Markus 1
BasisBijbel
Johannes de Doper
1 Dit is hoe het goede nieuws begon van Jezus Christus, de Zoon van God.
2 Vroeger had de profeet Jesaja al geschreven: 'Ik stuur mijn boodschapper voor U uit. Hij zal de weg voor U vrij maken. 3 Hij roept in de woestijn: Maak de weg vrij voor de Heer! Maak zijn wegen recht!' 4 En dat gebeurde nu: In de woestijn vertelde Johannes de mensen dat ze moesten gaan leven zoals God het wil. Ook zei hij dat ze zich moesten laten dopen. Zo zouden ze vergeving krijgen voor hun ongehoorzaamheid aan God. 5 Uit het hele Joodse land en uit Jeruzalem kwamen de mensen naar hem toe. Ze gaven toe dat ze inderdaad ongehoorzaam aan God waren geweest. En ze lieten zich door Johannes dopen in de rivier de Jordaan. 6 Johannes droeg kleren die van kameelhaar waren gemaakt, met een leren gordel om zijn middel. Hij leefde van sprinkhanen en honing van wilde bijen. 7 Hij vertelde de mensen: "Na mij komt iemand die machtiger is dan ik. Ik ben het niet eens waard om op mijn knieën zijn sandalen voor Hem los te maken. 8 Ik heb jullie met water gedoopt, maar Hij zal jullie dopen met de Heilige Geest."
9 In die tijd kwam ook Jezus uit Nazaret in Galilea naar Johannes toe. Hij liet Zich door hem dopen in de Jordaan. 10 Op het moment dat Hij uit het water opstond, zag Jezus de hemel opengaan. En de Geest daalde als een duif op Hem neer. 11 En een stem zei uit de hemel: "Jij bent mijn Zoon. Ik houd heel veel van jou. Ik geniet van jou."
Jezus wordt in de woestijn door de duivel uitgedaagd
12 Onmiddellijk daarna stuurde de Geest Jezus naar de woestijn. 13 Daar werd Hij 40 dagen lang door de duivel op de proef gesteld.[a] Hij leefde bij de wilde dieren, en de engelen dienden Hem.
Jezus' eerste leerlingen
14 Jezus ging naar Galilea om de mensen het goede nieuws van God te vertellen. Johannes was intussen gevangen genomen door koning Herodes.[b] 15 Jezus zei: "Het Koninkrijk van God komt bijna. Nu is het de tijd. Ga dus leven zoals God het wil en geloof het goede nieuws."
16 Op een keer liep Jezus langs het meer van Galilea. Daar zag Hij de broers Simon en Andreas. Ze gooiden een visnet uit in het water, want ze waren vissers. 17 Jezus zei tegen hen: "Volg Mij. Dan maak Ik van jullie vissers van mensen." 18 Ze lieten onmiddellijk hun netten liggen en gingen met Hem mee. 19 Verderop zag Hij de broers Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs. Ze waren in hun boot de visnetten aan het herstellen. 20 Jezus riep hen. Ze gingen meteen met Jezus mee en lieten hun vader en de knechten in de boot achter.
Genezing van een man met een duivelse geest
21 Ze kwamen in Kapernaüm. Op de heilige rustdag ging Jezus naar de synagoge om daar les te geven. 22 De mensen waren erg verbaasd over de manier waarop Hij les gaf. Want aan de manier waarop Hij les gaf, was duidelijk te horen dat Hij wist waar Hij het over had. Het was heel anders dan bij de wetgeleerden.[c]
23 Op dat moment was er in de synagoge een man in wie een duivelse geest zat. Hij schreeuwde: 24 "Laat ons met rust! Wat moet U van ons, Jezus van Nazaret? Bent U gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie U bent: de Heilige van God!" 25 Jezus zei streng tegen hem: "Houd je mond en ga uit hem weg!" 26 De duivelse geest maakte de man aan het stuiptrekken en schreeuwen. Toen ging hij uit hem weg. 27 Iedereen was heel erg verbaasd. De mensen zeiden tegen elkaar: "Wat is er toch aan de hand? Hij leert iets nieuws, en het is duidelijk dat Hij weet waar Hij het over heeft! En Hij heeft macht! Want ook de duivelse geesten geeft Hij bevelen, en ze gehoorzamen Hem." 28 En al gauw werd er in de hele omgeving van Galilea over Hem gepraat.
