mannen die naar haar zijn toegestuurd, dood gooit met stenen! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bij elkaar willen brengen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels bijeenbrengt. Maar u hebt het niet gewild! 38 Let op: uw huis wordt aan zijn lot overgelaten. 39 Want u zult Mij van nu af aan niet meer zien, tot de dag dat u zult zeggen: “Gelukkig is Hij die namens de Here komt.” ’

Listen to Matthew 23
Close NKJV

Matthew 23
New King James Version

Woe to the Scribes and Pharisees(A)

23 Then Jesus spoke to the multitudes and to His disciples, 2 saying: (B)“The scribes and the Pharisees sit in Moses’ seat. 3 Therefore whatever they tell you [a]to observe, that observe and do, but do not do according to their works; for (C)they say, and do not do. 4 (D)For they bind heavy burdens, hard to bear, and lay them on men’s shoulders; but they themselves will not move them with one of their fingers. 5 But all their works they do to (E)be seen by men. They make their phylacteries broad and enlarge the borders of their garments. 6 (F)They love the [b]best places at feasts, the best seats in the synagogues, 7 greetings in the marketplaces, and to be called by men, ‘Rabbi, Rabbi.’ 8 (G)But you, do not be called ‘Rabbi’; for One is your [c]Teacher, [d]the Christ, and you are all brethren. 9 Do not call anyone on earth your father; (H)for One is your Father, He who is in heaven. 10 And do not be called teachers; for One is your Teacher, the Christ. 11 But (I)he who is greatest among you shall be your servant. 12 (J)And whoever exalts himself will be [e]humbled, and he who humbles himself will be [f]exalted.

13 “But (K)woe to you, scribes and Pharisees, hypocrites! For you shut up the kingdom of heaven against men; for you neither go in yourselves, nor do you allow those who are entering to go in. 14 [g]Woe to you, scribes and Pharisees, hypocrites! (L)For you devour widows’ houses, and for a pretense make long prayers. Therefore you will receive greater condemnation.

15 “Woe to you, scribes and Pharisees, hypocrites! For you travel land and sea to win one proselyte, and when he is won, you make him twice as much a son of [h]hell as yourselves.

16 “Woe to you, (M)blind guides, who say, (N)‘Whoever swears by the temple, it is nothing; but whoever swears by the gold of the temple, he is obliged to perform it.’ 17 Fools and blind! For which is greater, the gold (O)or the temple that [i]sanctifies the gold? 18 And, ‘Whoever swears by the altar, it is nothing; but whoever swears by the gift that is on it, he is obliged to perform it.’ 19 Fools and blind! For which is greater, the gift (P)or the altar that sanctifies the gift? 20 Therefore he who [j]swears by the altar, swears by it and by all things on it. 21 He who swears by the temple, swears by it and by (Q)Him who [k]dwells in it. 22 And he who swears by heaven, swears by (R)the throne of God and by Him who sits on it.

23 “Woe to you, scribes and Pharisees, hypocrites! (S)For you pay tithe of mint and anise and cummin, and (T)have neglected the weightier matters of the law: justice and mercy and faith. These you ought to have done, without leaving the others undone. 24 Blind guides, who strain out a gnat and swallow a camel!

25 “Woe to you, scribes and Pharisees, hypocrites! (U)For you cleanse the outside of the cup and dish, but inside they are full of extortion and [l]self-indulgence. 26 Blind Pharisee, first cleanse the inside of the cup and dish, that the outside of them may be clean also.

27 “Woe to you, scribes and Pharisees, hypocrites! (V)For you are like whitewashed tombs which indeed appear beautiful outwardly, but inside are full of dead men’s bones and all uncleanness. 28 Even so you also outwardly appear righteous to men, but inside you are full of hypocrisy and lawlessness.

29 (W)“Woe to you, scribes and Pharisees, hypocrites! Because you build the tombs of the prophets and [m]adorn the monuments of the righteous, 30 and say, ‘If we had lived in the days of our fathers, we would not have been partakers with them in the blood of the prophets.’

