Add parallel Print Page Options

Jezus stuurt zijn twaalf leerlingen op pad

Daarna riep Jezus zijn twaalf leerlingen bij Zich. Hij gaf hun de macht over alle duivelse geesten en om ziekten te genezen. Toen stuurde Hij hen erop uit om de mensen over het Koninkrijk van God te gaan vertellen en de zieken te genezen. Hij zei tegen hen: "Neem niets mee voor onderweg. Geen staf, geen reistas, geen brood, geen geld en geen extra kleren. Als jullie ergens onderdak krijgen, blijf daar dan een poosje en reis van daar weer verder. Als de mensen van een stad jullie niet willen ontvangen en niet naar jullie willen luisteren, ga dan uit die stad weg. Klop het stof van je voeten af om hen te waarschuwen." Toen gingen ze op weg en reisden van dorp naar dorp. Ze vertelden overal het goede nieuws aan de mensen en genazen de zieken.

Koning Herodes hoorde wat Jezus allemaal deed. Hij wist niet wat hij ervan moest denken. Want sommige mensen zeiden dat Johannes de Doper uit de dood was opgestaan. Andere mensen zeiden dat Hij de profeet Elia was.[a] Weer anderen dat één van de andere profeten van vroeger uit de dood was opgestaan. Maar Herodes zei: "Johannes heb ik zelf laten onthoofden. Wie is die Man toch over wie ze al die dingen vertellen?" En hij probeerde Hem te zien te krijgen.

10 Toen de leerlingen waren teruggekomen, vertelden ze Jezus wat ze allemaal hadden gedaan. Hij nam hen mee en wilde met hen naar een eenzame plek bij de stad Betsaïda gaan. 11 Maar de grote groepen mensen merkten het en volgden Hem. Hij ontving hen en vertelde hun over het Koninkrijk van God. En Hij genas de mensen die genezing nodig hadden.

Het wonder van de vijf broden en de twee vissen

12 Toen het avond begon te worden, kwamen de twaalf leerlingen naar Jezus toe. Ze zeiden tegen Hem: "Stuur de mensen nu maar weg. Dan kunnen ze naar de dorpen en boerderijen in de omgeving gaan om daar te eten en te slapen. Want het is hier eenzaam." 13 Maar Hij zei tegen hen: "Geven jullie hun maar te eten." Ze antwoordden: "We hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen. Of we moeten zelf op pad gaan om voor al die mensen eten te kopen." 14 Want er waren ongeveer 5000 mannen. Hij zei tegen zijn leerlingen: "Zeg tegen de mensen dat ze in groepen van ongeveer 50 mensen moeten gaan zitten." 15 Dat deden de leerlingen en iedereen ging zitten. 16 Toen nam Hij de vijf broden en de twee vissen. Hij keek naar de hemel, zegende de broden en vissen en brak ze in stukken. Die gaf Hij aan de leerlingen om aan de mensen uit te delen. 17 En de mensen aten tot ze genoeg hadden. Toen haalden ze de stukken op die waren overgebleven: twaalf manden vol.

Petrus begrijpt wie Jezus is

18 Op een keer was Jezus alleen aan het bidden, met de twaalf leerlingen bij Zich in de buurt. Hij vroeg aan hen: "Wie zeggen de mensen dat Ik ben?" 19 Ze antwoordden: "Sommige mensen zeggen dat U Johannes de Doper bent. Andere mensen zeggen dat U de profeet Elia bent.[b] Weer andere mensen zeggen dat één van de andere profeten van vroeger uit de dood is opgestaan." 20 Hij zei tegen hen: "Maar wat zeggen júllie? Wie ben Ik volgens jullie?" Petrus antwoordde: "U bent de Messias van God." 21 En Hij verbood hun om dat aan andere mensen te zeggen. 22 En Hij vertelde: "De Mensenzoon moet veel lijden en zal niet worden geloofd door de leiders van het volk, de leiders van de priesters en de wetgeleerden. Ze zullen Hem doden. Maar op de derde dag zal Hij weer uit de dood opstaan."

Jezus volgen

23 Jezus zei tegen zijn leerlingen: "Als je bij Mij wil horen, moet je stoppen met voor jezelf te leven. Je moet elke dag het kruis opnemen[c] en Mij volgen. 24 Want als je je leven voor jezelf zal willen houden, dan zul je het juist verliezen. Maar als je je leven opgeeft voor Mij, dan zul je het juist redden. 25 Wat heb je eraan als je alles hebt wat je hebben wil, maar het kost je je leven?

