Add parallel Print Page Options

De bewoners van Nazaret geloven niet in Jezus

Jezus vertrok weer en ging naar zijn eigen stad, Nazaret. Zijn leerlingen gingen met Hem mee. Op de heilige rustdag ging Hij les geven in de synagoge. Veel van de mensen die Hem hoorden, waren heel verbaasd. Ze zeiden: "Waar heeft Hij die dingen vandaan? Hoe komt Hij aan die wijsheid? Hoe kan Hij zulke wonderen doen? Hij is toch de timmerman, de zoon van Maria, en de broer van Jakobus, Joses, Judas en Simon? En zijn zussen wonen toch ook hier?" En ze geloofden Hem niet. Jezus zei tegen hen: "Alleen in zijn eigen stad en in zijn eigen familie hebben de mensen geen respect voor een profeet." En Hij kon daar geen grote wonderen doen. Alleen maakte Hij een paar zieke mensen gezond door hun de handen op te leggen. En Hij was verbaasd over hun ongeloof.

Hij reisde door de dorpen rond Nazaret en gaf daar les.

Jezus stuurt zijn twaalf leerlingen op pad

Jezus riep zijn twaalf leerlingen bij Zich en stuurde hen twee aan twee op pad. Hij gaf hun macht over duivelse geesten. En Hij beval hen om niets mee te nemen voor onderweg. Alleen een staf. Maar geen reistas, geen brood en geen geld. Maar wél moesten ze sandalen aan hun voeten doen. Ook zei Hij dat ze geen extra kleren mochten meenemen. 10 En Hij zei tegen hen: "Als je eenmaal bij iemand onderdak hebt gekregen, blijf daar dan tot je uit die stad vertrekt. 11 En als in een stad de mensen niet naar jullie willen luisteren, klop dan het stof van je voeten af wanneer jullie daar vertrekken. Zo moeten jullie hen waarschuwen. Luister goed! Ik zeg jullie dat het voor het gebied van Sodom en Gomorra[a] minder erg zal zijn op de dag van het oordeel dan voor die stad."

12 Ze vertrokken en vertelden de mensen dat ze moesten gaan leven zoals God het wil. 13 Ze joegen veel duivelse geesten uit mensen weg en maakten veel mensen gezond door hen met olijf-olie te zalven.

De dood van Johannes de Doper

14 Ook koning Herodes hoorde over Jezus, want overal werd er over Hem gepraat. En hij zei: "Johannes de Doper is uit de dood opgestaan! Daarom kan Hij van die grote wonderen doen!" 15 Andere mensen zeiden: "Hij is de profeet Elia."[b] Weer anderen zeiden: "Hij is een profeet zoals de profeten van vroeger." 16 Toen Herodes over Hem hoorde, zei hij: "Het is Johannes die ik heb laten onthoofden. Hij is uit de dood opgestaan!" 17+18 Want Herodes had Johannes in de gevangenis laten zetten. Hij had dat gedaan omdat Johannes tegen hem had gezegd: "U mag de vrouw van uw broer niet hebben." Want Herodes was getrouwd met Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus.

19 Herodias wilde dat Johannes gedood zou worden. 20 Maar Herodes durfde hem niet te doden. Want hij wist dat Johannes een goed en heilig man was. Daarom beschermde hij hem. Als hij naar Johannes had geluisterd, voelde hij zich erg onrustig. Toch luisterde hij graag naar hem.

21 Maar op een dag zag Herodias een kans om hem te doden. Herodes hield voor zijn verjaardag een feestmaaltijd. Hij had de leiders van het land, de legerleiding en de belangrijke mensen uit Galilea uitgenodigd. 22 De dochter van Herodias kwam voor de gasten dansen. Herodes en zijn gasten vonden haar geweldig. De koning beloofde het meisje: "Vraag van mij wat je maar wil, en ik zal het je geven." 23 Hij zwoer het zelfs: "Ik zal je alles geven wat je van me vraagt. Al was het de helft van mijn koninkrijk." 24 Ze ging naar haar moeder en vroeg: "Wat zal ik vragen?" Haar moeder zei: "Vraag hem om het hoofd van Johannes de Doper." 25 Ze ging snel de zaal weer in en zei tegen de koning: "Ik wil dat u mij onmiddellijk op een schotel het hoofd van Johannes de Doper geeft." 26 De koning werd erg bedroefd, maar toch wilde hij geen nee zeggen. Want hij had het gezworen en hij wilde niet afgaan voor zijn gasten. 27 Onmiddellijk stuurde de koning de beul naar de gevangenis om hem het hoofd te brengen. En de beul onthoofdde Johannes in de gevangenis. 28 Hij bracht het hoofd op een schotel aan het meisje. En het meisje gaf het aan haar moeder. 29 Zijn leerlingen hoorden ervan. Ze kwamen zijn lichaam halen en begroeven hem.