31 “Therefore you are witnesses against yourselves that (X)you are sons of those who murdered the prophets. 32 (Y)Fill up, then, the measure of your fathers’ guilt. 33 Serpents, (Z)brood[n] of vipers! How can you escape the condemnation of hell? 34 (AA)Therefore, indeed, I send you prophets, wise men, and scribes: (AB)some of them you will kill and crucify, and (AC)some of them you will scourge in your synagogues and persecute from city to city, 35 (AD)that on you may come all the righteous blood shed on the earth, (AE)from the blood of righteous Abel to (AF)the blood of Zechariah, son of Berechiah, whom you murdered between the temple and the altar. 36 Assuredly, I say to you, all these things will come upon this generation.

Jesus Laments over Jerusalem(AG)

37 (AH)“O Jerusalem, Jerusalem, the one who kills the prophets (AI)and stones those who are sent to her! How often (AJ)I wanted to gather your children together, as a hen gathers her chicks (AK)under her wings, but you were not willing! 38 See! Your house is left to you desolate; 39 for I say to you, you shall see Me no more till you say, (AL)‘Blessed is He who comes in the name of the Lord!’ ”

Footnotes

  1. Matthew 23:3 NU omits to observe
  2. Matthew 23:6 Or place of honor
  3. Matthew 23:8 Leader
  4. Matthew 23:8 NU omits the Christ
  5. Matthew 23:12 put down
  6. Matthew 23:12 lifted up
  7. Matthew 23:14 NU omits v. 14.
  8. Matthew 23:15 Gr. Gehenna
  9. Matthew 23:17 NU sanctified
  10. Matthew 23:20 Swears an oath
  11. Matthew 23:21 M dwelt
  12. Matthew 23:25 M unrighteousness
  13. Matthew 23:29 decorate
  14. Matthew 23:33 offspring
Close NRSVUE

Matthew 23
New Revised Standard Version Updated Edition

Jesus Denounces Scribes and Pharisees

23 Then Jesus said to the crowds and to his disciples, 2 “The scribes and the Pharisees sit on Moses’s seat;(A) 3 therefore, do whatever they teach you and follow it, but do not do as they do, for they do not practice what they teach. 4 They tie up heavy burdens, hard to bear,[a] and lay them on the shoulders of others, but they themselves are unwilling to lift a finger to move them.(B) 5 They do all their deeds to be seen by others, for they make their phylacteries broad and their fringes long.(C) 6 They love to have the place of honor at banquets and the best seats in the synagogues(D) 7 and to be greeted with respect in the marketplaces and to have people call them rabbi. 8 But you are not to be called rabbi, for you have one teacher, and you are all brothers and sisters.(E) 9 And call no one your father on earth, for you have one Father, the one in heaven.(F) 10 Nor are you to be called instructors, for you have one instructor, the Messiah.[b] 11 The greatest among you will be your servant.(G) 12 All who exalt themselves will be humbled, and all who humble themselves will be exalted.(H)

13 “But woe to you, scribes and Pharisees, hypocrites! For you lock people out of the kingdom of heaven. For you do not go in yourselves, and when others are going in you stop them.[c](I) 15 Woe to you, scribes and Pharisees, hypocrites! For you cross sea and land to make a single convert, and you make the new convert twice as much a child of hell[d] as yourselves.

16 “Woe to you, blind guides who say, ‘Whoever swears by the sanctuary is bound by nothing, but whoever swears by the gold of the sanctuary is bound by the oath.’(J) 17 You blind fools! For which is greater, the gold or the sanctuary that has made the gold sacred?(K) 18 And you say, ‘Whoever swears by the altar is bound by nothing, but whoever swears by the gift that is on the altar is bound by the oath.’ 19 How blind you are! For which is greater, the gift or the altar that makes the gift sacred?(L) 20 So whoever swears by the altar swears by it and by everything on it, 21 and whoever swears by the sanctuary swears by it and by the one who dwells in it, 22 and whoever swears by heaven swears by the throne of God and by the one who is seated upon it.(M)

23 “Woe to you, scribes and Pharisees, hypocrites! For you tithe mint, dill, and cumin and have neglected the weightier matters of the law: justice and mercy and faith. It is these you ought to have practiced without neglecting the others.(N) 24 You blind guides! You strain out a gnat but swallow a camel!

25 “Woe to you, scribes and Pharisees, hypocrites! For you clean the outside of the cup and of the plate, but inside they are full of greed and self-indulgence. 26 You blind Pharisee! First clean the inside of the cup and of the plate,[e] so that the outside also may become clean.