Genezingen in het huis van Simon Petrus
29 Van de synagoge gingen ze naar het huis van Simon en Andreas. Jakobus en Johannes gingen mee. 30 Daar lag de moeder van Simons vrouw met koorts in bed. Ze vertelden het aan Jezus. 31 Hij ging naar haar toe, pakte haar hand en hielp haar overeind. De koorts verdween onmiddellijk. Ze stond op en bediende Hem.
32 Toen het avond werd en de zon onderging, brachten de mensen iedereen naar Hem toe die erg ziek was of in wie een duivelse geest zat. 33 Alle bewoners van de stad stonden dicht op elkaar bij de deur. 34 En Hij genas heel veel mensen die erg ziek waren van allerlei ziekten. Ook joeg Hij uit veel mensen duivelse geesten weg. En Hij verbood de geesten om te zeggen wie Hij was.
Jezus geneest een man met een besmettelijke huidziekte
35 's Morgens heel vroeg, toen het eigenlijk nog nacht was, ging Jezus naar buiten. Hij ging naar een eenzame plek om te bidden. 36 Maar Simon en de andere mensen die bij hem waren, gingen Hem achterna. 37 Ze vonden Hem en zeiden tegen Hem: "Iedereen zoekt U!" 38 Hij zei tegen hen: "Laten we naar de dorpen in de omgeving gaan. Ik wil ook daar het goede nieuws aan de mensen vertellen. Want daarvoor ben Ik gestuurd." 39 Zo ging Hij in heel Galilea in de synagogen het goede nieuws vertellen. En Hij joeg heel veel duivelse geesten weg uit de mensen.
40 Er kwam een man naar Hem toe die een besmettelijke huidziekte had.[d] Hij viel voor Jezus op zijn knieën en smeekte Hem: "Als U wil, kunt U mij beter maken." 41 Jezus had medelijden met de man. Hij raakte hem aan[e] en zei tegen hem: "Ik wil het. Wees gezond." 42 Onmiddellijk verdween de ziekte en de man was gezond. 43 Jezus stuurde hem meteen weg en zei streng tegen hem: 44 "Denk erom dat je dit aan niemand vertelt. Ga naar de priester. Laat hem zien dat je weer gezond bent. Breng dan het offer dat hoort bij je genezing, zoals Mozes dat heeft bevolen.[f] Dat zal voor de mensen het bewijs zijn dat je genezen bent." 45 Maar toen de man was weggegaan, vertelde hij aan iedereen die hij tegenkwam wat er was gebeurd. Daardoor kon Jezus niet meer openlijk een stad binnen komen. Hij bleef buiten de steden, op eenzame plaatsen. Maar van alle kanten kwamen de mensen naar Hem toe.
Footnotes
- Markus 1:13 Hierover is te lezen in Matteüs 4:1-11.
- Markus 1:14 Dit is te lezen in Markus 6:17 en 18.
- Markus 1:22 De wetgeleerden bestudeerden de wet van God en leerden die aan de mensen.
- Markus 1:40 De bijbel heeft het over 'melaatsheid'. Tegenwoordig heet het 'lepra'.
- Markus 1:41 Mensen met deze ziekte mochten niet worden aangeraakt! Ze waren 'onrein'. Lees Leviticus 13:45 en 46.
- Markus 1:44 De priester bepaalde of iemand inderdaad een besmettelijke huidziekte had, of dat het iets anders was. Ook iemand die dacht dat hij genezen was, moest dat door de priester laten beoordelen. Lees Leviticus 13.
