The Death of Jesus(A)

45 From noon until three in the afternoon darkness(B) came over all the land. 46 About three in the afternoon Jesus cried out in a loud voice, “Eli, Eli,[a] lema sabachthani?” (which means “My God, my God, why have you forsaken me?”).[b](C)

47 When some of those standing there heard this, they said, “He’s calling Elijah.”

48 Immediately one of them ran and got a sponge. He filled it with wine vinegar,(D) put it on a staff, and offered it to Jesus to drink. 49 The rest said, “Now leave him alone. Let’s see if Elijah comes to save him.”

50 And when Jesus had cried out again in a loud voice, he gave up his spirit.(E)

51 At that moment the curtain of the temple(F) was torn in two from top to bottom. The earth shook, the rocks split(G) 52 and the tombs broke open. The bodies of many holy people who had died were raised to life. 53 They came out of the tombs after Jesus’ resurrection and[c] went into the holy city(H) and appeared to many people.

54 When the centurion and those with him who were guarding(I) Jesus saw the earthquake and all that had happened, they were terrified, and exclaimed, “Surely he was the Son of God!”(J)

55 Many women were there, watching from a distance. They had followed Jesus from Galilee to care for his needs.(K) 56 Among them were Mary Magdalene, Mary the mother of James and Joseph,[d] and the mother of Zebedee’s sons.(L)

Read full chapter

Footnotes

  1. Matthew 27:46 Some manuscripts Eloi, Eloi
  2. Matthew 27:46 Psalm 22:1
  3. Matthew 27:53 Or tombs, and after Jesus’ resurrection they
  4. Matthew 27:56 Greek Joses, a variant of Joseph

45 Om ongeveer twaalf uur werd het helemaal donker in het hele land. Dat duurde tot ongeveer drie uur 's middags. 46 Toen riep Jezus luid: "Eli, eli, lama sabachtani!" Dat betekent: 'Mijn God, mijn God, waarom heeft U Mij verlaten?' 47 Een paar mensen die erbij stonden, zeiden: "Hoor, Hij roept Elia!" 48 Eén van de mensen liep naar Jezus toe. Hij doopte een spons in zure wijn, stak die op een stok en gaf Hem te drinken. 49 Maar anderen zeiden: "Niet doen. Laten we eens kijken of Elia Hem komt redden." 50 Maar Jezus gaf een luide schreeuw en stierf.

51 Op dat moment scheurde het gordijn in de tempel van boven naar beneden in tweeën.[a] De aarde beefde en de rotsen scheurden. 52 De graven gingen open en veel gestorven gelovigen werden weer levend. 53 Ze kwamen uit de graven. En nadat Jezus uit de dood was opgestaan, gingen ze naar de heilige stad Jeruzalem. Heel veel mensen hebben hen gezien.

54 De legerhoofdman en de soldaten die Jezus bewaakten, zagen de aardbeving en wat er allemaal gebeurde. Ze werden doodsbang en zeiden: "Ja, dit was écht Gods Zoon!"

55 Er stonden in de verte ook veel vrouwen toe te kijken. Ze hadden Jezus gevolgd uit Galilea, om Hem te dienen. 56 Ook Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus en Jozef, en de moeder van de zonen van Zebedeüs waren er.

Read full chapter

Footnotes

  1. Mattheüs 27:51 Dat gordijn hing tussen de heilige kamer en de allerheiligste kamer. Niemand mocht de allerheiligste kamer binnengaan. Alleen de hogepriester mocht één keer per jaar naar binnen gaan om een offer te brengen voor vergeving van de ongehoorzaamheid van de mensen aan God. Lees Exodus 26:31-33 en Leviticus 16:2, 3 en 34.

45 Van twaalf tot drie uur hing er een dichte duisternis over het hele land. 46 Om ongeveer drie uur riep Jezus: ‘Eli, Eli, lama sabachtani?’ Dat betekent: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ 47 Sommigen van de mensen die daar stonden, hadden het niet goed verstaan. 48 Zij dachten dat Hij om Elia riep. Een van hen haalde vlug een spons, liet er zure wijn intrekken en stak die op een stok. Hij hield die omhoog en liet Jezus ervan drinken. 49 Maar de anderen zeiden: ‘Wacht! Laten we eens zien of Elia Hem komt redden.’ 50 Opnieuw gaf Jezus een luide schreeuw en Hij stierf.