27 “Woe to you, scribes and Pharisees, hypocrites! For you are like whitewashed tombs, which on the outside look beautiful but inside are full of the bones of the dead and of all kinds of uncleanness. 28 So you also on the outside look righteous to others, but inside you are full of hypocrisy and lawlessness.

29 “Woe to you, scribes and Pharisees, hypocrites! For you build the tombs of the prophets and decorate the graves of the righteous, 30 and you say, ‘If we had lived in the days of our ancestors, we would not have taken part with them in shedding the blood of the prophets.’ 31 Thus you testify against yourselves that you are descendants of those who murdered the prophets. 32 Fill up, then, the measure of your ancestors. 33 You snakes, you brood of vipers! How can you escape the judgment of hell?[f] 34 For this reason I send you prophets, sages, and scribes, some of whom you will kill and crucify, and some you will flog in your synagogues and pursue from town to town, 35 so that upon you may come all the righteous blood shed on earth, from the blood of righteous Abel to the blood of Zechariah son of Barachiah, whom you murdered between the sanctuary and the altar. 36 Truly I tell you, all this will come upon this generation.

The Lament over Jerusalem

37 “Jerusalem, Jerusalem, the city that kills the prophets and stones those who are sent to it! How often have I desired to gather your children together as a hen gathers her brood under her wings, and you were not willing! 38 See, your house is left to you, desolate.[g] 39 For I tell you, you will not see me again until you say, ‘Blessed is the one who comes in the name of the Lord.’ ”(O)

Footnotes

  1. 23.4 Other ancient authorities lack hard to bear
  2. 23.10 Or the Christ
  3. 23.13 Other authorities add 23.14 here (or after 23.12): Woe to you, scribes and Pharisees, hypocrites! For you devour widows’ houses, and for the sake of appearance you make long prayers; therefore you will receive the greater condemnation
  4. 23.15 Gk Gehenna
  5. 23.26 Other ancient authorities lack and of the plate
  6. 23.33 Gk Gehenna
  7. 23.38 Other ancient authorities lack desolate
Close NABRE

Matthew 23
New American Bible (Revised Edition)

Chapter 23[a]

Denunciation of the Scribes and Pharisees. 1 (A)Then Jesus spoke to the crowds and to his disciples, 2 [b]saying, “The scribes and the Pharisees have taken their seat on the chair of Moses. 3 Therefore, do and observe all things whatsoever they tell you, but do not follow their example. For they preach but they do not practice. 4 (B)They tie up heavy burdens[c] [hard to carry] and lay them on people’s shoulders, but they will not lift a finger to move them. 5 [d](C)All their works are performed to be seen. They widen their phylacteries and lengthen their tassels. 6 [e](D)They love places of honor at banquets, seats of honor in synagogues, 7 greetings in marketplaces, and the salutation ‘Rabbi.’ 8 [f]As for you, do not be called ‘Rabbi.’ You have but one teacher, and you are all brothers. 9 Call no one on earth your father; you have but one Father in heaven. 10 Do not be called ‘Master’; you have but one master, the Messiah. 11 (E)The greatest among you must be your servant. 12 (F)Whoever exalts himself will be humbled; but whoever humbles himself will be exalted.

13 [g](G)“Woe to you, scribes and Pharisees, you hypocrites. You lock the kingdom of heaven[h] before human beings. You do not enter yourselves, nor do you allow entrance to those trying to enter. [14 ][i]

15 [j]“Woe to you, scribes and Pharisees, you hypocrites. You traverse sea and land to make one convert, and when that happens you make him a child of Gehenna twice as much as yourselves.

16 [k](H)“Woe to you, blind guides, who say, ‘If one swears by the temple, it means nothing, but if one swears by the gold of the temple, one is obligated.’ 17 Blind fools, which is greater, the gold, or the temple that made the gold sacred? 18 And you say, ‘If one swears by the altar, it means nothing, but if one swears by the gift on the altar, one is obligated.’ 19 You blind ones, which is greater, the gift, or the altar that makes the gift sacred? 20 (I)One who swears by the altar swears by it and all that is upon it; 21 one who swears by the temple swears by it and by him who dwells in it; 22 one who swears by heaven swears by the throne of God and by him who is seated on it.