Markus 1
Schlachter 2000
Die Verkündigung Johannes des Täufers
1 Anfang des Evangeliums[a] von Jesus Christus[b], dem Sohn Gottes.
2 Wie geschrieben steht in den Propheten: »Siehe, ich sende meinen Boten vor deinem Angesicht her, der deinen Weg vor dir bereiten wird.«
3 »Die Stimme eines Rufenden [ertönt] in der Wüste: Bereitet den Weg des Herrn, macht seine Pfade eben!«[c]
4 So begann Johannes in der Wüste, taufte und verkündigte eine Taufe der Buße[d] zur Vergebung der Sünden.
5 Und es ging zu ihm hinaus das ganze Land Judäa und die Bewohner von Jerusalem, und es wurden von ihm alle im Jordan getauft, die ihre Sünden bekannten.
6 Johannes aber war bekleidet mit Kamelhaaren und trug einen ledernen Gürtel um seine Lenden, und er aß Heuschrecken und wilden Honig.
7 Und er verkündigte und sprach: Es kommt einer nach mir, der stärker ist als ich, und ich bin nicht würdig, ihm gebückt seinen Schuhriemen zu lösen.
8 Ich habe euch mit Wasser getauft; er aber wird euch mit Heiligem Geist taufen.
Die Taufe Jesu Christi und die Versuchung in der Wüste
9 Und es geschah in jenen Tagen, dass Jesus von Nazareth in Galiläa kam und sich von Johannes im Jordan taufen ließ.
10 Und sogleich, als er aus dem Wasser stieg, sah er den Himmel zerrissen und den Geist wie eine Taube auf ihn herabsteigen.
11 Und eine Stimme ertönte aus dem Himmel: Du bist mein geliebter Sohn, an dem ich Wohlgefallen habe!
12 Und sogleich treibt ihn der Geist in die Wüste hinaus.
13 Und er war 40 Tage dort in der Wüste und wurde von dem Satan versucht; und er war bei den wilden Tieren, und die Engel dienten ihm.
Der Beginn des Wirkens Jesu in Galiläa
14 Nachdem aber Johannes gefangen genommen worden war, kam Jesus nach Galiläa und verkündigte das Evangelium vom Reich Gottes[e]
15 und sprach: Die Zeit[f] ist erfüllt, und das Reich Gottes ist nahe. Tut Buße[g] und glaubt an das Evangelium!
Die Berufung der ersten Jünger
16 Als er aber am See von Galiläa[h] entlangging, sah er Simon und dessen Bruder Andreas; die warfen das Netz aus im See, denn sie waren Fischer.
17 Und Jesus sprach zu ihnen: Folgt mir nach, und ich will euch zu Menschenfischern machen!
18 Da verließen sie sogleich ihre Netze und folgten ihm nach.
19 Und als er von dort ein wenig weiterging, sah er Jakobus, den Sohn des Zebedäus, und seinen Bruder Johannes, die auch im Schiff waren und die Netze flickten.
20 Und sogleich berief er sie; und sie ließen ihren Vater Zebedäus samt den Tagelöhnern im Schiff und folgten ihm nach.
Jesus treibt in Kapernaum einen unreinen Geist aus
21 Und sie begaben sich nach Kapernaum; und er ging am Sabbat sogleich in die Synagoge und lehrte.
22 Und sie erstaunten über seine Lehre; denn er lehrte sie wie einer, der Vollmacht hat, und nicht wie die Schriftgelehrten.
23 Und es war in ihrer Synagoge ein Mensch mit einem unreinen Geist, der schrie
24 und sprach: Lass ab! Was haben wir mit dir zu tun, Jesus, du Nazarener? Bist du gekommen, um uns zu verderben? Ich weiß, wer du bist: der Heilige Gottes!
25 Aber Jesus befahl ihm und sprach: Verstumme und fahre aus von ihm!
26 Da zerrte ihn der unreine Geist hin und her, schrie mit lauter Stimme und fuhr von ihm aus.
27 Und sie erstaunten alle, sodass sie sich untereinander fragten und sprachen: Was ist das? Was für eine neue Lehre ist dies? Mit Vollmacht gebietet er auch den unreinen Geistern, und sie gehorchen ihm!
