The Death of Jesus(A)

45 From noon until three in the afternoon darkness(B) came over all the land. 46 About three in the afternoon Jesus cried out in a loud voice, “Eli, Eli,[a] lema sabachthani?” (which means “My God, my God, why have you forsaken me?”).[b](C)

47 When some of those standing there heard this, they said, “He’s calling Elijah.”

48 Immediately one of them ran and got a sponge. He filled it with wine vinegar,(D) put it on a staff, and offered it to Jesus to drink. 49 The rest said, “Now leave him alone. Let’s see if Elijah comes to save him.”

50 And when Jesus had cried out again in a loud voice, he gave up his spirit.(E)

51 At that moment the curtain of the temple(F) was torn in two from top to bottom. The earth shook, the rocks split(G) 52 and the tombs broke open. The bodies of many holy people who had died were raised to life. 53 They came out of the tombs after Jesus’ resurrection and[c] went into the holy city(H) and appeared to many people.

54 When the centurion and those with him who were guarding(I) Jesus saw the earthquake and all that had happened, they were terrified, and exclaimed, “Surely he was the Son of God!”(J)

55 Many women were there, watching from a distance. They had followed Jesus from Galilee to care for his needs.(K) 56 Among them were Mary Magdalene, Mary the mother of James and Joseph,[d] and the mother of Zebedee’s sons.(L)

Read full chapter

Footnotes

  1. Matthew 27:46 Some manuscripts Eloi, Eloi
  2. Matthew 27:46 Psalm 22:1
  3. Matthew 27:53 Or tombs, and after Jesus’ resurrection they
  4. Matthew 27:56 Greek Joses, a variant of Joseph

45 Om ongeveer twaalf uur werd het helemaal donker in het hele land. Dat duurde tot ongeveer drie uur 's middags. 46 Toen riep Jezus luid: "Eli, eli, lama sabachtani!" Dat betekent: 'Mijn God, mijn God, waarom heeft U Mij verlaten?' 47 Een paar mensen die erbij stonden, zeiden: "Hoor, Hij roept Elia!" 48 Eén van de mensen liep naar Jezus toe. Hij doopte een spons in zure wijn, stak die op een stok en gaf Hem te drinken. 49 Maar anderen zeiden: "Niet doen. Laten we eens kijken of Elia Hem komt redden." 50 Maar Jezus gaf een luide schreeuw en stierf.

51 Op dat moment scheurde het gordijn in de tempel van boven naar beneden in tweeën.[a] De aarde beefde en de rotsen scheurden. 52 De graven gingen open en veel gestorven gelovigen werden weer levend. 53 Ze kwamen uit de graven. En nadat Jezus uit de dood was opgestaan, gingen ze naar de heilige stad Jeruzalem. Heel veel mensen hebben hen gezien.

54 De legerhoofdman en de soldaten die Jezus bewaakten, zagen de aardbeving en wat er allemaal gebeurde. Ze werden doodsbang en zeiden: "Ja, dit was écht Gods Zoon!"

55 Er stonden in de verte ook veel vrouwen toe te kijken. Ze hadden Jezus gevolgd uit Galilea, om Hem te dienen. 56 Ook Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus en Jozef, en de moeder van de zonen van Zebedeüs waren er.

Read full chapter

Footnotes

  1. Mattheüs 27:51 Dat gordijn hing tussen de heilige kamer en de allerheiligste kamer. Niemand mocht de allerheiligste kamer binnengaan. Alleen de hogepriester mocht één keer per jaar naar binnen gaan om een offer te brengen voor vergeving van de ongehoorzaamheid van de mensen aan God. Lees Exodus 26:31-33 en Leviticus 16:2, 3 en 34.

58 Going to Pilate, he asked for Jesus’ body, and Pilate ordered that it be given to him. 59 Joseph took the body, wrapped it in a clean linen cloth, 60 and placed it in his own new tomb(A) that he had cut out of the rock. He rolled a big stone in front of the entrance to the tomb and went away. 61 Mary Magdalene and the other Mary were sitting there opposite the tomb.

Read full chapter

58 Hij vroeg aan Pilatus of hij Jezus mocht begraven. Toen gaf Pilatus het bevel dat ze Jezus' lichaam aan deze Jozef moesten meegeven. 59 Jozef nam het lichaam en wikkelde het in linnen doeken. Hij had voor zichzelf een nieuw graf in de rotsen laten uithakken. Daar legde hij Jezus in. 60 Daarna rolde hij een grote steen voor de ingang van het graf en vertrok. 61 Maria Magdalena en de andere Maria gingen tegenover het graf zitten.