26 Het is heel erg als je je voor Mij en mijn woorden schaamt. Want dan zal de Mensenzoon Zich ook voor jou schamen op de dag dat Hij samen met de heilige engelen komt met de hemelse macht en majesteit van Zichzelf en van de Vader. 27 Luister goed: sommigen van jullie hier zullen niet sterven vóórdat ze het Koninkrijk van God hebben gezien."

Jezus op de berg

28 Ongeveer acht dagen nadat Jezus dit had gezegd, nam Hij Petrus, Johannes en Jakobus mee de berg op om te bidden. 29 Terwijl Hij aan het bidden was, veranderde zijn gezicht en zijn kleren werden stralend wit. 30+31 Plotseling stonden er twee stralende gestalten bij Jezus. Het waren Mozes en Elia.[d] Zij spraken met Jezus over zijn dood in Jeruzalem en wat daarvan het gevolg zou zijn. 32 Petrus en de andere twee waren in slaap gevallen. Maar toen ze wakker werden, zagen ze de stralende gestalten van Jezus en van de twee mannen die bij Hem stonden. 33 Toen Mozes en Elia bij Jezus weg wilden gaan, zei Petrus tegen Jezus: "Meester, het is goed dat wij hier zijn. Laten we drie tenten opzetten: één voor U, één voor Mozes en één voor Elia." Want hij wist niet wat hij zei. 34 Op datzelfde moment kwam er een wolk om hen heen. Ze werden bang toen die wolk hen omgaf. 35 Toen zei een stem vanuit de wolk: "Dit is mijn Zoon. Ik houd heel veel van Hem. Luister naar Hem." 36 En toen die stem klonk, was alleen Jezus er nog maar. De leerlingen zwegen en vertelden in die tijd aan niemand iets van wat ze hadden gezien.

Jezus geneest een zieke jongen

37 De volgende dag daalden ze de berg weer af. Onmiddellijk kwam er een grote groep mensen naar hen toe. 38 Een man riep: "Meester, ik smeek U om mijn zoon te helpen. Want hij is mijn enige zoon. 39 Hij wordt iedere keer door een geest gegrepen. Dan begint hij te schreeuwen en de geest maakt hem aan het stuiptrekken. De jongen krijgt schuim op zijn mond en wordt door de geest mishandeld. De geest wil hem haast niet meer loslaten. 40 Ik heb aan uw leerlingen gevraagd om die geest eruit te jagen. Maar ze konden het niet." 41 Jezus zei tegen hen: "O, wat zijn jullie toch ongelovige en slechte mensen! Hoelang zal Ik nog bij jullie zijn? Hoelang moet Ik jullie nog verdragen? Breng je zoon hier."

42 Toen de zoon dichterbij kwam, gooide de duivelse geest de jongen tegen de grond en maakte hem aan het stuiptrekken. Maar Jezus zei streng tegen de duivelse geest dat hij moest weggaan. Zo maakte Hij de jongen gezond en Hij gaf hem aan zijn vader terug. 43 Iedereen was diep onder de indruk van de macht van God. En terwijl iedereen zich zo verbaasde over alles wat Hij deed, zei Hij tegen zijn leerlingen: 44 "Luister heel goed naar wat Ik nu zeg: binnenkort zal de Mensenzoon door de mensen gevangen worden genomen." 45 Maar ze begrepen niet wat Hij zei. Het was nog een raadsel voor hen. Ze begrepen niet waar Hij het over had. En ze durfden Hem niet te vragen wat Hij bedoelde.

De vraag wie het belangrijkste is

46 De leerlingen vroegen zich af wie van hen het belangrijkste was. 47 Maar Jezus wist wat ze dachten. Daarom nam Hij een kind, zette dat naast Zich neer en zei tegen hen: 48 "Als je gastvrij bent voor een kind omdat je Mij gelooft, ben je eigenlijk gastvrij voor Mij. En als je gastvrij bent voor Mij, ben je ook gastvrij voor Hem die Mij heeft gestuurd. Want als je jezelf onbelangrijk vindt en een ander dient, ben je het belangrijkst."