Het wonder van de vijf broden en de twee vissen

30 De twaalf leerlingen kwamen weer bij Jezus terug. Ze vertelden Hem alles wat ze hadden gedaan en gezegd. 31 Hij zei tegen hen: "Kom met Mij mee naar een eenzame plek en rust een beetje uit." Want allerlei mensen kwamen en gingen. Jezus en zijn leerlingen hadden zelfs geen tijd om te eten. 32 Ze vertrokken met de boot naar een eenzame plek waar ze alleen konden zijn. 33 De mensen zagen hen wegvaren. Ze letten goed op waar ze heen gingen. Toen liepen ze snel uit alle steden daarheen en waren er eerder dan zij.

34 Toen Hij uit de boot stapte, zag Hij de grote groep mensen. Hij kreeg medelijden met hen, want ze leken op schapen die geen herder hebben. En Hij begon hen veel dingen te leren.

35 Toen het al laat was geworden, gingen zijn leerlingen naar Hem toe. Ze zeiden: "Het is hier eenzaam en het is al laat. 36 Stuur de mensen nu maar weg. Dan kunnen ze naar de dorpen hier in de omgeving gaan om eten te kopen. Want ze hebben niets te eten bij zich." 37 Maar Hij antwoordde: "Geven jullie hun maar te eten." Ze zeiden tegen Hem: "Moeten we dan voor 200 zilverstukken brood gaan kopen om hun te eten te geven?" 38 Hij zei tegen hen: "Ga eens kijken hoeveel brood jullie hebben." Toen ze dat hadden gedaan, zeiden ze: "Vijf broden. En twee vissen." 39 Hij zei tegen hen dat de mensen in groepen op het gras moesten gaan zitten. 40 Ze gingen in groepen van 100 en van 50 zitten. 41 Hij nam de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel en zegende ze. Toen brak Hij de broden in stukken. Die gaf Hij aan de leerlingen om uit te delen. Ook de twee vissen verdeelde Hij over al de mensen. 42 En de mensen aten tot ze genoeg hadden. 43 Toen haalden ze de stukken op die overgebleven waren: twaalf manden vol. Ook wat er over was van de vissen verzamelden ze weer. 44 Er hadden ongeveer 5000 mannen van de broden gegeten.

Jezus loopt op het water

45 Onmiddellijk daarna zei Jezus tegen de leerlingen dat ze in de boot moesten stappen. Hij wilde dat ze voor Hem uit naar de overkant zouden varen, naar Betsaïda. Zelf wilde Hij eerst de mensen wegsturen. 46 Hij nam afscheid van de mensen. Daarna klom Hij de berg op om te bidden. 47 Toen het nacht begon te worden, was het schip midden op het meer. Jezus was alleen aan land. 48 De leerlingen hadden de wind tegen. Ze moesten hard zwoegen om vooruit te komen. Toen Hij dat zag, kwam Hij naar hen toe. Het was inmiddels ongeveer drie uur 's nachts. Hij liep over het meer en wilde hen voorbij gaan. 49 Toen ze Hem op het meer zagen lopen, dachten ze dat ze een spook zagen. Ze schreeuwden van angst. 50 Ze zagen Hem allemaal en ze waren doodsbang. Maar Hij zei tegen hen: "Rustig maar! IK BEN het,[c] wees maar niet bang." 51 Hij klom bij hen in de boot en de wind ging liggen. 52 De leerlingen waren geschokt en verbaasd. Want ook al hadden ze gezien wat er met de broden gebeurde, toch hadden ze nog steeds niet begrepen wie Jezus was. Ze konden het gewoon niet begrijpen.