51 Op hetzelfde moment scheurde het zware gordijn voor de heilige plaats in de tempel van boven naar beneden in tweeën. De aarde sidderde en de rotsen scheurden. 52 Graven gingen open en vele gelovige mannen en vrouwen die gestorven waren, werden weer levend. 53 Na de opstanding van Jezus verlieten zij de begraafplaatsen en gingen naar Jeruzalem. Daar werden zij door vele mensen gezien.

54 De commandant en zijn soldaten die bij het kruis waren, schrokken vreselijk van de aardbeving en alle andere dingen die er gebeurden. ‘Deze man was werkelijk de Zoon van God!’ riepen ze uit. 55 Een groep vrouwen stond op een afstand te kijken. Zij waren met Jezus meegekomen en hadden voor Hem gezorgd. 56 Onder hen waren Maria van Magdala, Maria de moeder van Jakobus en Jozef, en de moeder van Jakobus en Johannes (de zonen van Zebedeüs).

Read full chapter

Jesus Dies on the Cross(A)

45 (B)Now from the sixth hour until the ninth hour there was darkness over all the land. 46 And about the ninth hour (C)Jesus cried out with a loud voice, saying, “Eli, Eli, lama sabachthani?” that is, (D)“My God, My God, why have You forsaken Me?”

47 Some of those who stood there, when they heard that, said, “This Man is calling for Elijah!” 48 Immediately one of them ran and took a sponge, (E)filled it with sour wine and put it on a reed, and offered it to Him to drink.

49 The rest said, “Let Him alone; let us see if Elijah will come to save Him.”

50 And Jesus (F)cried out again with a loud voice, and (G)yielded up His spirit.

51 Then, behold, (H)the veil of the temple was torn in two from top to bottom; and the earth quaked, and the rocks were split, 52 and the graves were opened; and many bodies of the saints who had fallen asleep were raised; 53 and coming out of the graves after His resurrection, they went into the holy city and appeared to many.

54 (I)So when the centurion and those with him, who were guarding Jesus, saw the earthquake and the things that had happened, they feared greatly, saying, (J)“Truly this was the Son of God!”

55 And many women (K)who followed Jesus from Galilee, ministering to Him, were there looking on from afar, 56 (L)among whom were Mary Magdalene, Mary the mother of James and [a]Joses, and the mother of Zebedee’s sons.

Read full chapter

Footnotes

  1. Matthew 27:56 NU Joseph

58 Going to Pilate, he asked for Jesus’ body, and Pilate ordered that it be given to him. 59 Joseph took the body, wrapped it in a clean linen cloth, 60 and placed it in his own new tomb(A) that he had cut out of the rock. He rolled a big stone in front of the entrance to the tomb and went away. 61 Mary Magdalene and the other Mary were sitting there opposite the tomb.

Read full chapter

58 Hij vroeg aan Pilatus of hij Jezus mocht begraven. Toen gaf Pilatus het bevel dat ze Jezus' lichaam aan deze Jozef moesten meegeven. 59 Jozef nam het lichaam en wikkelde het in linnen doeken. Hij had voor zichzelf een nieuw graf in de rotsen laten uithakken. Daar legde hij Jezus in. 60 Daarna rolde hij een grote steen voor de ingang van het graf en vertrok. 61 Maria Magdalena en de andere Maria gingen tegenover het graf zitten.

Read full chapter

58 Hij vroeg hem om het lichaam van Jezus. Pilatus zei dat hij het mocht hebben. 59 Jozef nam het lichaam en wikkelde het in nieuw, schoon linnen. 60 Daarna legde hij het in een nieuw graf dat hij pas in de rotsen had laten uithakken. Hij rolde een grote steen voor de ingang en ging weg. 61 Maria van Magdala en de andere Maria zaten tegenover het graf.

Read full chapter

58 This man went to Pilate and asked for the body of Jesus. Then Pilate commanded the body to be given to him. 59 When Joseph had taken the body, he wrapped it in a clean linen cloth, 60 and (A)laid it in his new tomb which he had hewn out of the rock; and he rolled a large stone against the door of the tomb, and departed. 61 And Mary Magdalene was there, and the other Mary, sitting [a]opposite the tomb.

Read full chapter

Footnotes

  1. Matthew 27:61 in front of

64 So give the order for the tomb to be made secure until the third day. Otherwise, his disciples may come and steal the body(A) and tell the people that he has been raised from the dead. This last deception will be worse than the first.”