28 Und das Gerücht von ihm verbreitete sich sogleich in das ganze umliegende Gebiet von Galiläa.
Die Heilung der Schwiegermutter des Petrus und anderer Kranker
29 Und sogleich verließen sie die Synagoge und gingen mit Jakobus und Johannes in das Haus des Simon und Andreas.
30 Simons Schwiegermutter aber lag krank am Fieber danieder, und sogleich sagten sie ihm von ihr.
31 Und er trat hinzu, ergriff ihre Hand und richtete sie auf; und das Fieber verließ sie sogleich, und sie diente ihnen.
32 Als es aber Abend geworden und die Sonne untergegangen war, brachten sie alle Kranken und Besessenen zu ihm.
33 Und die ganze Stadt war vor der Tür versammelt.
34 Und er heilte viele, die an mancherlei Krankheiten litten, und trieb viele Dämonen aus und ließ die Dämonen nicht reden, denn sie kannten ihn.
35 Und am Morgen, als es noch sehr dunkel war, stand er auf, ging hinaus an einen einsamen Ort und betete dort.
36 Und es folgten ihm Simon und die, welche bei ihm waren;
37 und als sie ihn gefunden hatten, sprachen sie zu ihm: Jedermann sucht dich!
38 Und er spricht zu ihnen: Lasst uns in die umliegenden Orte gehen, damit ich auch dort verkündige; denn dazu bin ich gekommen!
39 Und er verkündigte in ihren Synagogen in ganz Galiläa und trieb die Dämonen aus.
Die Heilung eines Aussätzigen
40 Und es kam ein Aussätziger zu ihm, bat ihn, fiel vor ihm auf die Knie und sprach zu ihm: Wenn du willst, kannst du mich reinigen!
41 Da erbarmte sich Jesus über ihn, streckte die Hand aus, rührte ihn an und sprach zu ihm: Ich will; sei gereinigt!
42 Und während er redete, wich der Aussatz sogleich von ihm, und er wurde rein.
43 Und er ermahnte ihn ernstlich und schickte ihn sogleich fort
44 und sprach zu ihm: Hab acht, sage niemand etwas; sondern geh hin, zeige dich dem Priester und opfere für deine Reinigung, was Mose befohlen hat, ihnen zum Zeugnis!
45 Er aber ging und fing an, es vielfach zu verkündigen, und breitete die Sache überall aus, sodass Jesus nicht mehr öffentlich in eine Stadt hineingehen konnte, sondern er war draußen an einsamen Orten; und sie kamen von allen Seiten zu ihm.
Footnotes
- (1,1) d.h. der Heilsbotschaft, der frohen Botschaft von der Errettung.
- (1,1) Jesus (hebr. Jehoschua = »Der Herr ist Rettung«) trägt den Titel »Christus« als der von Gott gesalbte und eingesetzte Retter-König (Messias). Vgl. Fn. zu Mt 1,16.
- (1,3) Mal 3,1; Jes 40,3.
- (1,4) d.h. ein Untertauchen im Wasser als Zeichen der Gesinnungswandlung, der Herzensumkehr.
- (1,14) d.h. von der Königsherrschaft Gottes.
- (1,15) gr. kairos = die von Gott festgesetzte, besondere, entscheidende Zeit.
- (1,15) d.h. kehrt von Herzen um zu Gott.
- (1,16) auch See Genezareth genannt.
Markos 1
Orthodox Jewish Bible
1 The Beginning of the Besuras HaGeulah (the Good News of Redemption) of Yehoshua, Rebbe Melech HaMoshiach [the] Ben HaElohim.
2 Just as it has been written in Yeshayah HaNavi, HINNENI SHOLEIACH MALACHI (Behold, I send my messenger) before your face, UPINNAH DERECH LEFANAI (and he will prepare the way before me, [SHEMOT 23:20; MALACHI 3:1]), he will prepare your way.