Read full chapter

64 So give the order for the tomb to be made secure until the third day. Otherwise, his disciples may come and steal the body(A) and tell the people that he has been raised from the dead. This last deception will be worse than the first.”

Read full chapter

64 Wilt u daarom alstublieft het graf tot de derde dag laten bewaken. Anders komen zijn leerlingen Hem 's nachts nog weghalen. En dan zeggen ze tegen de mensen dat Hij uit de dood is opgestaan. Dat zou alles nog erger maken dan eerst."

Read full chapter

Jesus Has Risen(A)

28 After the Sabbath, at dawn on the first day of the week, Mary Magdalene(B) and the other Mary(C) went to look at the tomb.

There was a violent earthquake,(D) for an angel(E) of the Lord came down from heaven and, going to the tomb, rolled back the stone(F) and sat on it. His appearance was like lightning, and his clothes were white as snow.(G) The guards were so afraid of him that they shook and became like dead men.

The angel said to the women, “Do not be afraid,(H) for I know that you are looking for Jesus, who was crucified. He is not here; he has risen, just as he said.(I) Come and see the place where he lay. Then go quickly and tell his disciples: ‘He has risen from the dead and is going ahead of you into Galilee.(J) There you will see him.’ Now I have told you.”

Read full chapter

Het lege graf

28 Op de dag na de heilige rustdag gingen Maria Magdalena en de andere Maria 's morgens al heel vroeg naar het graf. Plotseling was er een zware aardbeving, want een engel van de Heer God kwam uit de hemel. Hij ging naar het graf, rolde de steen voor de ingang weg en ging daarop zitten. Hij was zo verblindend als de bliksem en zijn kleren waren zo wit als sneeuw. De bewakers waren zó bang van hem, dat ze flauwvielen. Maar de engel zei tegen de vrouwen: "Wees niet bang. Want ik weet dat jullie Jezus zoeken, die gekruisigd is. Maar Hij is hier niet. Hij is opgestaan uit de dood, zoals Hij van tevoren heeft gezegd. Kom maar kijken waar Hij heeft gelegen. Ga nu gauw aan zijn leerlingen vertellen dat Jezus uit de dood is opgestaan. Zeg tegen hen: 'Hij zal voor jullie uit reizen naar Galilea. Daar zullen jullie Hem zien.' Dit moest ik jullie zeggen."

Read full chapter

Jesus Has Risen(A)

28 After the Sabbath, at dawn on the first day of the week, Mary Magdalene(B) and the other Mary(C) went to look at the tomb.

There was a violent earthquake,(D) for an angel(E) of the Lord came down from heaven and, going to the tomb, rolled back the stone(F) and sat on it. His appearance was like lightning, and his clothes were white as snow.(G) The guards were so afraid of him that they shook and became like dead men.

The angel said to the women, “Do not be afraid,(H) for I know that you are looking for Jesus, who was crucified. He is not here; he has risen, just as he said.(I) Come and see the place where he lay. Then go quickly and tell his disciples: ‘He has risen from the dead and is going ahead of you into Galilee.(J) There you will see him.’ Now I have told you.”

Read full chapter

Het lege graf

28 Op de dag na de heilige rustdag gingen Maria Magdalena en de andere Maria 's morgens al heel vroeg naar het graf. Plotseling was er een zware aardbeving, want een engel van de Heer God kwam uit de hemel. Hij ging naar het graf, rolde de steen voor de ingang weg en ging daarop zitten. Hij was zo verblindend als de bliksem en zijn kleren waren zo wit als sneeuw. De bewakers waren zó bang van hem, dat ze flauwvielen. Maar de engel zei tegen de vrouwen: "Wees niet bang. Want ik weet dat jullie Jezus zoeken, die gekruisigd is. Maar Hij is hier niet. Hij is opgestaan uit de dood, zoals Hij van tevoren heeft gezegd. Kom maar kijken waar Hij heeft gelegen. Ga nu gauw aan zijn leerlingen vertellen dat Jezus uit de dood is opgestaan. Zeg tegen hen: 'Hij zal voor jullie uit reizen naar Galilea. Daar zullen jullie Hem zien.' Dit moest ik jullie zeggen."

