Kehillah in Corinth I 11
Orthodox Jewish Bible
11 Become imitators of me as I also am an imitator of Rebbe, Melech HaMoshiach.
2 Now, I commend you that in all things you have remembered me and you hold fast to the masoret torat haShlichim just as I transmitted and handed them over to you.
3 But I want you to have da’as that Rebbe, Melech HaMoshiach is the rosh (head) of every one of the Bnei Adam, and the rosh of an isha is the ben Adam (Man, Ba’al) [BERESHIS 3:16], and the rosh of Moshiach is Hashem. [BERESHIS 3:16]
4 Every ben Adam davening or speaking forth a nevu’ah (prophecy) having anything hanging down over his rosh brings bushah (shame) upon his rosh.
5 But every isha davening or speaking forth a nevu’ah (prophecy) in shul, begile rosh (with head uncovered), brings bushah (shame) upon her rosh, for it is one and the same thing to uncover the rosh as it is for the rosh of the isha having been shaved. [DEVARIM 21:12]
6 For, if an isha is not covered, also let her be shorn. But als (since) it is in fact a thing of bushah (shame) for an isha to be shorn or to be shaved, let her be covered.
7 For a ben Adam indeed ought not to be covered on the rosh, being the demut HASHEM (BERESHIS 1:26) and the kavod Hashem, and the Isha being the kavod (glory), the glorious reflection of Adam. [BERESHIS 1:26; 5:1; 9:6]
8 For Adam is not out of the Isha but Isha out of Adam (Man) [BERESHIS 2:21-23].
9 Indeed, Adam was not created because of the Isha, but the Isha because of Adam (Man) [BERESHIS 2:18].
10 Because of this, the Isha ought to have a kesut rosh (head covering) of marut (authority, discipline) on her rosh because of the malachim.
11 However, neither is Isha without Adam (Man) nor Adam (Man) without Isha in Hashem.
12 For just as the Isha comes out of Adam (Man) [BERESHIS 2:21-23], so also the ben Adam (Man) comes through the Isha [Gn 3:15-16] but all things are of Hashem [BERESHIS 1:1; TEHILLIM 24:1; 50:12; 89:11].
13 You yourselves be the dayan (judge): is it fitting for an isha to offer tefillos to Hashem [in shul] begile rosh (with head uncovered)?
14 Does not teva (nature) itself give you the shiur (lesson) that if a ben Adam wears a long hair-do of a lady’s coiffure, it is a dishonor to him?
15 But if an isha wears a long hairdo of a lady’s coiffure, it is her kavod (SHIR HASHIRIM 4:1)? Because the long hair has been given to her instead of the sterntichel (kerchief) or kesut rosh (head covering).
16 But if anyone presumes in his thinking to be contentious, we have no such minhag, nor do the kehillot of Hashem [throughout the world].
17 But in giving the divrei Torah that follows I give no commendation [11:2], because when you assemble as the shul of Moshiach, it is not for the better that you assemble, but for the worse.
18 Ershtins (first of all), indeed when you come together as the kehillah [SHEMOT 12:6] (I hear) there exist machlokot (divisions 1:10) and schisms among you, and partly I believe it.
19 For it is necessary also for kitot (sects) of minut (heresy), of kefirah (heresy, denial) to be among you that also the approved ones may become manifest among you [DEVARIM 13:3].
20 Therefore, your farbrengen gatherings in one kahal (community) are not for the purpose of having Moshiach’s Tish.
21 For each one rushes ahead with his own seudah (meal). One is hungerik (hungry), one has passed out in his schnapps.
22 Hey, you people, do you not have houses in which to eat and to drink? Or do you despise the Kehillah (congregation) of G-d? And do you bring bushah (shame), even humiliation, on the ones having nothing? What should I say to you? Will I commend you? In this I do not commend you people!
