Add parallel Print Page Options

19 And in reply, the malach said to Zecharyah, I am Gavriel, I stand before Hashem. And I was sent to speak to you and to announce these things to you. [DANIEL 8:16; 9:21]

20 And hinei! You will be illem (mute) and not be able to speak, until the yom (day) when these things come to pass, because you did not have emunah in my dvarim (words), which will be fulfilled in their time. [SHEMOT 4:11; YECHEZKEL 3:26]

21 And the people were expecting Zecharyah and they were bewildered at his delay in the Beis HaMikdash.

22 And when he came out, he was illem (mute) and not able to speak to them, and they had daas that he had seen a chazon in the Heikhal. He kept motioning to them and he remained illem.

23 And it came about as the yamim of his sherut (service in the Beis HaMikdash) as a kohen were fulfilled, he went to his bais (house).

24 And after these yamim, Elisheva, his isha, became with child, and she kept herself in hitbodedut for chamesh chodashim, saying,

25 Hashem has done this for me. In these yamim he looked with Chen vChesed (favor and mercy, loving kindness) on me to take away my reproach among Bnei Adam. [BERESHIS 30:23; YESHAYAH 4:1]

26 Now in the chodesh shishi the malach Gavriel was sent from Hashem to a shtetl in the Galil called Natzeret,

27 To a betulah (virgin) given in erusin (betrothal, engagement) to an ish from the Beis Dovid named Yosef [ben Dovid], and the shem of the almah was Miryam.

28 And when the malach approached her, he said, Shalom, favored one! Hashem is with you!

29 But she was greatly perplexed at the message, and kept pondering what sort of Shalom greeting this might be.

30 And the malach said to her, Do not have pachad (fear), Miryam, for you have found chen before Hashem.

31 And in your womb you will conceive and bear BEN [YESHAYAH 7:14] and you will call SHMO YEHOSHUA. [ZECHARYAH 6:11-12]

32 He will be gadol (great) and will be called Ben HaElyon (Son of the Most High). Adonoi Elohim will give him the kisse Dovid Aviv,

33 And he will rule over the Beis Yaakov Olam vaed, and his Malchut will never come to an end. [SHMUEL BAIS 7:16; TEHILLIM 89:3,4; YESHAYAH 9:7; YIRMEYAH 33:17; DANIEL 2:44; 7:14,27; MICHOH 4:7]

34 But Miryam said to the malach, How will this be, vibahlt (since) I do not have daas of an ish?

Read full chapter

19 “I am Gavri’el,” the angel answered him, “and I stand in the presence of God. I was sent to speak to you, to give you this good news. 20 Now, because you didn’t believe what I said, which will be fulfilled when the time comes, you will be silent, unable to speak until the day these things take place.”

21 Meanwhile, the people were waiting for Z’kharyah; they were surprised at his taking so long in the Temple. 22 But when he came out unable to talk to them, they realized that he had seen a vision in the Temple; speechless, he communicated to them with signs.

23 When his period of his Temple service was over, he returned home. 24 Following this, Elisheva his wife conceived, and she remained five months in seclusion, saying, 25 Adonai has done this for me; he has shown me favor at this time, so as to remove my public disgrace.”

26 In the sixth month, the angel Gavri’el was sent by God to a city in the Galil called Natzeret, 27 to a virgin engaged to a man named Yosef, of the house of David; the virgin’s name was Miryam. 28 Approaching her, the angel said, “Shalom, favored lady! Adonai is with you!” 29 She was deeply troubled by his words and wondered what kind of greeting this might be. 30 The angel said to her, “Don’t be afraid, Miryam, for you have found favor with God. 31 Look! You will become pregnant, you will give birth to a son, and you are to name him Yeshua. 32 He will be great, he will be called Son of Ha‘Elyon. Adonai, God, will give him the throne of his forefather David; 33 and he will rule the House of Ya‘akov forever — there will be no end to his Kingdom.” 34 “How can this be,” asked Miryam of the angel, “since I am a virgin?”

Read full chapter

19 De engel antwoordde: "Ik ben Gabriël, die dicht bij God mag komen om Hem te dienen. Ik ben gestuurd om je deze dingen te vertellen. 20 Omdat je mij niet wil geloven, zul je niet kunnen spreken totdat is gebeurd wat ik je heb verteld. Maar als de tijd gekomen is, zal alles gebeuren zoals ik je heb gezegd."