23 (J)“Woe to you, scribes and Pharisees, you hypocrites. You pay tithes[l] of mint and dill and cummin, and have neglected the weightier things of the law: judgment and mercy and fidelity. [But] these you should have done, without neglecting the others. 24 [m](K)Blind guides, who strain out the gnat and swallow the camel!

25 [n](L)“Woe to you, scribes and Pharisees, you hypocrites. You cleanse the outside of cup and dish, but inside they are full of plunder and self-indulgence. 26 Blind Pharisee, cleanse first the inside of the cup, so that the outside also may be clean.

27 [o]“Woe to you, scribes and Pharisees, you hypocrites. You are like whitewashed tombs, which appear beautiful on the outside, but inside are full of dead men’s bones and every kind of filth. 28 (M)Even so, on the outside you appear righteous, but inside you are filled with hypocrisy and evildoing.

29 [p]“Woe to you, scribes and Pharisees,[q] you hypocrites. You build the tombs of the prophets and adorn the memorials of the righteous, 30 (N)and you say, ‘If we had lived in the days of our ancestors, we would not have joined them in shedding the prophets’ blood.’ 31 (O)Thus you bear witness against yourselves that you are the children of those who murdered the prophets; 32 now fill up what your ancestors measured out! 33 (P)You serpents, you brood of vipers, how can you flee from the judgment of Gehenna? 34 [r](Q)Therefore, behold, I send to you prophets and wise men and scribes; some of them you will kill and crucify, some of them you will scourge in your synagogues and pursue from town to town, 35 so that there may come upon you all the righteous blood shed upon earth, from the righteous blood of Abel to the blood of Zechariah, the son of Barachiah, whom you murdered between the sanctuary and the altar. 36 Amen, I say to you, all these things will come upon this generation.

The Lament over Jerusalem.[s] 37 (R)“Jerusalem, Jerusalem, you who kill the prophets and stone those sent to you, how many times I yearned to gather your children together, as a hen gathers her young under her wings, but you were unwilling!(S) 38 (T)Behold, your house will be abandoned, desolate. 39 (U)I tell you, you will not see me again until you say, ‘Blessed is he who comes in the name of the Lord.’”

