Add parallel Print Page Options

De trotse houding van Gods volk

‘Luister, Ik stuur mijn boodschapper voor Mij uit om voor Mij een weg te banen. En onverwacht zal de Here naar wie wordt uitgezien, naar zijn tempel komen. Hij is de boodschapper van Gods beloften, die de grote vreugde zal bezorgen die zo lang werd verwacht. Ja, Hij komt beslist,’ zegt de Here van de hemelse legers.

‘Maar wie kan in leven blijven wanneer Hij verschijnt? Wie kan zijn komst verdragen? Want Hij is als vuur dat metaal zuivert, als loog van een wolwasser! Als de zilversmelter zal Hij zitten en van dichtbij toekijken hoe het schuim verbrandt. Hij zal de Levieten reinigen en hen zuiveren als goud en zilver, zodat zij hun werk voor de Here zullen doen met een rein hart. Dan zal de Here weer genoegen scheppen in de offers die de mensen uit Juda en Jeruzalem brengen, zoals vroeger. In die tijd zal Ik vlot en doeltreffend vonnissen. Ik zal optreden als een snelle aanklager van de tovenaars, de echtbrekers, de meinedigen, ook tegen hem die de dagloner zijn loon onthoudt en tegen hen die weduwen en wezen onderdrukken, buitenlanders opzijdringen en geen eerbied voor Mij hebben,’ zegt de Here van de hemelse legers.

‘Want Ik, de Here, ben niet veranderd. En daarom bent u nog niet tot de laatste man uitgeroeid, want Ik blijf altijd genade bewijzen. Hoewel mijn geboden al eeuwen lang door u zijn overtreden, mag u toch nog bij Mij terugkomen,’ zegt de Here van de hemelse legers. ‘Kom en Ik zal u vergeven. Maar u zegt: “Wij hebben U in geen enkel opzicht ooit verlaten!”

O nee? Mag een mens God beroven? Beslist niet! En toch hebt u Mij beroofd. “Wanneer hebben wij U beroofd?” vraagt u dan. U hebt Mij beroofd van de tienden en de gaven die voor Mij waren bestemd. Daarom wordt u getroffen door een vreselijke vervloeking van God, want uw hele volk heeft Mij beroofd. 10 Breng het hele tiende deel naar de voorraadkamer, zodat er voldoende voedsel zal zijn in mijn tempel. Probeer het toch eens,’ moedigt de Here van de hemelse legers aan, ‘dan zult u zien dat Ik de vensters van de hemel zal openen en een stroom van zegen over u zal uitstorten. 11 U zult overvloedige oogsten krijgen, want Ik zal uw gewassen beschermen tegen insecten en ziekten. Aan de wijnstok zullen volle druiventrossen hangen. 12 En alle volken zullen u gelukkig prijzen, omdat u zult wonen in een heerlijk land,’ belooft de Here van de hemelse legers.

13 ‘U hebt een trotse, arrogante houding tegen Mij aangenomen,’ zegt de Here. ‘Hoe bedoelt U?’ vraagt u. ‘Wat hebben wij verkeerd gezegd?’ 14 ‘U zegt: “Het is dwaas God te dienen. Wat hebben wij eraan als wij zijn geboden gehoorzamen en voor de Here van de hemelse legers treuren over onze zonden? 15 Van nu aan zeggen wij wat ons betreft: je kunt maar beter overmoedig zijn. Want wie goddeloos leven, gaat het voor de wind en wie God verzoeken, komen er goed vanaf.” ’

16 Zij die eerbied voor de Here hebben en Hem liefhebben, zeggen tegen elkaar: ‘Toch bemerkte de Here het en hoorde het. En Hij heeft een gedenkboek, waarin de namen worden opgeschreven van de mensen die eerbied voor zijn naam hebben en aan Hem denken.’ 17 ‘Zij zullen van Mij zijn,’ antwoordt de Here van de hemelse legers, ‘op de dag waarvoor Ik voorbereidingen zal treffen. En Ik zal hen sparen zoals iemand zijn gehoorzame, plichtsgetrouwe zoon spaart. 18 Dan zult u het verschil zien tussen de rechtvaardige en de goddeloze, tussen degene die God dient en hij die dat niet doet.’