Read full chapter

The Death of Jesus(A)

44 It was now about noon, and darkness came over the whole land until three in the afternoon,(B) 45 for the sun stopped shining. And the curtain of the temple(C) was torn in two.(D) 46 Jesus called out with a loud voice,(E) “Father, into your hands I commit my spirit.”[a](F) When he had said this, he breathed his last.(G)

47 The centurion, seeing what had happened, praised God(H) and said, “Surely this was a righteous man.” 48 When all the people who had gathered to witness this sight saw what took place, they beat their breasts(I) and went away. 49 But all those who knew him, including the women who had followed him from Galilee,(J) stood at a distance,(K) watching these things.

The Burial of Jesus(L)

50 Now there was a man named Joseph, a member of the Council, a good and upright man, 51 who had not consented to their decision and action. He came from the Judean town of Arimathea, and he himself was waiting for the kingdom of God.(M) 52 Going to Pilate, he asked for Jesus’ body. 53 Then he took it down, wrapped it in linen cloth and placed it in a tomb cut in the rock, one in which no one had yet been laid. 54 It was Preparation Day,(N) and the Sabbath was about to begin.

55 The women who had come with Jesus from Galilee(O) followed Joseph and saw the tomb and how his body was laid in it. 56 Then they went home and prepared spices and perfumes.(P) But they rested on the Sabbath in obedience to the commandment.(Q)

Jesus Has Risen(R)

24 On the first day of the week, very early in the morning, the women took the spices they had prepared(S) and went to the tomb. They found the stone rolled away from the tomb, but when they entered, they did not find the body of the Lord Jesus.(T)

Footnotes

  1. Luke 23:46 Psalm 31:5

44 Het was ongeveer twaalf uur 's middags. Toen werd het in het hele land donker, tot drie uur 's middags. 45 Want er kwam een zonsverduistering. En het gordijn in de tempel scheurde doormidden.[a] 46 En Jezus riep luid: "Vader, Ik vertrouw mijn geest aan U toe." Toen Hij dat had gezegd, stierf Hij. 47 De Romeinse hoofdman zag wat er gebeurde. Hij prees God en zei: "Inderdaad, deze Man was onschuldig!"

48 De grote groepen mensen die waren komen kijken, gingen naar huis terug toen alles voorbij was. Ze wrongen hun handen van verdriet. 49 Al zijn kennissen stonden op een afstand. Ook de vrouwen die Hem vanaf Galilea waren gevolgd, stonden daar te kijken en zagen alles wat er gebeurde.

Jezus' begrafenis

50 Er was een man uit Arimatea die Jozef heette. Hij was een goed mens die leefde zoals God het wil. Hij hoorde bij de Vergadering. 51 Hij was het niet eens met wat de Vergadering had gedaan. Hijzelf keek uit naar het Koninkrijk van God. 52 Hij ging naar Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. 53 Hij haalde het lichaam van het kruis. Daarna wikkelde hij het in linnen doeken en legde Hem in een rotsgraf waarin nog nooit een dode was gelegd. 54 Het was de dag van de voorbereiding[b] en de heilige rustdag begon bijna. 55 De vrouwen die met Hem uit Galilea waren gekomen, volgden hem. Ze zagen hoe Hij in het graf werd gelegd. 56 Toen ze thuisgekomen waren, maakten ze zalf-olie klaar van mirre en specerijen om later zijn lichaam mee te zalven. En op de heilige rustdag rustten zij, zoals dat moet van de wet van Mozes.

Het lege graf

24 En op de eerste dag van de week[c] gingen ze al vroeg in de morgen naar het graf. Ze namen de zalf-olie mee die ze hadden klaargemaakt. Er gingen nog een paar vrouwen mee. Toen ze bij het graf kwamen, zagen ze dat de steen die voor het graf had gelegen, was weggerold. Toen ze het graf in gingen, zagen ze dat het lichaam van de Heer Jezus er niet in lag.

Footnotes

  1. Lukas 23:45 Dat gordijn hing tussen de heilige kamer en de allerheiligste kamer. Niemand mocht de allerheiligste kamer binnengaan. Alleen de hogepriester mocht één keer per jaar naar binnen gaan om een offer te brengen voor vergeving van de ongehoorzaamheid van de mensen aan God. Lees Exodus 26:31-33 en Leviticus 16:2, 3 en 34.
  2. Lukas 23:54 Dat is de dag vóór de heilige rustdag. Op die dag bereiden de mensen zich voor op de rustdag. De heilige rustdag begint bij zonsondergang.
  3. Lukas 24:1 Dat is de dag na de heilige rustdag.