21 Intussen stonden de mensen op Zacharias te wachten. Ze vroegen zich af waarom hij zo lang binnen bleef. 22 Toen hij eindelijk naar buiten kwam, kon hij niet spreken. Ze begrepen dat God in de tempel tot hem gesproken had. Hij maakte gebaren tegen hen en kon niet praten. 23 Hij deed de afgesproken tijd dienst in de tempel. Daarna ging hij naar huis terug.

24 Zijn vrouw Elizabet raakte in verwachting. Ze bleef vijf maanden in huis en liet zich aan niemand zien. 25 Ze zei: "De Heer God heeft dit gedaan om te laten zien dat Hij mij niet is vergeten. Hij heeft ervoor gezorgd dat ik mij niet meer hoef te schamen omdat ik geen kinderen heb."

Maria raakt in verwachting

26 Toen Elizabet zes maanden in verwachting was, stuurde God de engel Gabriël naar Nazaret. Dat is een stad in Galilea. 27 Hij ging naar een jonge, ongetrouwde vrouw die nog maagd was. Ze was verloofd met Jozef en nog nooit met hem naar bed geweest. Jozef was uit de familie van koning David.[a] De vrouw heette Maria. 28 De engel ging haar huis binnen en groette haar. Toen zei hij: "God heeft jou uitgekozen. God is met je." 29 Ze schrok toen ze hem zag. Ook was ze geschrokken van zijn woorden. Ze vroeg zich af wat de engel bedoelde. 30 De engel zei tegen haar: "Je hoeft niet bang te zijn, Maria. Want God wil goed voor jou zijn. 31 Je zal in verwachting raken en een zoon krijgen. Je moet Hem Jezus (= 'God redt') noemen. 32 Hij zal een belangrijk mens zijn en Hij zal 'Zoon van de Allerhoogste God' worden genoemd. De Heer God zal Hem koning van Israël maken, net als zijn voorvader David.[b] 33 Hij zal voor eeuwig als koning regeren over het volk Israël. Er zal nooit een eind komen aan zijn heerschappij."

34 Maria zei tegen de engel: "Hoe kan dat gebeuren? Want ik ben nog niet getrouwd."

Read full chapter

Footnotes

  1. Lukas 1:27 David was ongeveer 1000 jaar hiervóór koning van Israël.
  2. Lukas 1:32 God had aan David beloofd dat er altijd een zoon uit zijn familie koning zou zijn. Lees 1 Kronieken 17:11-14. Jezus is uit de familie van koning David. Dat blijkt uit vers 27.

19 Toen zei de engel: ‘Ik ben Gabriël en leef heel dicht bij God. Hij heeft mij naar u toegestuurd om u dit te vertellen, maar u wilt mij niet geloven. 20 Daarom zult u vanaf nu niet meer kunnen spreken. Pas als het kind geboren is, zult u weer kunnen spreken. Want wat ik heb gezegd, zal precies op tijd uitkomen.’ 21 Ondertussen stonden de mensen buiten op Zacharias te wachten. Zij vroegen zich af waarom hij zo lang in het heiligdom bleef. 22 Eindelijk kwam hij naar buiten, maar hij zei niets. Hij kon geen woord uitbrengen. Uit zijn gebaren konden zij opmaken dat hij in het heiligdom een engel had gezien. 23 Zacharias bleef in de tempel tot zijn dienst voorbij was en ging toen naar huis terug. 24 Kort daarna werd Elisabeth zwanger. Vijf maanden lang kwam zij niet onder de mensen. 25 ‘Wat is de Here goed voor mij!’ juichte zij. ‘Hij heeft de schande van mij weggenomen dat ik geen kinderen had.’

De geboorte van Jezus aangekondigd

26 Toen Elisabeth in haar zesde maand was, stuurde God de engel Gabriël naar Nazareth, een stad in Galilea. 27 Hij moest bij Maria zijn, een jonge vrouw die verloofd was met een zekere Jozef, die nog van koning David afstamde. 28 Gabriël kwam bij haar binnen en zei: ‘Ik wens u vrede toe! U bent een gelukkige vrouw. De Here zij met u!’ 29 Maria raakte daardoor in de war en werd bang. Zij vroeg zich af wat hij bedoelde. 30 ‘Wees niet bang, Maria,’ zei de engel, ‘want God heeft besloten u heel bijzonder te zegenen. 31 U zult zwanger worden en een zoon krijgen, die u de naam Jezus moet geven. 32 Hij zal een groot man zijn en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. God, de Here, zal Hem de troon van zijn voorvader David geven. 33 Hij zal voor altijd over het volk Israël regeren en aan zijn regering zal geen einde komen.’

34 ‘Maar hoe kan ik een kind krijgen?’ vroeg Maria. ‘Ik ben nog maagd.’

Read full chapter