Footnotes

  1. 23:1–39 The final section of the narrative part of the fifth book of the gospel is a denunciation by Jesus of the scribes and the Pharisees (see note on Mt 3:7). It depends in part on Mark and Q (cf. Mk 12:38–39; Lk 11:37–52; 13:34–35), but in the main it is peculiar to Matthew. (For the reasons against considering this extensive body of sayings-material either as one of the structural discourses of this gospel or as part of the one that follows in Mt 24–25, see note on Mt 19:1–23:39.) While the tradition of a deep opposition between Jesus and the Pharisees is well founded, this speech reflects an opposition that goes beyond that of Jesus’ ministry and must be seen as expressing the bitter conflict between Pharisaic Judaism and the church of Matthew at the time when the gospel was composed. The complaint often made that the speech ignores the positive qualities of Pharisaism and of its better representatives is true, but the complaint overlooks the circumstances that gave rise to the invective. Nor is the speech purely anti-Pharisaic. The evangelist discerns in his church many of the same faults that he finds in its opponents and warns his fellow Christians to look to their own conduct and attitudes.
  2. 23:2–3 Have taken their seat…Moses: it is uncertain whether this is simply a metaphor for Mosaic teaching authority or refers to an actual chair on which the teacher sat. It has been proved that there was a seat so designated in synagogues of a later period than that of this gospel. Do and observe…they tell you: since the Matthean Jesus abrogates Mosaic law (Mt 5:31–42), warns his disciples against the teaching of the Pharisees (Mt 14:1–12), and, in this speech, denounces the Pharisees as blind guides in respect to their teaching on oaths (Mt 23:16–22), this commandment to observe all things whatsoever they (the scribes and Pharisees) tell you cannot be taken as the evangelist’s understanding of the proper standard of conduct for his church. The saying may reflect a period when the Matthean community was largely Jewish Christian and was still seeking to avoid a complete break with the synagogue. Matthew has incorporated this traditional material into the speech in accordance with his view of the course of salvation history, in which he portrays the time of Jesus’ ministry as marked by the fidelity to the law, although with significant pointers to the new situation that would exist after his death and resurrection (see note on Mt 5:17–20). The crowds and the disciples (Mt 23:1) are exhorted not to follow the example of the Jewish leaders, whose deeds do not conform to their teaching (Mt 23:3).
  3. 23:4 Tie up heavy burdens: see note on Mt 11:28.
  4. 23:5 To the charge of preaching but not practicing (Mt 23:3), Jesus adds that of acting in order to earn praise. The disciples have already been warned against this same fault (see note on Mt 6:1–18). Phylacteries: the Mosaic law required that during prayer small boxes containing parchments on which verses of scripture were written be worn on the left forearm and the forehead (see Ex 13:9, 16; Dt 6:8; 11:18). Tassels: see note on Mt 9:20. The widening of phylacteries and the lengthening of tassels were for the purpose of making these evidences of piety more noticeable.
  5. 23:6–7 Cf. Mk 12:38–39. ‘Rabbi’: literally, “my great one,” a title of respect for teachers and leaders.
  6. 23:8–12 These verses, warning against the use of various titles, are addressed to the disciples alone. While only the title ‘Rabbi’ has been said to be used in addressing the scribes and Pharisees (Mt 23:7), the implication is that Father and ‘Master’ also were. The prohibition of these titles to the disciples suggests that their use was present in Matthew’s church. The Matthean Jesus forbids not only the titles but the spirit of superiority and pride that is shown by their acceptance. Whoever exalts…will be exalted: cf. Lk 14:11.
  7. 23:13–36 This series of seven “woes,” directed against the scribes and Pharisees and addressed to them, is the heart of the speech. The phrase woe to occurs often in the prophetic and apocalyptic literature, expressing horror of a sin and punishment for those who commit it. Hypocrites: see note on Mt 6:2. The hypocrisy of the scribes and Pharisees consists in the difference between their speech and action (Mt 23:3) and in demonstrations of piety that have no other purpose than to enhance their reputation as religious persons (Mt 23:5).
  8. 23:13 You lock the kingdom of heaven: cf. Mt 16:19 where Jesus tells Peter that he will give him the keys to the kingdom of heaven. The purpose of the authority expressed by that metaphor is to give entrance into the kingdom (the kingdom is closed only to those who reject the authority); here the charge is made that the authority of the scribes and Pharisees is exercised in such a way as to be an obstacle to entrance. Cf. Lk 11:52 where the accusation against the “scholars of the law” (Matthew’s scribes) is that they “have taken away the key of knowledge.”
  9. 23:14 Some manuscripts add a verse here or after Mt 23:12, “Woe to you, scribes and Pharisees, you hypocrites. You devour the houses of widows and, as a pretext, recite lengthy prayers. Because of this, you will receive a very severe condemnation.” Cf. Mk 12:40; Lk 20:47. This “woe” is almost identical with Mk 12:40 and seems to be an interpolation derived from that text.
  10. 23:15 In the first century A.D. until the First Jewish Revolt against Rome (A.D. 66–70), many Pharisees conducted a vigorous missionary campaign among Gentiles. Convert: literally, “proselyte,” a Gentile who accepted Judaism fully by submitting to circumcision and all other requirements of Mosaic law. Child of Gehenna: worthy of everlasting punishment; for Gehenna, see note on Mt 5:22. Twice as much as yourselves: possibly this refers simply to the zeal of the convert, surpassing that of the one who converted him.