Vóór of tegen Jezus

49 Johannes antwoordde Jezus: "Meester, we hebben gezien dat iemand in uw naam duivelse geesten uit andere mensen wegjoeg. We hebben tegen hem gezegd dat hij daarmee moest stoppen, omdat hij niet samen met ons U volgt." 50 Maar Jezus zei tegen hem: "Houd hem niet tegen. Want iedereen die niet tégen ons is, is vóór ons."

Jezus reist naar Jeruzalem

51 Toen bijna de tijd gekomen was dat Jezus naar de hemel zou gaan, begon Hij in de richting van Jeruzalem te reizen. 52 Hij stuurde boodschappers voor Zich uit om in een dorp in Samaria onderdak voor Hem te zoeken. 53 Maar de mensen daar wilden Hem niet ontvangen, omdat Hij naar Jeruzalem reisde.[e] 54 Toen Jakobus en Johannes dat merkten, zeiden ze: "Heer, wilt U dat we net als de profeet Elia zeggen dat er vuur uit de hemel moet komen om hen te verbranden?"[f] 55 Maar Jezus draaide Zich naar hen om en zei: "Hoe kunnen jullie zoiets zeggen! 56 De Mensenzoon is niet gekomen om mensen te doden, maar om mensen te redden." En ze gingen naar een ander dorp.

Jezus volgen

57 Terwijl ze onderweg waren, zei iemand tegen Jezus: "Ik zal U volgen, waar U ook heen gaat." 58 Jezus zei tegen hem: "Vossen hebben holen en vogels hebben nesten. Maar de Mensenzoon heeft geen plaats om te slapen."

59 Jezus zei tegen iemand anders: "Volg Mij." Maar de man zei: "Mag ik dan wachten tot ik mijn vader heb begraven?" 60 Maar Jezus zei: "Laten de doden hun doden maar begraven. Maar jij moet de mensen over het Koninkrijk van God gaan vertellen."

61 Weer iemand anders zei: "Ik zal U volgen, Heer, maar ik wil eerst afscheid nemen van mijn familie." 62 Maar Jezus zei tegen hem: "Mensen die bij het ploegen achterom kijken, zijn niet geschikt voor het Koninkrijk van God."

Footnotes

  1. Lukas 9:8 Elia was een profeet uit de tijd van koning Achab, ongeveer 850 jaar hiervoor. De profeet Maleachi had ruim 400 jaar na Elia gezegd dat God 'de profeet Elia' op een gegeven moment naar de aarde zou sturen. Lees Maleachi 4:5. Hij zei dat dus ruim 400 jaar vóór Jezus' geboorte.
  2. Lukas 9:19 Elia was een profeet uit de tijd van koning Achab, ongeveer 850 jaar hiervóór. De profeet Maleachi had ruim 300 jaar na Elia gezegd dat God 'de profeet Elia' op een gegeven moment naar de aarde zou sturen. Lees Maleachi 4:5. Hij zei dat dus ruim 400 jaar vóór Jezus' geboorte.
  3. Lukas 9:23 De mensen die naar Jezus luisterden, kenden de Romeinse doodstraf door kruisiging. Iemand die gekruisigd ging worden, moest zelf zijn kruis dragen. Zij begrepen dus heel goed dat 'het kruis opnemen' verband hield met 'dood'. Het gaat hier over het opgeven van je eigen leven, om verder voor Jezus te leven.
  4. Lukas 9:30 Mozes had ongeveer 1300 jaar hiervóór het volk Israël uit Egypte geleid en hun de wet van God gegeven. Elia was een profeet uit de tijd van koning Achab, ongeveer 850 jaar hiervóór.
  5. Lukas 9:53 In de tijd dat de bevolking van het koninkrijk Israël door de koning van Assur gevangen was meegenomen, waren er mensen van een ander volk in de streek Samaria komen wonen. Voor een deel hadden ze het Joodse geloof overgenomen en dat vermengd met hun eigen godsdiensten. Lees 2 Koningen 17:24-34. De Joden wilden niet met hen omgaan, omdat ze geen echte Joden waren. Daarom wilden de Samaritanen Jezus ook niet ontvangen. Vooral niet omdat Hij naar Jeruzalem reisde, dé heilige plaats van de Joden.
  6. Lukas 9:54 Lees 2 Koningen 1:9-15.