53 Toen ze waren overgestoken, gingen ze in Gennésaret aan land. 54 Toen ze van boord gingen, herkenden de bewoners Hem gelijk. 55 De bewoners liepen de hele streek af en haalden iedereen op die erg ziek was. Ze brachten hen op matrassen naar de plaats waar ze hoorden dat Jezus was. 56 In alle dorpen en steden waar Hij kwam, legden ze de zieken op de markten. En de zieken smeekten Hem of ze Hem mochten aanraken, al was het maar de onderrand van zijn kleren. En iedereen die Hem aanraakte werd gezond.

Footnotes

  1. Markus 6:11 Sodom en Gomorra waren twee steden die honderden jaren eerder door God verwoest waren omdat de bewoners zo slecht waren. Lees Genesis 13:13 en Genesis 19:15, 24 en 25.
  2. Markus 6:15 Elia was een profeet uit de tijd van koning Achab, ongeveer 850 jaar hiervóór. De profeet Maleachi had ruim 400 jaar na Elia gezegd dat God 'de profeet Elia' op een gegeven moment naar de aarde zou sturen. Lees Maleachi 4:5. Hij zei dat dus ruim 400 jaar vóór Jezus' geboorte.
  3. Markus 6:50 Jezus gebruikt hier de woorden IK BEN. In het Grieks staat daar 'ego eimi,' wat veel nadrukkelijker is dan de gewone manier om 'ik ben...' te zeggen. In het oude testament maakt God Zich met de naam IK BEN aan Mozes bekend. Lees Exodus 3:14. Door deze naam te gebruiken geeft Jezus dus aan dat Hijzelf God is.

Jesus Rejected at Nazareth

(A)He went away from there and came to (B)his hometown, and his disciples followed him. And (C)on the Sabbath he began to teach in the synagogue, and (D)many who heard him were astonished, saying, “Where did this man get these things? What is the wisdom given to him? How are such mighty works done by his hands? (E)Is not this (F)the carpenter,[a] the son of Mary and (G)brother of James and Joses and Judas and Simon? And are not his sisters here with us?” And (H)they took offense at him. And Jesus said to them, (I)“A prophet is not without honor, except in his hometown and among his relatives and in his own household.” And (J)he could do no mighty work there, except that (K)he laid his hands on a few sick people and healed them. And (L)he marveled because of their unbelief.

(M)And he went about among the villages teaching.

Jesus Sends Out the Twelve Apostles

(N)And he called the twelve and began to send them out two by two, and gave them authority over the unclean spirits. He charged them to take nothing for their journey except a staff—no bread, no bag, no money in their belts— but to (O)wear sandals and not put on two tunics.[b] 10 And he said to them, “Whenever you enter a house, stay there until you depart from there. 11 And if any place will not receive you and they will not listen to you, when you leave, (P)shake off the dust that is on your feet (Q)as a testimony against them.” 12 (R)So they went out and (S)proclaimed (T)that people should repent. 13 (U)And they cast out many demons and (V)anointed with oil many who were sick and healed them.

The Death of John the Baptist

14 (W)King Herod heard of it, for Jesus'[c] name had become known. Some[d] said, (X)“John the Baptist[e] has been raised from the dead. That is why these miraculous powers are at work in him.” 15 (Y)But others said, “He is Elijah.” And others said, “He is (Z)a prophet, like one of the prophets of old.” 16 But when Herod heard of it, he said, “John, whom I beheaded, has been raised.” 17 (AA)For it was Herod who had sent and seized John and (AB)bound him in prison for the sake of Herodias, his brother Philip's wife, because he had married her. 18 (AC)For John had been saying to Herod, (AD)“It is not lawful for you to have your brother's wife.” 19 And Herodias had a grudge against him and wanted to put him to death. But she could not, 20 for Herod (AE)feared John, knowing that he was a righteous and holy man, and he kept him safe. When he heard him, he was greatly perplexed, and yet he (AF)heard him gladly.