10 It was Mary Magdalene, Joanna, Mary the mother of James, and the others with them(A) who told this to the apostles.(B)

Read full chapter

10 Die vrouwen waren Maria Magdalena, Johanna, en Maria (de moeder) van Jakobus en nog een paar vrouwen. En ze vertelden het aan de elf leerlingen.

Read full chapter

34 Then Simeon blessed them and said to Mary, his mother:(A) “This child is destined to cause the falling(B) and rising of many in Israel, and to be a sign that will be spoken against,

Read full chapter

34 Simeon zegende hen en zei tegen Maria: "Veel mensen zullen door Hem ten val komen. Maar veel andere mensen zullen juist door Hem gered worden. Hij zal een teken zijn waar veel mensen niet in zullen willen geloven.

Read full chapter

35 so that the thoughts of many hearts will be revealed. And a sword will pierce your own soul too.”

Read full chapter

35 Door Hem zullen zelfs de diepst verborgen gedachten van de mensen zichtbaar worden. En voor jou zal het zijn alsof er een zwaard door je hart gaat."

Read full chapter

14 It was the day of Preparation(A) of the Passover; it was about noon.(B)

“Here is your king,”(C) Pilate said to the Jews.

Read full chapter

14 Het was de dag van de voorbereiding op het Paasfeest, ongeveer twaalf uur 's middags. Hij zei tegen de Joden: "Kijk, hier is jullie koning!"

Read full chapter

25 Near the cross(A) of Jesus stood his mother,(B) his mother’s sister, Mary the wife of Clopas, and Mary Magdalene.(C) 26 When Jesus saw his mother(D) there, and the disciple whom he loved(E) standing nearby, he said to her, “Woman,[a] here is your son,” 27 and to the disciple, “Here is your mother.” From that time on, this disciple took her into his home.

The Death of Jesus(F)

28 Later, knowing that everything had now been finished,(G) and so that Scripture would be fulfilled,(H) Jesus said, “I am thirsty.” 29 A jar of wine vinegar(I) was there, so they soaked a sponge in it, put the sponge on a stalk of the hyssop plant, and lifted it to Jesus’ lips. 30 When he had received the drink, Jesus said, “It is finished.”(J) With that, he bowed his head and gave up his spirit.

31 Now it was the day of Preparation,(K) and the next day was to be a special Sabbath. Because the Jewish leaders did not want the bodies left on the crosses(L) during the Sabbath, they asked Pilate to have the legs broken and the bodies taken down. 32 The soldiers therefore came and broke the legs of the first man who had been crucified with Jesus, and then those of the other.(M) 33 But when they came to Jesus and found that he was already dead, they did not break his legs. 34 Instead, one of the soldiers pierced(N) Jesus’ side with a spear, bringing a sudden flow of blood and water.(O) 35 The man who saw it(P) has given testimony, and his testimony is true.(Q) He knows that he tells the truth, and he testifies so that you also may believe. 36 These things happened so that the scripture would be fulfilled:(R) “Not one of his bones will be broken,”[b](S) 37 and, as another scripture says, “They will look on the one they have pierced.”[c](T)

The Burial of Jesus(U)

38 Later, Joseph of Arimathea asked Pilate for the body of Jesus. Now Joseph was a disciple of Jesus, but secretly because he feared the Jewish leaders.(V) With Pilate’s permission, he came and took the body away. 39 He was accompanied by Nicodemus,(W) the man who earlier had visited Jesus at night. Nicodemus brought a mixture of myrrh and aloes, about seventy-five pounds.[d] 40 Taking Jesus’ body, the two of them wrapped it, with the spices, in strips of linen.(X) This was in accordance with Jewish burial customs.(Y) 41 At the place where Jesus was crucified, there was a garden, and in the garden a new tomb, in which no one had ever been laid. 42 Because it was the Jewish day of Preparation(Z) and since the tomb was nearby,(AA) they laid Jesus there.

Read full chapter

Footnotes

  1. John 19:26 The Greek for Woman does not denote any disrespect.
  2. John 19:36 Exodus 12:46; Num. 9:12; Psalm 34:20
  3. John 19:37 Zech. 12:10
  4. John 19:39 Or about 34 kilograms

25 De moeder van Jezus, haar zus Maria (de vrouw van Klopas) en Maria Magdalena stonden ook bij het kruis. 26 Jezus zag zijn moeder staan. Zijn beste vriend stond naast haar. Toen zei Hij tegen zijn moeder: "Kijk, hij is voortaan je zoon." 27 En tegen de leerling zei Hij: "Kijk, zij is voortaan je moeder." Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich in huis.