差遣十二使徒(A)

耶稣召齐十二门徒,给他们能力、权柄,制伏一切鬼魔,医治各样的疾病, 差遣他们去宣讲 神的国和医治病人, 对他们说:“不要带着甚么上路,不要带手杖,不要带口袋,不要带食物,不要带银钱,也不要带两件衣服。 无论进哪一家,就住在那里,直到离开。 凡不接待你们的,你们离开那城的时候,当把脚上的灰尘跺下去,作为反对他们的表示。” 于是他们就出去,走遍各乡,传讲福音,到处医治病人。

希律的困惑(B)

分封王希律听见所发生的一切事,犹豫不定,因为有人说:“约翰从死人中复活了。” 又有人说:“以利亚显现了。”还有人说:“古时的一位先知复活了。” 希律说:“约翰已经斩头了,但这是谁,我怎么会听到他这些事呢?”就设法要见他。

给五千人吃饱的神迹(C)

10 使徒们回来,把所作的事报告耶稣。他带着他们,悄悄地退往伯赛大城去。 11 群众知道了,也跟了去。他接待他们,向他们讲论 神的国,医好需要医治的人。 12 天将晚的时候,十二门徒来到他跟前,说:“请解散众人,好让他们往周围的田舍村庄,去找地方住,找东西吃,因为我们这里是旷野。” 13 他说:“你们给他们吃吧!”他们说:“我们所有的,不过是五个饼两条鱼,除非去为这些人另买食物。” 14 原来男人就约有五千。他对门徒说:“叫他们一组一组地坐下,每组约五十人。” 15 门徒就照他的话,叫众人坐下。 16 耶稣拿起这五个饼,两条鱼,望着天,祝谢了,擘开递给门徒,摆在众人面前。 17 他们都吃饱了,把剩下的零碎拾起来,装满了十二个篮子。

彼得承认耶稣是基督(D)

18 有一次耶稣独自祈祷的时候,只有门徒和他在一起。他问他们:“人说我是谁?” 19 他们回答:“有人说是施洗的约翰,有人说是以利亚,还有人说是古时的一位先知复活了。” 20 他又问他们:“你们说我是谁?”彼得回答:“是 神的基督!”

耶稣预言受难及复活(E)

21 耶稣警告他们,嘱咐他们,不要把这事告诉人。 22 又说:“人子必须受许多苦,被长老、祭司长,和经学家弃绝、杀害,第三日复活。”

23 耶稣又对众人说:“如果有人愿意跟从我,就当舍己,天天背起他的十字架来跟从我。 24 凡是想救自己生命的,必丧掉生命;但为我牺牲自己生命的,必救了生命。 25 人若赚得全世界,却丧失自己,或赔上自己,有甚么好处呢? 26 凡是把我和我的道当作可耻的,人子在自己与父并圣天使的荣耀里降临的时候,也必把他当作可耻的。 27 我实在告诉你们,站在这里的,有人在没有尝过死味以前必定要看见 神的国。”

在山上改变形象(F)

28 说了这些话以后约有八天,耶稣带着彼得、约翰和雅各,上山去祷告。 29 正祷告的时候,他的面貌就改变了,衣服洁白发光。 30 忽然有两个人和他谈话,就是摩西和以利亚。 31 他们在荣光里显现,谈论他去世的事,就是他在耶路撒冷将要完成的。 32 彼得和同伴都在打盹。醒过来之后,就看见他的荣光,并与他站在一起的那两个人。 33 二人正要离开他的时候,彼得对耶稣说:“主啊,我们在这里真好!我们可以搭三个帐棚,一个为你,一个为摩西,一个为以利亚。”他根本不知道自己在说甚么。 34 他说这话的时候,有一片云彩笼罩他们,他们入了云彩,门徒就害怕起来。 35 有声音从云彩里出来,说:“这是我的儿子,我所拣选的(“这是我的儿子,我所拣选的”有些抄本作“这是我的爱子”),你们要听从他!” 36 声音过了,只见耶稣独自在那里。在那些日子,门徒保持缄默,不把所看见的告诉任何人。

治好癫痫病的小孩(G)