The Purifier

(A)Behold, I am going to send (B)My [a]messenger, and he will [b](C)clear the way before Me. And the Lord, whom you seek, will suddenly come to His temple; [c]and the [d](D)messenger of the covenant, in whom you delight, behold, He is coming,” says the Lord of hosts. “But who can (E)endure the day of His coming? And who can stand when He appears? For He is like a (F)refiner’s fire and like [e]fullers’ soap. He will sit as a smelter and purifier of silver, and He will (G)purify the sons of Levi and refine them like gold and silver, so that they may (H)present to the Lord [f]offerings in righteousness. Then the [g]offering of Judah and Jerusalem will be (I)pleasing to the Lord as in the (J)days of old and as in former years.

“Then I will draw near to you for judgment; and I will be a swift witness against the (K)sorcerers and against the (L)adulterers and against those who (M)swear falsely, and against those who oppress the (N)wage earner in his wages, the (O)widow and the [h]orphan, and those who turn aside the [i](P)alien and do not [j]fear Me,” says the Lord of hosts. “For [k]I, the Lord, (Q)do not change; therefore you, O sons of Jacob, [l]are not consumed.

“From the (R)days of your fathers you have turned aside from My statutes and have not kept them. (S)Return to Me, and I will return to you,” says the Lord of hosts. “But you say, ‘How shall we return?’

You Have Robbed God

“Will a man [m]rob God? Yet you are robbing Me! But you say, ‘How have we robbed You?’ In (T)tithes and [n]offerings. You are (U)cursed with a curse, for you are [o]robbing Me, the whole nation of you! 10 (V)Bring the whole tithe into the storehouse, so that there may be [p]food in My house, and test Me now in this,” says the Lord of hosts, “if I will not (W)open for you the windows of heaven and (X)pour out for you a blessing until [q](Y)it overflows. 11 Then I will rebuke the (Z)devourer for you, so that it will not [r]destroy the fruits of the ground; nor will your vine in the field cast its grapes,” says the Lord of hosts. 12 (AA)All the nations will call you blessed, for you shall be a (AB)delightful land,” says the Lord of hosts.

13 “Your words have been [s]arrogant against Me,” says the Lord. “Yet you say, ‘What have we spoken against You?’ 14 You have said, ‘It is (AC)vain to serve God; and what (AD)profit is it that we have kept His charge, and that we have walked in mourning before the Lord of hosts? 15 So now we (AE)call the arrogant blessed; not only are the doers of wickedness built up but they also test God and (AF)escape.’”

The Book of Remembrance

16 Then those who [t]feared the Lord spoke to one another, and the Lord (AG)gave attention and heard it, and a (AH)book of remembrance was written before Him for those who [u]fear the Lord and who esteem His name. 17 “They will be (AI)Mine,” says the Lord of hosts, “on the (AJ)day that I [v]prepare My [w](AK)own possession, and I will [x]spare them as a man [y](AL)spares his own son who serves him.” 18 So you will again (AM)distinguish between the righteous and the wicked, between one who serves God and one who does not serve Him.

Footnotes

  1. Malachi 3:1 Or angel
  2. Malachi 3:1 Or prepare
  3. Malachi 3:1 Or even
  4. Malachi 3:1 Or angel
  5. Malachi 3:2 Lit laundrymen’s
  6. Malachi 3:3 Or grain offerings
  7. Malachi 3:4 Or grain offering
  8. Malachi 3:5 Or fatherless
  9. Malachi 3:5 Or sojourner
  10. Malachi 3:5 Or revere
  11. Malachi 3:6 Or I am the Lord; I do not
  12. Malachi 3:6 Or have not come to an end
  13. Malachi 3:8 Or defraud
  14. Malachi 3:8 Or heave offerings
  15. Malachi 3:9 Or defrauding
  16. Malachi 3:10 Lit prey
  17. Malachi 3:10 Or there is not room enough
  18. Malachi 3:11 Lit ruin
  19. Malachi 3:13 Lit strong
  20. Malachi 3:16 Or revere(d)
  21. Malachi 3:16 Or revere(d)
  22. Malachi 3:17 Lit make
  23. Malachi 3:17 Or special treasure
  24. Malachi 3:17 Or have (has) compassion on
  25. Malachi 3:17 Or have (has) compassion on