Jezus sterft

28 Hierna zei Jezus, omdat Hij wist dat Hij nu alles had gedaan wat Hij moest doen: "Ik heb dorst!" Zo gebeurde wat van tevoren in de Boeken was gezegd. 29 Er stond een kruik met zure wijn. Ze doopten daar een spons in en staken die op een stok. Zo kon Hij van de spons drinken. 30 Toen Jezus van de zure wijn had gedronken, zei Hij: "Alles is gedaan!" En Hij boog zijn hoofd en stierf.

31 De Joden wilden niet dat de mannen op de heilige rustdag aan het kruis zouden blijven hangen. (Het was namelijk een bijzondere heilige rustdag, omdat hij in de week van het Feest van de Ongegiste Broden viel.) Daarom vroegen ze aan Pilatus om de benen van de mannen te laten breken en ze dan van het kruis te laten halen. Want het was nu de dag van de voorbereiding.[a] 32 Toen kwamen de soldaten en braken de benen van de twee mannen die tegelijk met Jezus waren gekruisigd. 33 Maar toen ze bij Jezus kwamen, zagen ze dat Hij al was gestorven. Daarom braken ze zijn benen niet. 34 Maar één van de soldaten stak voor de zekerheid zijn speer in Jezus' zij. Onmiddellijk kwam er water en bloed uit. 35 Ik, Johannes, heb dat zelf gezien. Daarom heb ik het jullie verteld, en ik hoop dat jullie het ook geloven. Want het is echt waar. 36 Dit is gebeurd zodat werkelijkheid zou worden wat in de Boeken van tevoren al is gezegd: 'Geen één van zijn botten zal worden gebroken.' 37 En ergens anders staat in de Boeken: 'Ze zullen kijken naar de Man die ze hebben doorstoken.'

Jezus' begrafenis

38 Jozef, een man uit Arimatea, ging aan Pilatus vragen of hij het lichaam van Jezus mocht begraven. (Hij was ook een leerling van Jezus. Maar hij hield dat geheim, omdat hij bang was voor de Joodse leiders.) Pilatus vond het goed en Jozef nam het lichaam mee. 39 Nikodemus kwam ook. Hij was de man die de eerste keer 's nachts bij Jezus was gekomen.[b] Hij bracht 100 ponden (30 kilo) mirre[c] en aloë mee. 40 Ze dompelden linnen doeken in dat mengsel en wikkelden Jezus' lichaam daarin. Dat is namelijk de Joodse manier van een lichaam voorbereiden op de begrafenis. 41 Dicht bij de plaats waar Hij was gekruisigd, was een tuin. In die tuin was een nieuw graf in de rots uitgehakt. Er was nog nooit iemand in begraven. 42 Daar legden ze Jezus in, want de dag van voorbereiding was bijna voorbij[d] en het graf was dichtbij.

Read full chapter

Footnotes

  1. Johannes 19:31 Dat is de dag vóór de heilige rustdag. Op die dag bereidden de mensen zich voor op de rustdag. De heilige rustdag begint bij zonsondergang.
  2. Johannes 19:39 Lees Johannes 3:1-21.
  3. Johannes 19:39 Mirre werd uit hars van een bepaalde plant gemaakt. Aloë is een vetplant. Het sap uit de bladeren van de aloë en de hars uit de mirre werden allebei als parfum gebruikt.
  4. Johannes 19:42 Als de zon was ondergegaan begon de heilige rustdag. Dan mocht er niet meer gewerkt worden en moesten ze dus klaar zijn met begraven.

The Empty Tomb(A)

20 Early on the first day of the week, while it was still dark, Mary Magdalene(B) went to the tomb and saw that the stone had been removed from the entrance.(C) So she came running to Simon Peter and the other disciple, the one Jesus loved,(D) and said, “They have taken the Lord out of the tomb, and we don’t know where they have put him!”(E)

So Peter and the other disciple started for the tomb.(F) Both were running, but the other disciple outran Peter and reached the tomb first. He bent over and looked in(G) at the strips of linen(H) lying there but did not go in. Then Simon Peter came along behind him and went straight into the tomb. He saw the strips of linen lying there, as well as the cloth that had been wrapped around Jesus’ head.(I) The cloth was still lying in its place, separate from the linen. Finally the other disciple, who had reached the tomb first,(J) also went inside. He saw and believed. (They still did not understand from Scripture(K) that Jesus had to rise from the dead.)(L) 10 Then the disciples went back to where they were staying.