37 第二天,他们下了山,有一大群人迎面而来。 38 在人群中有一个人喊叫说:“老师,求你怜悯我的儿子,因为他是我的独生子。 39 你看,污灵一抓住他,他就忽然喊叫,并且抽疯,口吐白沫;污灵又折磨糟践他,不肯放过他。 40 我求过你的门徒,把他赶出去,他们却办不到。” 41 耶稣说:“唉!这不信又乖谬的世代啊!我跟你们在一起,忍受你们,要到几时呢?把你儿子带到这里来吧!” 42 那孩子正走过来的时候,污鬼把他摔倒,使他重重地抽疯。耶稣斥责那污灵,把孩子医好,交给他父亲。 43 众人都惊奇 神的大能。

第二次预言受难及复活(H)

众人还在希奇耶稣所作的这一切时,他对门徒说: 44 “你们要把这些话存在心里:人子将要被交在人的手里。” 45 门徒不明白这话,因为这话的意思是隐藏的,不让他们明白,他们也不敢问。

门徒争论谁最大(I)

46 后来,门徒起了意见,争论谁是最大的。 47 耶稣看出他们的心意,就领了一个小孩子来,叫他站在自己旁边, 48 对他们说:“凡因我的名接待这小孩子的,就是接待我;凡接待我的,就是接待那差我来的。谁是你们中间最小的,那人就是最大的。” 49 约翰说:“主,我们看见有一个人奉你的名赶鬼,就禁止他,因为他不和我们一起跟从你。” 50 耶稣说:“不要禁止他,因为不反对你们的,就是赞成你们的。”

撒玛利亚人不接待主

51 耶稣被接上升的日子快到了,他就决意向耶路撒冷去, 52 并且差遣使者走在前头;他们去了,进入撒玛利亚的一个村庄,要为他预备。 53 那里的人不接待他,因为他面向着耶路撒冷走。 54 他的门徒雅各、约翰看见了,就说:“主啊,你要我们吩咐火从天降下来,烧灭他们吗?” 55 耶稣就转过身来,责备他们, 56 然后他们就往别的村庄去了。

要求跟从耶稣(J)

57 他们走路的时候,有一个人对他说:“你无论往哪里去,我都要跟从你!” 58 耶稣说:“狐狸有洞,天空的飞鸟有窝,人子却没有栖身的地方。” 59 他对另一个人说:“你跟从我吧!”那人说:“主啊,请准我先回去安葬我的父亲吧。” 60 耶稣说:“让死人去埋葬他们的死人,你应该去传扬 神的国。” 61 又有一个人说:“主,我要跟从你,但容我先回去,向家人道别。” 62 耶稣说:“手扶着犁向后看的,不适合进 神的国。”

Then he called his twelve disciples together, and gave them power and authority over all devils, and to cure diseases.

And he sent them to preach the kingdom of God, and to heal the sick.

And he said unto them, Take nothing for your journey, neither staves, nor scrip, neither bread, neither money; neither have two coats apiece.

And whatsoever house ye enter into, there abide, and thence depart.

And whosoever will not receive you, when ye go out of that city, shake off the very dust from your feet for a testimony against them.

And they departed, and went through the towns, preaching the gospel, and healing every where.

Now Herod the tetrarch heard of all that was done by him: and he was perplexed, because that it was said of some, that John was risen from the dead;

And of some, that Elias had appeared; and of others, that one of the old prophets was risen again.

And Herod said, John have I beheaded: but who is this, of whom I hear such things? And he desired to see him.

10 And the apostles, when they were returned, told him all that they had done. And he took them, and went aside privately into a desert place belonging to the city called Bethsaida.

11 And the people, when they knew it, followed him: and he received them, and spake unto them of the kingdom of God, and healed them that had need of healing.

12 And when the day began to wear away, then came the twelve, and said unto him, Send the multitude away, that they may go into the towns and country round about, and lodge, and get victuals: for we are here in a desert place.

13 But he said unto them, Give ye them to eat. And they said, We have no more but five loaves and two fishes; except we should go and buy meat for all this people.

14 For they were about five thousand men. And he said to his disciples, Make them sit down by fifties in a company.

15 And they did so, and made them all sit down.

16 Then he took the five loaves and the two fishes, and looking up to heaven, he blessed them, and brake, and gave to the disciples to set before the multitude.

17 And they did eat, and were all filled: and there was taken up of fragments that remained to them twelve baskets.

18 And it came to pass, as he was alone praying, his disciples were with him: and he asked them, saying, Whom say the people that I am?

19 They answering said, John the Baptist; but some say, Elias; and others say, that one of the old prophets is risen again.