Read full chapter

64 Wilt u daarom alstublieft het graf tot de derde dag laten bewaken. Anders komen zijn leerlingen Hem 's nachts nog weghalen. En dan zeggen ze tegen de mensen dat Hij uit de dood is opgestaan. Dat zou alles nog erger maken dan eerst."

Read full chapter

64 Daarom willen wij graag dat u het graf drie dagen laat bewaken. Anders zouden zijn leerlingen zijn lichaam wel eens kunnen weghalen en rondvertellen dat Hij weer levend is geworden. Als dat gebeurt, zijn de gevolgen niet te overzien.’

Read full chapter

64 Therefore command that the tomb be made secure until the third day, lest His disciples come [a]by night and steal Him away, and say to the people, ‘He has risen from the dead.’ So the last deception will be worse than the first.”

Read full chapter

Footnotes

  1. Matthew 27:64 NU omits by night

Jesus Has Risen(A)

28 After the Sabbath, at dawn on the first day of the week, Mary Magdalene(B) and the other Mary(C) went to look at the tomb.

There was a violent earthquake,(D) for an angel(E) of the Lord came down from heaven and, going to the tomb, rolled back the stone(F) and sat on it. His appearance was like lightning, and his clothes were white as snow.(G) The guards were so afraid of him that they shook and became like dead men.

The angel said to the women, “Do not be afraid,(H) for I know that you are looking for Jesus, who was crucified. He is not here; he has risen, just as he said.(I) Come and see the place where he lay. Then go quickly and tell his disciples: ‘He has risen from the dead and is going ahead of you into Galilee.(J) There you will see him.’ Now I have told you.”

Read full chapter

Het lege graf

28 Op de dag na de heilige rustdag gingen Maria Magdalena en de andere Maria 's morgens al heel vroeg naar het graf. Plotseling was er een zware aardbeving, want een engel van de Heer God kwam uit de hemel. Hij ging naar het graf, rolde de steen voor de ingang weg en ging daarop zitten. Hij was zo verblindend als de bliksem en zijn kleren waren zo wit als sneeuw. De bewakers waren zó bang van hem, dat ze flauwvielen. Maar de engel zei tegen de vrouwen: "Wees niet bang. Want ik weet dat jullie Jezus zoeken, die gekruisigd is. Maar Hij is hier niet. Hij is opgestaan uit de dood, zoals Hij van tevoren heeft gezegd. Kom maar kijken waar Hij heeft gelegen. Ga nu gauw aan zijn leerlingen vertellen dat Jezus uit de dood is opgestaan. Zeg tegen hen: 'Hij zal voor jullie uit reizen naar Galilea. Daar zullen jullie Hem zien.' Dit moest ik jullie zeggen."

Read full chapter

Jezus staat op uit de dood

28 Op de dag na de sabbat gingen Maria van Magdala en de andere Maria voor dag en dauw naar het graf. Plotseling was er een hevige aardbeving. Een engel van God kwam uit de hemel, rolde de steen opzij en ging erop zitten. Zijn gezicht schitterde als de bliksem en zijn kleren waren zo wit als sneeuw. De mannen die bij het graf op wacht stonden, sidderden van angst. Zij vielen op de grond en het leek wel of ze dood waren. De engel zei tegen de twee vrouwen: ‘U hoeft niet bang te zijn. Ik weet dat u Jezus zoekt, die gekruisigd is, maar Hij is hier niet meer. Hij is weer levend geworden, zoals Hij had gezegd. Kom maar kijken waar Hij heeft gelegen. Ga nu vlug aan zijn leerlingen vertellen dat Hij uit de dood is opgestaan. Zeg ook tegen hen dat Hij naar Galilea gaat, daar zal Hij hen ontmoeten. Dit kwam ik u vertellen.’

Read full chapter

He Is Risen(A)

28 Now (B)after the Sabbath, as the first day of the week began to dawn, Mary Magdalene (C)and the other Mary came to see the tomb. And behold, there was a great earthquake; for (D)an angel of the Lord descended from heaven, and came and rolled back the stone [a]from the door, and sat on it. (E)His countenance was like lightning, and his clothing as white as snow. And the guards shook for fear of him, and became like (F)dead men.

But the angel answered and said to the women, “Do not be afraid, for I know that you seek Jesus who was crucified. He is not here; for He is risen, (G)as He said. Come, see the place where the Lord lay. And go quickly and tell His disciples that He is risen from the dead, and indeed (H)He is going before you into Galilee; there you will see Him. Behold, I have told you.”