3 KOL KOREY BAMIDBAR (A voice of one shouting in the wilderness, TARGUM HASHIVIM YESHAYAH 40:3): Prepare the Derech Hashem (the way of the L-rd). Make his paths yashar (straight)!
4 Yochanan came with a mikveh mayim in the midbar, preaching a tevilah of teshuva for the selichat avon.
5 And all Yehudah and all Yerushalayim were going out to him, and they were submitted to a tevilah using the Yarden River as a mikveh mayim, making vidduy [to Hashem] of their averos (sins).
6 And Yochanan had camel hair clothing and a leather belt around his waist, and his food was arbe and devash. [MELACHIM BAIS 1:8; VAYIKRA 11:22]
7 And he was preaching, crying out as a maggid [for the Moshiach], saying, Hu Habah (He who Comes, i.e. Moshiach) after me has more chozek (strength) than me. I am not worthy to stoop down and remove his sandals.
8 I give you a tevilah in a mikveh mayim, but he [Moshiach] will give you a tevilah in the Ruach Hakodesh.
9 And it was during that period that Yehoshua from Natzeret of the Galil came and submitted to Yochanan’s tevilah in the mikveh mayim of the Yarden.
10 And ofen ort Rebbe, Melech HaMoshiach came up out of the mikveh mayim, and he saw Shomayim being torn open, the Ruach Hakodesh of Hashem descending like a yonah on him.
11 And there was a bat kol out of Shomayim, ATAH BNI AHUVI ASHER BCHA CHAFATSTI (You are my Son, the beloved, with whom I am well pleased).
12 Then the Ruach Hakodesh ofen ort thrusts him out into the midbar.
13 And Rebbe, Melech HaMoshiach was in the midbar arbaim yom varbaim lailah, undergoing nisyonos by Hasatan; and he was with the chayyat hassadeh (wild beasts, IYOV 5:23), and the malachim were the meshartei Hashem ministering to Moshiach.
14 Now after Yochanan was arrested, Rebbe, Melech HaMoshiach came to the Galil, proclaiming the Besuras HaGeulah of Hashem,
15 And saying, The appointed time has been fulfilled and the Malchut Hashem has come near. Make teshuva, and have emunah in the Besuras HaGeulah.
16 And passing along beside Lake Kinneret, Rebbe, Melech HaMoshiach saw Shimon and Andrew, the brother of Shimon, casting a reshet into the sea, for they were daiyagim (fishermen).
17 And he said to them, Come, follow me [as my talmidim], and I will make you to become daiyagei adam
18 And ofen ort, leaving their nets, they followed Moshiach.
19 And going on a little, he saw Yaakov Ben Zavdai and Yochanan his brother, who were also in the sirah (boat) repairing the nets.
20 And ofen ort he summoned them; and, leaving Zavdai their father in the sirah with the sachirim (hired workers), they went away to follow Moshiach.
21 And they enter into Kfar-Nachum, and ofen ort on Shabbos, entering into the shul, Rebbe, Melech HaMoshiach exercised the ministry of moreh (teacher).
22 And they were astounded at Moshiach’s torah (teaching), for he was teaching them as one having samchut, and not as the Sofrim.
23 And, ofen ort, there was in their shul a man with a ruach hatameh, and he shouted,
24 Saying, Yehoshua of Natzeret, mah lanu vlach? (What to us and to you?) Have you come to bring us churban (destruction)? I have daas [of the raz, secret, mystery of] who you are, HaKadosh of Hashem (the Holy One of G-d).
25 But he rebuked the shed, saying, Shekit! Gey zich! And come out of him.
26 And, the ruach hatumah, throwing him into convulsions, let out a shrai and came out of him.
27 And all were astounded so that they began to discuss with each other, saying, What is this? Torah Chadasha with samchut? He gives orders to the shedim and they obey him?