23 For I received from Rebbe, Melech HaMoshiach Adoneinu that which also I transmitted and handed on to you, that Adoneinu Yehoshua, on the very lailah (night) in which he was betrayed, took the Pesach matzoh,
24 And, having made the HaMotzi, Rebbe, Melech HaMoshiach offered the betzi’at halechem (breaking of the bread) and said, "ZEH HU VESARI HANNIVTZA BA’ADCHEM; ZOT ASU L’ZIKRONI. ("This is my flesh, which is broken on your behalf. Do this in memory of me.")
25 In like manner, after eating the [Pesach] seudah, also [after the bracha over] the [Kiddush] Cup, Rebbe, Melech HaMoshiach said, "This [Kiddush] Kos (Cup) is the BRIT CHADASHA [YIRMEYAH 31:31; 32:40] in my DAHM (blood SHEMOT 24:6-8; ZECHARYAH 9:11). This do, as often as you drink, in ZIKARON (remembrance YEHOSHUA 4:7) of me."
26 For as often as you eat this Pesach matzoh and drink from this Pesach Kiddush Cup, you do proclaim the mavet [YESHAYAH 53:8 9; DANIEL 9:26] of Rebbe, Melech HaMoshiach Adoneinu until the Bias HaMoshiach.
27 Therefore, whoever eats the Pesach matzoh or drinks the Kiddush Cup of [Rebbe, Melech HaMoshiach] Adoneinu unworthily will be guilty and answerable for the basar and the dahm of [Rebbe, Melech HaMoshiach] Adoneinu.
28 But let a ben Adam apply cheshbon hanefesh to himself and in that manner let him eat of the Pesach matzoh and let him drink of the Pesach Kiddush Cup.
29 For the one eating and drinking is the one eating and drinking mishpat to himself when not discerning the basar (body).
30 Because of this, many among you are weak and there are cholim (sick) and a number are sleeping the sleep of the mesim.
31 But if we were judging ourselves [in teshuva], we would not be brought into mishpat (judgment). [TEHILLIM 32:5]
32 But, being brought into mishpat (judgment) by Hashem, we are being disciplined, that we may not be condemned [to Onesh Gehinnom] with the Olam Hazeh. [TEHILLIM 115:5; 118:18; MISHLE 3:11,12]
33 Therefore, Achim b’Moshiach of mine, when you have your farbrengen gatherings and you gather for Tish, wait for one another.
34 If anyone is so hungerik (hungry 11:21) [that he cannot wait], in his home let him eat, lest for mishpat you have kehillah. And as far as the hemshech (remaining part) is concerned, whenever I come I will set b’seder (in order).
1 Corinthiërs 11
Het Boek
Regels tijdens de bijeenkomsten
11 Volg mijn voorbeeld, vrienden, zoals ik het voorbeeld van Christus volg. 2 Ik ben blij dat u steeds aan mij denkt en nog precies weet wat ik heb gezegd en dat u zich houdt aan alles wat ik heb doorgegeven. 3 Maar ik wijs u op iets dat u moet weten, Christus is het hoofd van elke man, de man is het hoofd van zijn vrouw en God is het hoofd van Christus. 4 Als een man bidt of Gods woord doorgeeft met iets op zijn hoofd, maakt hij zijn hoofd te schande. 5 Maar als een vrouw bidt of namens God spreekt met onbedekt hoofd, is dat een schande voor haar hoofd. Dan staat zij gelijk aan een vrouw die kaalgeschoren is. 6 Als een vrouw niets op haar hoofd wil dragen, kan zij net zo goed haar haren laten afknippen. Maar als zij dat onfatsoenlijk vindt, moet zij iets op haar hoofd dragen. 7 Een man hoort niets op zijn hoofd te hebben, hij is de afdruk en de afspiegeling van God. Maar de vrouw is de afspiegeling van haar man, 8 want de vrouw is uit de man gemaakt en niet omgekeerd. 9 God heeft immers de vrouw voor de man gemaakt en niet de man voor de vrouw. 10 Als teken daarvan, en ter wille van de engelen, moet een vrouw haar hoofd bedekken.