Read full chapter

Footnotes

  1. Matthew 28:2 NU omits from the door

Jesus Has Risen(A)

28 After the Sabbath, at dawn on the first day of the week, Mary Magdalene(B) and the other Mary(C) went to look at the tomb.

There was a violent earthquake,(D) for an angel(E) of the Lord came down from heaven and, going to the tomb, rolled back the stone(F) and sat on it. His appearance was like lightning, and his clothes were white as snow.(G) The guards were so afraid of him that they shook and became like dead men.

The angel said to the women, “Do not be afraid,(H) for I know that you are looking for Jesus, who was crucified. He is not here; he has risen, just as he said.(I) Come and see the place where he lay. Then go quickly and tell his disciples: ‘He has risen from the dead and is going ahead of you into Galilee.(J) There you will see him.’ Now I have told you.”

Read full chapter

Het lege graf

28 Op de dag na de heilige rustdag gingen Maria Magdalena en de andere Maria 's morgens al heel vroeg naar het graf. Plotseling was er een zware aardbeving, want een engel van de Heer God kwam uit de hemel. Hij ging naar het graf, rolde de steen voor de ingang weg en ging daarop zitten. Hij was zo verblindend als de bliksem en zijn kleren waren zo wit als sneeuw. De bewakers waren zó bang van hem, dat ze flauwvielen. Maar de engel zei tegen de vrouwen: "Wees niet bang. Want ik weet dat jullie Jezus zoeken, die gekruisigd is. Maar Hij is hier niet. Hij is opgestaan uit de dood, zoals Hij van tevoren heeft gezegd. Kom maar kijken waar Hij heeft gelegen. Ga nu gauw aan zijn leerlingen vertellen dat Jezus uit de dood is opgestaan. Zeg tegen hen: 'Hij zal voor jullie uit reizen naar Galilea. Daar zullen jullie Hem zien.' Dit moest ik jullie zeggen."

Read full chapter

Jezus staat op uit de dood

28 Op de dag na de sabbat gingen Maria van Magdala en de andere Maria voor dag en dauw naar het graf. Plotseling was er een hevige aardbeving. Een engel van God kwam uit de hemel, rolde de steen opzij en ging erop zitten. Zijn gezicht schitterde als de bliksem en zijn kleren waren zo wit als sneeuw. De mannen die bij het graf op wacht stonden, sidderden van angst. Zij vielen op de grond en het leek wel of ze dood waren. De engel zei tegen de twee vrouwen: ‘U hoeft niet bang te zijn. Ik weet dat u Jezus zoekt, die gekruisigd is, maar Hij is hier niet meer. Hij is weer levend geworden, zoals Hij had gezegd. Kom maar kijken waar Hij heeft gelegen. Ga nu vlug aan zijn leerlingen vertellen dat Hij uit de dood is opgestaan. Zeg ook tegen hen dat Hij naar Galilea gaat, daar zal Hij hen ontmoeten. Dit kwam ik u vertellen.’

Read full chapter

He Is Risen(A)

28 Now (B)after the Sabbath, as the first day of the week began to dawn, Mary Magdalene (C)and the other Mary came to see the tomb. And behold, there was a great earthquake; for (D)an angel of the Lord descended from heaven, and came and rolled back the stone [a]from the door, and sat on it. (E)His countenance was like lightning, and his clothing as white as snow. And the guards shook for fear of him, and became like (F)dead men.

But the angel answered and said to the women, “Do not be afraid, for I know that you seek Jesus who was crucified. He is not here; for He is risen, (G)as He said. Come, see the place where the Lord lay. And go quickly and tell His disciples that He is risen from the dead, and indeed (H)He is going before you into Galilee; there you will see Him. Behold, I have told you.”

Read full chapter

Footnotes

  1. Matthew 28:2 NU omits from the door

The Death of Jesus(A)

44 It was now about noon, and darkness came over the whole land until three in the afternoon,(B) 45 for the sun stopped shining. And the curtain of the temple(C) was torn in two.(D) 46 Jesus called out with a loud voice,(E) “Father, into your hands I commit my spirit.”[a](F) When he had said this, he breathed his last.(G)

47 The centurion, seeing what had happened, praised God(H) and said, “Surely this was a righteous man.” 48 When all the people who had gathered to witness this sight saw what took place, they beat their breasts(I) and went away. 49 But all those who knew him, including the women who had followed him from Galilee,(J) stood at a distance,(K) watching these things.