28 And the besuroh (news) of Rebbe, Melech HaMoshiach ofen ort (immediately) went forth everywhere into the surrounding region of the Galil.
29 And ofen ort (immediately), coming out of shul, they went into the bais (house) of Shimon and Andrew with Yaakov and Yochanan.
30 And the chamot (shviger, mother-in-law) of Shimon was bedridden and fever-stricken, and ofen ort (immediately) they tell Rebbe, Melech HaMoshiach about her.
31 And approaching, holding her hand, Rebbe, Melech HaMoshiach lifted her up, and the kaddachat (fever, DEVARIM 28:22) left her, and she then began functioning as their mesharetet (servant, keli kodesh, lady minister), waiting on them.
32 When erev (evening) came, with the setting of the shemesh (sun), they brought to Rebbe, Melech HaMoshiach all the cholim (sick persons) and all those possessed by shedim (demons).
33 And the whole shtetl gathered together at the delet (door).
34 And Rebbe, Melech HaMoshiach administered refuah (healing) to many cholim (sick persons) suffering from various machlot (illnessess), and he cast out many shedim (demons). And he did not permit the shedim to give utterance, for the shedim knew the raz (mystery, secret) of his identity, that he was the Rebbe, Melech HaMoshiach.
35 And very early, while it was still dark, having got up, Rebbe, Melech HaMoshiach went out and away to a desolate place, and was davening shacharis there.
36 And Shimon and those with him searched for Rebbe, Melech HaMoshiach.
37 And they found Rebbe, Melech HaMoshiach and they say to him, Everyone is seeking you [SHIR HASHIRIM 1:4; CHAGGAI 2:7].
38 And Rebbe, Melech HaMoshiach says to them, Let us go elsewhere into the neighboring shtetlach, so that also there I may preach. For it was for this [purpose, tachlis] I came. [YESHAYAH 61:1]
39 And he came preaching in their shuls (synagogues) and casting out shedim in [the] whole [region of] the Galil.
40 And an ish metzorah (leper) comes to Rebbe, Melech HaMoshiach begging him and kneeling down and saying, If you are willing, you are able to make me tahor (clean).
41 And being filled with rachmei Shomayim [and] stretching out his hand, Rebbe, Melech HaMoshiach touched [the man] and says to him, I am willing. Be made tahor.
42 And ofen ort (immediately) the ish metzorah (leper) went away from Rebbe, Melech HaMoshiach and he was made tahor.
43 And having sternly warned him, ofen ort (immediately) Rebbe, Melech HaMoshiach sent him away.
44 And Rebbe, Melech HaMoshiach says to him, See [that] you say nothing to anyone, but rather go show yourself to the kohen and offer [the korban] for the tohorah (purification) of you which Moshe (Rabbeinu) gave mitzvah, for an edut (testimony) to them. [VAYIKRA 13:49, 14:1-32]
45 But the one having gone out began to preach many things and to spread the dvar, so that no longer was Rebbe Melech HaMoshiach able to openly enter into [the] shtetl, but he was outside in desolate places. And they were coming to Rebbe, Melech HaMoshiach from every direction. [T.N. Ac 12:12,25;15:37,39; Co 4:10; PM 24; 2Ti4:11 1K5:13 attest to Markos’ authorship credentials.]
Mark 1
Complete Jewish Bible
1 The beginning of the Good News of Yeshua the Messiah, the Son of God:
2 It is written in the prophet Yesha‘yahu,
“See, I am sending my messenger ahead of you;
he will prepare the way before you.”[a]
3 “The voice of someone crying out:
‘In the desert prepare the way for Adonai!
Make straight paths for him!’”[b]
4 So it was that Yochanan the Immerser appeared in the desert, proclaiming an immersion involving turning to God from sin in order to be forgiven. 5 People went out to him from all over Y’hudah, as did all the inhabitants of Yerushalayim. Confessing their sins, they were immersed by him in the Yarden River. 6 Yochanan wore clothes of camel’s hair, with a leather belt around his waist; he ate locusts and wild honey. 7 He proclaimed: “After me is coming someone who is more powerful than I — I’m not worthy even to bend down and untie his sandals. 8 I have immersed you in water, but he will immerse you in the Ruach HaKodesh.”