  11. 23:16–22 An attack on the casuistry that declared some oaths binding (one is obligated) and others not (it means nothing) and held the binding oath to be the one made by something of lesser value (the gold; the gift on the altar). Such teaching, which inverts the order of values, reveals the teachers to be blind guides; cf. Mt 15:14. Since the Matthean Jesus forbids all oaths to his disciples (Mt 5:33–37), this woe does not set up a standard for Christian moral conduct, but ridicules the Pharisees on their own terms.
  12. 23:23 The Mosaic law ordered tithing of the produce of the land (Lv 27:30; Dt 14:22–23), and the scribal tradition is said here to have extended this law to even the smallest herbs. The practice is criticized not in itself but because it shows the Pharisees’ preoccupation with matters of less importance while they neglect the weightier things of the law.
  13. 23:24 Cf. Lv 11:41–45 that forbids the eating of any “swarming creature.” The Pharisees’ scrupulosity about minor matters and neglect of greater ones (Mt 23:23) is further brought out by this contrast between straining liquids that might contain a tiny “swarming creature” and yet swallowing the camel. The latter was one of the unclean animals forbidden by the law (Lv 11:4), but it is hardly possible that the scribes and Pharisees are being denounced as guilty of so gross a violation of the food laws. To swallow the camel is only a hyperbolic way of speaking of their neglect of what is important.
  14. 23:25–26 The ritual washing of utensils for dining (cf. Mk 7:4) is turned into a metaphor illustrating a concern for appearances while inner purity is ignored. The scribes and Pharisees are compared to cups carefully washed on the outside but filthy within. Self-indulgence: the Greek word here translated means lack of self-control, whether in drinking or in sexual conduct.
  15. 23:27–28 The sixth woe, like the preceding one, deals with concern for externals and neglect of what is inside. Since contact with dead bodies, even when one was unaware of it, caused ritual impurity (Nm 19:11–22), tombs were whitewashed so that no one would contract such impurity inadvertently.
  16. 23:29–36 The final woe is the most serious indictment of all. It portrays the scribes and Pharisees as standing in the same line as their ancestors who murdered the prophets and the righteous.
  17. 23:29–32 In spite of honoring the slain dead by building their tombs and adorning their memorials, and claiming that they would not have joined in their ancestors’ crimes if they had lived in their days, the scribes and Pharisees are true children of their ancestors and are defiantly ordered by Jesus to fill up what those ancestors measured out. This order reflects the Jewish notion that there was an allotted measure of suffering that had to be completed before God’s final judgment would take place.
  18. 23:34–36 There are important differences between the Matthean and the Lucan form of this Q material; cf. Lk 11:49–51. In Luke the one who sends the emissaries is the “wisdom of God.” If, as many scholars think, that is the original wording of Q, Matthew, by making Jesus the sender, has presented him as the personified divine wisdom. In Luke, wisdom’s emissaries are the Old Testament “prophets” and the Christian “apostles.” Matthew’s prophets and wise men and scribes are probably Christian disciples alone; cf. Mt 10:41 and see note on Mt 13:52. You will kill: see Mt 24:9. Scourge in your synagogues…town to town: see Mt 10:17, 23 and the note on Mt 10:17. All the righteous blood shed upon the earth: the slaying of the disciples is in continuity with all the shedding of righteous blood beginning with that of Abel. The persecution of Jesus’ disciples by this generation involves the persecutors in the guilt of their murderous ancestors. The blood of Zechariah: see note on Lk 11:51. By identifying him as the son of Barachiah Matthew understands him to be Zechariah the Old Testament minor prophet; see Zec 1:1.
  19. 23:37–39 Cf. Lk 13:34–35. The denunciation of Pharisaic Judaism ends with this lament over Jerusalem, which has repeatedly rejected and murdered those whom God has sent to her. How many times: this may refer to various visits of Jesus to the city, an aspect of his ministry found in John but otherwise not in the synoptics. As a hen…under her wings: for imagery similar to this, see Ps 17:8; 91:4. Your house…desolate: probably an allusion to the destruction of the temple in A.D. 70. You will not see me…in the name of the Lord: Israel will not see Jesus again until he comes in glory for the final judgment. The acclamation has been interpreted in contrasting ways, as an indication that Israel will at last accept Jesus at that time, and as its troubled recognition of him as its dreaded judge who will pronounce its condemnation; in support of the latter view see Mt 24:30.
Next
Mattheüs 22
Mattheüs 24
Next
dropdown
Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.

New King James Version (NKJV)

Scripture taken from the New King James Version®. Copyright © 1982 by Thomas Nelson. Used by permission. All rights reserved.

Learn the Bible in 30 days
New Revised Standard Version Updated Edition (NRSVUE)

New Revised Standard Version, Updated Edition. Copyright © 2021 National Council of Churches of Christ in the United States of America. Used by permission. All rights reserved worldwide.

New American Bible (Revised Edition) (NABRE)

Scripture texts, prefaces, introductions, footnotes and cross references used in this work are taken from the New American Bible, revised edition © 2010, 1991, 1986, 1970 Confraternity of Christian Doctrine, Inc., Washington, DC All Rights Reserved. No part of this work may be reproduced or transmitted in any form or by any means, electronic or mechanical, including photocopying, recording, or by any information storage and retrieval system, without permission in writing from the copyright owner.