Jesus Appears to Mary Magdalene

11 Now Mary stood outside the tomb crying. As she wept, she bent over to look into the tomb(M) 12 and saw two angels in white,(N) seated where Jesus’ body had been, one at the head and the other at the foot.

13 They asked her, “Woman, why are you crying?”(O)

“They have taken my Lord away,” she said, “and I don’t know where they have put him.”(P) 14 At this, she turned around and saw Jesus standing there,(Q) but she did not realize that it was Jesus.(R)

15 He asked her, “Woman, why are you crying?(S) Who is it you are looking for?”

Thinking he was the gardener, she said, “Sir, if you have carried him away, tell me where you have put him, and I will get him.”

16 Jesus said to her, “Mary.”

She turned toward him and cried out in Aramaic,(T) “Rabboni!”(U) (which means “Teacher”).

17 Jesus said, “Do not hold on to me, for I have not yet ascended to the Father. Go instead to my brothers(V) and tell them, ‘I am ascending to my Father(W) and your Father, to my God and your God.’”

18 Mary Magdalene(X) went to the disciples(Y) with the news: “I have seen the Lord!” And she told them that he had said these things to her.

Read full chapter

Het lege graf

20 Op de eerste dag van de week[a] ging Maria Magdalena vroeg naar het graf. Het was nog donker. Toen ze daar aankwam, zag ze dat de steen die voor de ingang van het graf had gelegen, was weggerold. Snel ging ze naar Simon Petrus en naar de leerling die Jezus' beste vriend was (Johannes). Ze zei tegen hen: "Ze hebben de Heer Jezus weggehaald uit het graf! En we weten niet waar ze Hem neergelegd hebben!"

Petrus en de andere leerling gingen toen ook naar het graf. Ze liepen allebei snel. Maar de andere leerling liep sneller dan Petrus en kwam het eerst bij het graf. Hij bukte zich om in het graf te kijken en zag de linnen doeken liggen. Maar hij ging niet naar binnen. Simon Petrus kwam achter hem aan. Hij ging wel het graf binnen en zag de linnen doeken liggen. Maar de doek die om Jezus' hoofd had gezeten, lag daar niet bij. Die doek was opgerold en lag apart. Toen ging ook de leerling die het eerst bij het graf was aangekomen naar binnen. Door wat hij zag, geloofde hij Maria's verhaal. Want ze wisten nog niet dat in de Boeken staat dat Hij uit de dood zou opstaan. 10 En ze gingen weer naar huis.

Maria ziet Jezus

11 Maria stond buiten bij het graf te huilen. Huilend bukte ze zich om in het graf te kijken. 12 Toen zag ze daar twee engelen in witte kleren zitten. De één zat aan het hoofdeinde en de ander aan het voeteneinde van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. 13 Ze zeiden tegen haar: "Vrouw, waarom huil je?" Ze antwoordde: "Omdat ze mijn Heer hebben weggehaald. En ik weet niet waar ze Hem hebben gelegd." 14 Toen draaide ze zich om en zag Jezus staan. Maar ze herkende Hem niet. 15 Jezus zei tegen haar: "Vrouw, waarom huil je? Wie zoek je?" Ze dacht dat het de tuinman was en antwoordde: "Als U Hem heeft weggehaald, zeg me dan waar U Hem heeft neergelegd! Dan zal ik Hem meenemen." 16 Toen zei Jezus: "Maria!" Ze draaide zich om en zei tegen Hem: "Meester!" 17 Jezus zei tegen haar: "Raak Mij niet aan. Want Ik ben nog niet naar mijn Vader in de hemel gegaan. Maar ga nu naar mijn broeders. Zeg hun dat Ik terugga naar mijn Vader die ook jullie Vader is. Naar mijn God die ook jullie God is." 18 Maria Magdalena ging naar de leerlingen en vertelde hun dat ze de Heer Jezus had gezien en wat Hij tegen haar had gezegd.

Read full chapter

Footnotes

  1. Johannes 20:1 Dat is de dag na de heilige rustdag.

13 Lord, see how my enemies(A) persecute me!
    Have mercy(B) and lift me up from the gates of death,(C)

Read full chapter

13 Want Hij vergeet het niet als onschuldige mensen worden gedood.
Hij straft de schuldigen.
Hij luistert als arme en verdrukte mensen Hem om hulp roepen.

Read full chapter