The Burial of Jesus(L)

50 Now there was a man named Joseph, a member of the Council, a good and upright man, 51 who had not consented to their decision and action. He came from the Judean town of Arimathea, and he himself was waiting for the kingdom of God.(M) 52 Going to Pilate, he asked for Jesus’ body. 53 Then he took it down, wrapped it in linen cloth and placed it in a tomb cut in the rock, one in which no one had yet been laid. 54 It was Preparation Day,(N) and the Sabbath was about to begin.

55 The women who had come with Jesus from Galilee(O) followed Joseph and saw the tomb and how his body was laid in it. 56 Then they went home and prepared spices and perfumes.(P) But they rested on the Sabbath in obedience to the commandment.(Q)

Jesus Has Risen(R)

24 On the first day of the week, very early in the morning, the women took the spices they had prepared(S) and went to the tomb. They found the stone rolled away from the tomb, but when they entered, they did not find the body of the Lord Jesus.(T)

Footnotes

  1. Luke 23:46 Psalm 31:5

44 Het was ongeveer twaalf uur 's middags. Toen werd het in het hele land donker, tot drie uur 's middags. 45 Want er kwam een zonsverduistering. En het gordijn in de tempel scheurde doormidden.[a] 46 En Jezus riep luid: "Vader, Ik vertrouw mijn geest aan U toe." Toen Hij dat had gezegd, stierf Hij. 47 De Romeinse hoofdman zag wat er gebeurde. Hij prees God en zei: "Inderdaad, deze Man was onschuldig!"

48 De grote groepen mensen die waren komen kijken, gingen naar huis terug toen alles voorbij was. Ze wrongen hun handen van verdriet. 49 Al zijn kennissen stonden op een afstand. Ook de vrouwen die Hem vanaf Galilea waren gevolgd, stonden daar te kijken en zagen alles wat er gebeurde.

Jezus' begrafenis

50 Er was een man uit Arimatea die Jozef heette. Hij was een goed mens die leefde zoals God het wil. Hij hoorde bij de Vergadering. 51 Hij was het niet eens met wat de Vergadering had gedaan. Hijzelf keek uit naar het Koninkrijk van God. 52 Hij ging naar Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. 53 Hij haalde het lichaam van het kruis. Daarna wikkelde hij het in linnen doeken en legde Hem in een rotsgraf waarin nog nooit een dode was gelegd. 54 Het was de dag van de voorbereiding[b] en de heilige rustdag begon bijna. 55 De vrouwen die met Hem uit Galilea waren gekomen, volgden hem. Ze zagen hoe Hij in het graf werd gelegd. 56 Toen ze thuisgekomen waren, maakten ze zalf-olie klaar van mirre en specerijen om later zijn lichaam mee te zalven. En op de heilige rustdag rustten zij, zoals dat moet van de wet van Mozes.

Het lege graf

24 En op de eerste dag van de week[c] gingen ze al vroeg in de morgen naar het graf. Ze namen de zalf-olie mee die ze hadden klaargemaakt. Er gingen nog een paar vrouwen mee. Toen ze bij het graf kwamen, zagen ze dat de steen die voor het graf had gelegen, was weggerold. Toen ze het graf in gingen, zagen ze dat het lichaam van de Heer Jezus er niet in lag.

Footnotes

  1. Lukas 23:45 Dat gordijn hing tussen de heilige kamer en de allerheiligste kamer. Niemand mocht de allerheiligste kamer binnengaan. Alleen de hogepriester mocht één keer per jaar naar binnen gaan om een offer te brengen voor vergeving van de ongehoorzaamheid van de mensen aan God. Lees Exodus 26:31-33 en Leviticus 16:2, 3 en 34.
  2. Lukas 23:54 Dat is de dag vóór de heilige rustdag. Op die dag bereiden de mensen zich voor op de rustdag. De heilige rustdag begint bij zonsondergang.
  3. Lukas 24:1 Dat is de dag na de heilige rustdag.

44 Tegen de middag werd het in het hele land donker. Dat duurde tot een uur of drie. 45 Het zonlicht was weg. Plotseling scheurde het zware gordijn in de tempel doormidden. 46 Op dat moment riep Jezus: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest!’ En met die woorden blies Hij zijn laatste adem uit.