11 Maar vergeet nooit dat in het leven met de Here de vrouw niets is zonder haar man en de man niets zonder zijn vrouw. 12 Want hoewel de eerste vrouw uit de man is genomen, wordt iedere man uit een vrouw geboren. En de oorsprong van alles is God. 13 Zeg nu zelf, broeders en zusters: is het fatsoenlijk dat een vrouw zonder hoofdbedekking tot God bidt? 14 Leert de natuur zelf niet hoe het hoort? Het is voor de man een schande om lang haar te hebben. 15 Maar als een vrouw het haar lang draagt, is dat een eer voor haar, want het lange haar is voor de vrouw een natuurlijke sluier. 16 Als het over deze dingen gaat, moet u niet per se gelijk willen hebben. Daar gaat het ons ook niet om, net zo min als de andere gemeenten.
17 Het volgende wat ik moet regelen, is iets waar ik geen goed woord voor over heb. Het gaat namelijk om uw bijeenkomsten die schadelijk zijn in plaats van nuttig. 18 Ik heb gehoord dat er, wanneer u bijeenkomt, nogal wat onenigheid is. En ik geloof wel dat er iets van waarheid in is. 19 Er moeten wel splitsingen onder u plaatsvinden, anders zou niet duidelijk worden wie aan de goede kant staan. 20 Wanneer u bij elkaar komt om te eten, heeft dat niets te maken met de maaltijd van de Here. 21 Voordat de maaltijd goed en wel is begonnen, schrokt iedereen zoveel mogelijk naar binnen, met het gevolg dat sommigen nog honger hebben en anderen dronken zijn. 22 Als u echt zoveel honger hebt, moet u eerst thuis iets eten. Betekent de gemeente van God zo weinig voor u dat de arme medegelovigen door u geen kans krijgen om te eten? Wat denkt u? Dat ik u een compliment zal geven? Ik denk er niet aan!
23 Wat ik u hierover al eerder heb verteld, heb ik van de Here ontvangen. In de nacht dat de Here Jezus werd verraden, nam Hij een brood, 24 dankte God ervoor en zei: ‘Dit is mijn lichaam, dat Ik voor u geef. Eet het geregeld als een herinnering aan Mij.’ 25 Na het eten nam Hij ook de beker en zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond, dat wordt bekrachtigd met mijn bloed. Drink die geregeld als een herinnering aan Mij.’ 26 Want telkens als u van dit brood eet en uit de beker drinkt, bevestigt u daarmee dat de Here gestorven is. Doe dit tot Hij terugkomt. 27 Wie op een onwaardige manier van het brood eet en uit de beker van de Here drinkt, zondigt daarmee tegen het lichaam en het bloed van de Here.
28 Daarom moet u uzelf eerst goed onderzoeken, voordat u van het brood eet en uit de beker drinkt. 29 Want wie eet en drinkt zonder rekening te houden met de diepe betekenis van deze maaltijd, haalt Gods oordeel over zich. 30 Daarom zijn er zoveel zwakken en zieken onder u en zijn velen al gestorven. 31 Als wij onszelf rekenschap geven van wat wij doen, zal de Here ons niet bestraffen. 32 Maar als Hij ons bestraft, doet Hij dat om ons op de goede weg te leiden. Anders zouden wij met de wereld worden veroordeeld. 33 Dus, beste vrienden, als u bij elkaar komt om te eten, wacht dan op elkaar, dan kunt u samen beginnen. 34 En als iemand honger heeft, moet hij eerst thuis eten. Anders haalt u in de bijeenkomsten een oordeel over u. Er is nog het een en ander, maar dat zal ik wel regelen als ik bij u kom.
Copyright © 2002, 2003, 2008, 2010, 2011 by Artists for Israel International
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.