9 Shortly thereafter, Yeshua came from Natzeret in the Galil and was immersed in the Yarden by Yochanan. 10 Immediately upon coming up out of the water, he saw heaven torn open and the Spirit descending upon him like a dove; 11 then a voice came from heaven, “You are my Son, whom I love; I am well pleased with you.”
12 Immediately the Spirit drove him out into the wilderness, 13 and he was in the wilderness forty days being tempted by the Adversary. He was with the wild animals, and the angels took care of him.
14 After Yochanan had been arrested, Yeshua came into the Galil proclaiming the Good News from God:
15 “The time has come,
God’s Kingdom is near!
Turn to God from your sins
and believe the Good News!”
16 As he walked beside Lake Kinneret, he saw Shim‘on and Andrew, Shim‘on’s brother, casting a net into the lake; for they were fishermen. 17 Yeshua said to them, “Come, follow me, and I will make you into fishers for men!” 18 At once they left their nets and followed him.
19 Going on a little farther, he saw Ya‘akov Ben-Zavdai and Yochanan, his brother, in their boat, repairing their nets. 20 Immediately he called them, and they left their father Zavdai in the boat with the hired men and went after Yeshua.
21 They entered K’far-Nachum, and on Shabbat Yeshua went into the synagogue and began teaching. 22 They were amazed at the way he taught, for he did not instruct them like the Torah-teachers but as one who had authority himself.
23 In their synagogue just then was a man with an unclean spirit in him, who shouted, 24 “What do you want with us, Yeshua from Natzeret? Have you come to destroy us? I know who you are — the Holy One of God!” 25 But Yeshua rebuked the unclean spirit, “Be quiet and come out of him!” 26 Throwing the man into a convulsion, it gave a loud shriek and came out of him. 27 They were all so astounded that they began asking each other, “What is this? A new teaching, one with authority behind it! He gives orders even to the unclean spirits, and they obey him!” 28 And the news about him spread quickly through the whole region of the Galil.
29 They left the synagogue and went with Ya‘akov and Yochanan to the home of Shim‘on and Andrew. 30 Shim‘on’s mother-in-law was lying sick with a fever, and they told Yeshua about her. 31 He came, took her by the hand and lifted her onto her feet. The fever left her, and she began helping them.
32 That evening after sundown, they brought to Yeshua all who were ill or held in the power of demons, 33 and the whole town came crowding around the door. 34 He healed many who were ill with various diseases and expelled many demons, but he did not allow the demons to speak, because they knew who he was.
35 Very early in the morning, while it was still dark, Yeshua got up, left, went away to a lonely spot and stayed there praying. 36 But Shim‘on and those with him went after him; 37 and when they found him, they said, “Everybody is looking for you.” 38 He answered, “Let’s go somewhere else — to the other villages around here. I have to proclaim the message there too — in fact this is why I came out.” 39 So he traveled all through the Galil, preaching in their synagogues and expelling demons.
40 A man afflicted with tzara‘at came to Yeshua and begged him on his knees, “If you are willing, you can make me clean.” 41 Moved with pity, Yeshua reached out his hand, touched him and said to him, “I am willing! Be cleansed!” 42 Instantly the tzara‘at left him, and he was cleansed. 43 Yeshua sent him away with this stern warning: 44 “See to it that you tell no one; instead, as a testimony to the people, go and let the cohen examine you, and offer for your cleansing what Moshe commanded.” 45 But he went out and began spreading the news, talking freely about it; so that Yeshua could no longer enter a town openly but stayed out in the country, where people continued coming to him from all around.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Copyright © 2000 by Geneva Bible Society
Copyright © 2002, 2003, 2008, 2010, 2011 by Artists for Israel International
Copyright © 1998 by David H. Stern. All rights reserved.