20 He said unto them, But whom say ye that I am? Peter answering said, The Christ of God.

21 And he straitly charged them, and commanded them to tell no man that thing;

22 Saying, The Son of man must suffer many things, and be rejected of the elders and chief priests and scribes, and be slain, and be raised the third day.

23 And he said to them all, If any man will come after me, let him deny himself, and take up his cross daily, and follow me.

24 For whosoever will save his life shall lose it: but whosoever will lose his life for my sake, the same shall save it.

25 For what is a man advantaged, if he gain the whole world, and lose himself, or be cast away?

26 For whosoever shall be ashamed of me and of my words, of him shall the Son of man be ashamed, when he shall come in his own glory, and in his Father's, and of the holy angels.

27 But I tell you of a truth, there be some standing here, which shall not taste of death, till they see the kingdom of God.

28 And it came to pass about an eight days after these sayings, he took Peter and John and James, and went up into a mountain to pray.

29 And as he prayed, the fashion of his countenance was altered, and his raiment was white and glistering.

30 And, behold, there talked with him two men, which were Moses and Elias:

31 Who appeared in glory, and spake of his decease which he should accomplish at Jerusalem.

32 But Peter and they that were with him were heavy with sleep: and when they were awake, they saw his glory, and the two men that stood with him.

33 And it came to pass, as they departed from him, Peter said unto Jesus, Master, it is good for us to be here: and let us make three tabernacles; one for thee, and one for Moses, and one for Elias: not knowing what he said.

34 While he thus spake, there came a cloud, and overshadowed them: and they feared as they entered into the cloud.

35 And there came a voice out of the cloud, saying, This is my beloved Son: hear him.

36 And when the voice was past, Jesus was found alone. And they kept it close, and told no man in those days any of those things which they had seen.

37 And it came to pass, that on the next day, when they were come down from the hill, much people met him.

38 And, behold, a man of the company cried out, saying, Master, I beseech thee, look upon my son: for he is mine only child.

39 And, lo, a spirit taketh him, and he suddenly crieth out; and it teareth him that he foameth again, and bruising him hardly departeth from him.

40 And I besought thy disciples to cast him out; and they could not.

41 And Jesus answering said, O faithless and perverse generation, how long shall I be with you, and suffer you? Bring thy son hither.

42 And as he was yet a coming, the devil threw him down, and tare him. And Jesus rebuked the unclean spirit, and healed the child, and delivered him again to his father.

43 And they were all amazed at the mighty power of God. But while they wondered every one at all things which Jesus did, he said unto his disciples,

44 Let these sayings sink down into your ears: for the Son of man shall be delivered into the hands of men.

45 But they understood not this saying, and it was hid from them, that they perceived it not: and they feared to ask him of that saying.

46 Then there arose a reasoning among them, which of them should be greatest.

47 And Jesus, perceiving the thought of their heart, took a child, and set him by him,

48 And said unto them, Whosoever shall receive this child in my name receiveth me: and whosoever shall receive me receiveth him that sent me: for he that is least among you all, the same shall be great.

49 And John answered and said, Master, we saw one casting out devils in thy name; and we forbad him, because he followeth not with us.

50 And Jesus said unto him, Forbid him not: for he that is not against us is for us.

51 And it came to pass, when the time was come that he should be received up, he stedfastly set his face to go to Jerusalem,

52 And sent messengers before his face: and they went, and entered into a village of the Samaritans, to make ready for him.

53 And they did not receive him, because his face was as though he would go to Jerusalem.

54 And when his disciples James and John saw this, they said, Lord, wilt thou that we command fire to come down from heaven, and consume them, even as Elias did?

55 But he turned, and rebuked them, and said, Ye know not what manner of spirit ye are of.

56 For the Son of man is not come to destroy men's lives, but to save them. And they went to another village.

57 And it came to pass, that, as they went in the way, a certain man said unto him, Lord, I will follow thee whithersoever thou goest.

58 And Jesus said unto him, Foxes have holes, and birds of the air have nests; but the Son of man hath not where to lay his head.

59 And he said unto another, Follow me. But he said, Lord, suffer me first to go and bury my father.

60 Jesus said unto him, Let the dead bury their dead: but go thou and preach the kingdom of God.

61 And another also said, Lord, I will follow thee; but let me first go bid them farewell, which are at home at my house.

62 And Jesus said unto him, No man, having put his hand to the plough, and looking back, is fit for the kingdom of God.