47 De Romeinse officier begreep dat God de hand in dit alles had en zei vol ontzag: ‘Deze mens was werkelijk rechtvaardig.’ 48 De vele mensen die naar de kruisiging waren komen kijken, gingen naar huis nadat ze dit allemaal hadden gezien. Ze sloegen zich op de borst van berouw en verdriet. 49 Jezusʼ vrienden en ook de vrouwen die met Hem uit Galilea waren meegekomen, stonden op een afstand te kijken.

50 Een zekere Jozef, die lid was van de Hoge Raad en uit de stad Arimathea kwam, 51 was het helemaal niet eens geweest met de beslissing en het optreden van de andere Joodse leiders. Hij was een goed en rechtvaardig man, die verwachtte dat het Koninkrijk van God zou komen. 52 Hij ging naar Pilatus en vroeg of hij het lichaam van Jezus mocht hebben. 53 Nadat hij het lichaam van het kruis had afgenomen, wikkelde hij het in een lang stuk linnen. Daarna legde hij het in een nog niet eerder gebruikt graf dat in de rotsen was uitgehakt.

54 De vrijdagmiddag was bijna voorbij. De sabbat zou beginnen. 55 De vrouwen die met Jezus uit Galilea waren meegekomen, gingen mee naar het graf en zagen hoe het lichaam erin werd gelegd. 56 Daarna gingen ze naar huis en maakten speciale kruiden en olie klaar om Hem te balsemen. Op de sabbat namen ze rust. Dat is volgens de Joodse wet verplicht.

Jezus leeft weer!

24 Op zondagmorgen vroeg gingen ze meteen naar het graf. Ze hadden de speciale kruiden bij zich. Maar ze ontdekten dat de steen voor de ingang was weggerold. Toen ze naar binnen stapten, zagen ze dat het lichaam van de Here Jezus er niet meer was.

Jesus Dies on the Cross(A)

44 (B)Now it [a]was about the sixth hour, and there was darkness over all the earth until the ninth hour. 45 Then the sun was [b]darkened, and (C)the veil of the temple was torn in [c]two. 46 And when Jesus had cried out with a loud voice, He said, “Father, (D)‘into Your hands I commit My spirit.’ (E)Having said this, He breathed His last.

47 (F)So when the centurion saw what had happened, he glorified God, saying, “Certainly this was a righteous Man!”

48 And the whole crowd who came together to that sight, seeing what had been done, beat their breasts and returned. 49 (G)But all His acquaintances, and the women who followed Him from Galilee, stood at a distance, watching these things.

Jesus Buried in Joseph’s Tomb(H)

50 (I)Now behold, there was a man named Joseph, a council member, a good and just man. 51 He had not consented to their decision and deed. He was from Arimathea, a city of the Jews, (J)who[d] himself was also waiting for the kingdom of God. 52 This man went to Pilate and asked for the body of Jesus. 53 (K)Then he took it down, wrapped it in linen, and laid it in a tomb that was hewn out of the rock, where no one had ever lain before. 54 That day was (L)the Preparation, and the Sabbath drew near.

55 And the women (M)who had come with Him from Galilee followed after, and (N)they observed the tomb and how His body was laid. 56 Then they returned and (O)prepared spices and fragrant oils. And they rested on the Sabbath (P)according to the commandment.

He Is Risen(Q)

24 Now (R)on the first day of the week, very early in the morning, they, [e]and certain other women with them, came to the tomb (S)bringing the spices which they had prepared. (T)But they found the stone rolled away from the tomb. (U)Then they went in and did not find the body of the Lord Jesus.

Footnotes

  1. Luke 23:44 NU adds already
  2. Luke 23:45 NU obscured
  3. Luke 23:45 the middle
  4. Luke 23:51 NU who was waiting
  5. Luke 24:1 NU omits and certain other women with them

10 It was Mary Magdalene, Joanna, Mary the mother of James, and the others with them(A) who told this to the apostles.(B)

Read full chapter

10 Die vrouwen waren Maria Magdalena, Johanna, en Maria (de moeder) van Jakobus en nog een paar vrouwen. En ze vertelden het aan de elf leerlingen.

Read full chapter

10 Maar toen de vrouwen—het waren Maria van Magdala, Johanna, Maria (de moeder van Jakobus) en verschillende anderen—het aan de apostelen vertelden,

Read full chapter

10 It was Mary Magdalene, (A)Joanna, Mary the mother of James, and the other women with them, who told these things to the apostles.

Read full chapter