21 But an opportunity came when Herod (AG)on his birthday (AH)gave a banquet for his nobles and military commanders and the leading men of Galilee. 22 For when Herodias's daughter came in and danced, she pleased Herod and his guests. And the king said to the girl, “Ask me for whatever you wish, and I will give it to you.” 23 And he vowed to her, “Whatever you ask me, I will give you, (AI)up to half of my kingdom.” 24 And she went out and said to her mother, “For what should I ask?” And she said, “The head of John the Baptist.” 25 And she came in immediately with haste to the king and asked, saying, “I want you to give me at once the head of John the Baptist on a platter.” 26 And the king was exceedingly sorry, but because of his oaths and his guests he did not want to break his word to her. 27 And immediately the king sent an executioner with orders to bring John's[f] head. He went and beheaded him in the prison 28 and brought his head on a platter and gave it to the girl, and the girl gave it to her mother. 29 When his (AJ)disciples heard of it, they came and took his body and laid it in a tomb.

Jesus Feeds the Five Thousand

30 (AK)(AL)The apostles returned to Jesus and told him all that they had done and taught. 31 And he said to them, “Come away by yourselves to a desolate place and rest a while.” For many were coming and going, and (AM)they had no leisure even to eat. 32 (AN)And they went away in (AO)the boat to a desolate place by themselves. 33 Now many saw them going and (AP)recognized them, and they ran there on foot from all the towns and got there ahead of them. 34 When he went ashore he (AQ)saw a great crowd, and (AR)he had compassion on them, because they were like sheep without a shepherd. And he began to teach them many things. 35 And when it grew late, his disciples came to him and said, “This is a desolate place, and the hour is now late. 36 (AS)Send them away to go into the surrounding countryside and villages and buy themselves something to eat.” 37 But he answered them, (AT)“You give them something to eat.” And (AU)they said to him, (AV)“Shall we go and buy two hundred denarii[g] worth of bread and give it to them to eat?” 38 And he said to them, “How many loaves do you have? Go and see.” And when they had found out, they said, (AW)“Five, and two fish.” 39 Then he commanded them all to sit down in groups on the green grass. 40 So they sat down in groups, by hundreds and by fifties. 41 And taking the five loaves and the two fish, he (AX)looked up to heaven and (AY)said a blessing and broke the loaves and gave them to the disciples to set before the people. And he divided the two fish among them all. 42 And they all ate and were satisfied. 43 And they took up twelve baskets full of broken pieces and of the fish. 44 And those who ate the loaves were five thousand men.

Jesus Walks on the Water

45 (AZ)Immediately he (BA)made his disciples get into (BB)the boat and go before him to the other side, (BC)to Bethsaida, while he dismissed the crowd. 46 And after he had taken leave of them, (BD)he went up on the mountain to pray. 47 And when (BE)evening came, the boat was out on the sea, and he was alone on the land. 48 And he saw that they were making headway painfully, for the wind was against them. And about (BF)the fourth watch of the night[h] he came to them, walking on the sea. (BG)He meant to pass by them, 49 but when they saw him walking on the sea they thought it was a ghost, and cried out, 50 for they all saw him and (BH)were terrified. But immediately he spoke to them and said, (BI)“Take heart; it is I. (BJ)Do not be afraid.” 51 And he got into the boat with them, and the wind ceased. And they were utterly astounded, 52 for (BK)they did not understand about the loaves, but their hearts (BL)were hardened.

Jesus Heals the Sick in Gennesaret

53 (BM)When they had crossed over, they came to land at (BN)Gennesaret and moored to the shore. 54 And when they got out of the boat, the people immediately (BO)recognized him 55 and ran about the whole region and began to bring (BP)the sick people (BQ)on their beds to wherever they heard he was. 56 And wherever he came, in villages, cities, or countryside, (BR)they laid the sick in the marketplaces and implored him that they might touch even (BS)the fringe of his garment. And (BT)as many as touched it were made well.

Footnotes

  1. Mark 6:3 Or builder
  2. Mark 6:9 Greek chiton, a long garment worn under the cloak next to the skin
  3. Mark 6:14 Greek his
  4. Mark 6:14 Some manuscripts He
  5. Mark 6:14 Greek baptizer; also verse 24
  6. Mark 6:27 Greek his
  7. Mark 6:37 A denarius was a day's wage for a laborer
  8. Mark 6:48 That is, between 3 a.m. and 6 a.m.