Add parallel Print Page Options

Als je je christen noemt, moet je ook als christen leven

Er wordt namelijk van jullie gezegd, dat er bij jullie iets vreselijks gebeurt. Iets wat zelfs bij ongelovige mensen niet gedaan wordt. Want er is bij jullie een man die met zijn stiefmoeder naar bed gaat! En intussen lopen jullie maar op te scheppen en trots te doen! Wees liever bedroefd over zoiets! En waarom zetten jullie die man de gemeente niet uit? Ik ben zelf wel niet bij jullie, maar in gebed ben ik wél bij jullie. En ik veroordeel de man die zoiets doet. Wanneer jullie bij elkaar zijn en ik in gebed ook bij jullie ben, moeten we die man met de kracht van onze Heer Jezus uitleveren aan de duivel, in de naam van Jezus. Het is zeker dat hij daarvan de gevolgen zal merken. Daardoor zal hij weer gaan leven zoals God het wil en zal zijn geest worden gered op de laatste dag.

Jullie opschepperij slaat nergens op als jullie zulke dingen gewoon laten gebeuren. Jullie weten toch dat door een klein beetje gist al het deeg gaat gisten? Doe daarom alles wat slecht is uit de gemeente weg want anders zullen er steeds meer slechte dingen gedaan worden. Je zou het zó kunnen zeggen: met Pasen wordt altijd het oude brood weggegooid, brood dat was klaargemaakt met gist. Dan wordt er vers brood gebakken, zónder gist. Jullie zijn dat verse brood zonder gist, en Jezus is het Paaslam dat voor ons werd geslacht. Laten we daarom feestvieren, niet met het oude brood waar de gist van het kwaad in zit, maar met het ongegiste brood van zuiverheid en waarheid.

Pas op voor slechte mensen binnen de gemeente

Ik schreef jullie al eerder dat jullie niet moeten omgaan met mensen die slechte dingen doen. 10+11 Ik bedoelde daarmee niet de ongelovige mensen die slechte dingen doen. Want dan zouden jullie uit de wereld weg moeten gaan. Maar ik bedoel dat jullie niet moeten omgaan met mensen die wel zéggen dat ze gelovigen zijn, maar die toch met allerlei mannen of vrouwen naar bed gaan, hebzuchtig zijn, afgoden aanbidden, leugens over andere mensen rondvertellen, te veel drinken of anderen bedriegen. Met zulke mensen moeten jullie zelfs niet samen eten. 12 Het is niet mijn taak om te oordelen over de mensen die níet bij Gods gemeente horen. Jullie oordelen toch ook alleen over de mensen die bij de gemeente horen? God zal Zelf wel over de anderen oordelen. 13 Maar iemand binnen de gemeente die niet deugt, zoals deze man, moeten jullie de gemeente uitzetten.

Immoraliteit binnen de gemeenschap

Ik heb gehoord dat er bij u ontucht plaatsvindt en dan nog wel van een soort dat zelfs onder ongelovigen niet voorkomt. Er is een man bij u die met zijn stiefmoeder naar bed gaat. En u maar verwaand zijn! U had beter in de rouw kunnen gaan! Waarom hebt u die man niet uitgestoten uit uw gemeente? Want al ben ik lichamelijk afwezig, in gedachten ben ik bij u. Ik heb mijn oordeel over die man al klaar, alsof ik zelf aanwezig was. Als u in de naam van onze Here Jezus bijeen bent en ik er in gedachten bij ben, moeten we die man door de kracht van de Here Jezus uit onze gemeenschap stoten en aan Satan overleveren. Daardoor zal zijn menselijke natuur worden verwoest, maar kan zijn geest op de grote dag van de Here gered worden.

Het is niet goed dat u zo verwaand bent. Hoe hebt u zoiets door de vingers kunnen zien? Zo gaat het immers van kwaad tot erger. Weet u niet dat door een klein beetje gist het hele deeg gaat gisten? Gooi de oude gist weg, anders bent u geen vers deeg. Er hoort bij u geen gist te zijn omdat Christus, ons Paaslam, geofferd is. Laten wij dat dan ook blijven vieren, niet met oud gist of met gist van kwaad en schande, maar met het ongegiste brood van zuiverheid en waarheid.

Ik heb u al eerder geschreven niet om te gaan met mensen die vrije seks bedrijven. 10 Ik bedoel daarmee niet dat soort mensen in het algemeen of egoïsten, oplichters en afgodendienaars. Want dan zou u de wereld beter kunnen verlaten. 11 Nu schrijf ik u echter helemaal niet om te gaan met iemand die, al zegt hij een gelovige te zijn, er op seksueel gebied maar op losleeft, egoïstisch is, afgoden dient, roddelt, teveel drinkt of anderen uitbuit. Met zo iemand moet u zelfs niet samen eten. 12 Kijk, ik hoef niet over buitenstaanders te oordelen. Dat zal God wel doen. 13 De mensen uit uw eigen midden, die moet u veroordelen. Verwijder die slechte man uit uw midden!

The Mystery of Sex

1-2 I also received a report of scandalous sex within your church family, a kind that wouldn’t be tolerated even outside the church: One of your men is sleeping with his stepmother. And you’re so above it all that it doesn’t even faze you! Shouldn’t this break your hearts? Shouldn’t it bring you to your knees in tears? Shouldn’t this person and his conduct be confronted and dealt with?

3-5 I’ll tell you what I would do. Even though I’m not there in person, consider me right there with you, because I can fully see what’s going on. I’m telling you that this is wrong. You must not simply look the other way and hope it goes away on its own. Bring it out in the open and deal with it in the authority of Jesus our Master. Assemble the community—I’ll be present in spirit with you and our Master Jesus will be present in power. Hold this man’s conduct up to public scrutiny. Let him defend it if he can! But if he can’t, then out with him! It will be totally devastating to him, of course, and embarrassing to you. But better devastation and embarrassment than damnation. You want him on his feet and forgiven before the Master on the Day of Judgment.

6-8 Your flip and callous arrogance in these things bothers me. You pass it off as a small thing, but it’s anything but that. Yeast, too, is a “small thing,” but it works its way through a whole batch of bread dough pretty fast. So get rid of this “yeast.” Our true identity is flat and plain, not puffed up with the wrong kind of ingredient. The Messiah, our Passover Lamb, has already been sacrificed for the Passover meal, and we are the Unraised Bread part of the Feast. So let’s live out our part in the Feast, not as raised bread swollen with the yeast of evil, but as flat bread—simple, genuine, unpretentious.

9-13 I wrote you in my earlier letter that you shouldn’t make yourselves at home among the sexually promiscuous. I didn’t mean that you should have nothing at all to do with outsiders of that sort. Or with criminals, whether blue- or white-collar. Or with spiritual phonies, for that matter. You’d have to leave the world entirely to do that! But I am saying that you shouldn’t act as if everything is just fine when a friend who claims to be a Christian is promiscuous or crooked, is flip with God or rude to friends, gets drunk or becomes greedy and predatory. You can’t just go along with this, treating it as acceptable behavior. I’m not responsible for what the outsiders do, but don’t we have some responsibility for those within our community of believers? God decides on the outsiders, but we need to decide when our brothers and sisters are out of line and, if necessary, clean house.