Kehillah in Colossae 1
Orthodox Jewish Bible
1 Sha’ul a Shliach of Rebbe, Melech HaMoshiach Yehoshua through the ratzon Hashem [1:9] and Timotiyos the Ach b’Moshiach;
2 To the Kadoshim in Colossae, the Achim b’Moshiach, the Achim HaNe’emanim. Chen v’Chesed Hashem to you and shalom from Elohim Avinu.
3 Hodinu l’Hashem (we give thanks to Hashem) Elohim HaAv of Adoneinu Rebbe, Melech HaMoshiach Yehoshua, davening always concerning you,
4 Having heard of your emunah in Rebbe, Melech HaMoshiach Yehoshua and the ahavah which you have for all the Kadoshim
5 On account of the tikvah (hope) being laid up for you in Shomayim, the tikvah which you heard of before in the Dvar HaEmes, the Besuras HaGeulah
6 That has come to you, as also in all the Olam Hazeh it is bearing p’ri and growing, so also in you, from the day you heard it and began to have saving da’as of the Chen v’Chesed Hashem in actuality.
7 This you learned from Epaphras, [4:12] our chaver and fellow eved, who is ne’eman (faithful), who is a trusted keli kodesh (minister) of Rebbe, Melech HaMoshiach for you.
8 Epaphras also revealed to us your ahavah in the Ruach Hakodesh.
9 Therefore, we also, from the day that we heard, do not cease davening for you and offering tefillos that you be filled with da’as of the ratzon Hashem [1:1] in all chochmah and binah in the Ruach Hakodesh.
10 And this is the purpose: that you walk in hitnahagut (conduct) worthy of Adoneinu in every way pleasing to him in every mitzvoh bearing p’ri in the da’as of Hashem,
11 With all ko’ach being empowered according to the gevurah (power) of his kavod for all zitzfleisch (patience) and savlanut (longsuffering) with lev same’ach (glad heart),
12 Giving todot to Elohim HaAv. Elohim HaAv is the One who has qualified you for the share of the allotted nachalah (inheritance, TEHILLIM 16:5-6) of the Kadoshim in Ohr (Light);
13 Elohim HaAv is the One who rescued nafsheinu (our souls) from the memshalet (dominion) of Choshech and transferred us into the Malchut of the Ben HaElohim of His ahavah,
14 In whom we have the pedut (redemption, Geulah release on payment of ransom) through the [kapporah] dahm of Moshiach the selicha (forgiveness) of chatoteinu (our sins).
15 Rebbe, Melech HaMoshiach is the demut (BERESHIS 1:26-27; Pp 2:6) of the invisible G-d, the Bechor [TEHILLIM 89:27], the Yoresh (Heir) of kol hanivrah (all creation),
16 Because in Him were created all things in Shomayim and on Ha’Aretz, the visible and the nistar (hidden), whether thrones or dominions, whether rulers or authorities, all things through Him and for Him have been created. [TEHILLIM 33:6]
17 And Moshiach is before all things, and all things in Moshiach have been held together; [MISHLE 8:23-27; 30:4]
18 And Moshiach is the Rosh [MISHLE 8:22; 30:4] of the Geviyah (Body) [Gn 47:18; Ps 16:9-10; Isa 53:11; Job 19:25-27], and the Geviyah (nevilah, DEVARIM 21:23) is Moshiach’s Brit Chadasha Kehillah; Moshiach is its Reshit, the Bechor from the Mesim, that Moshiach might be in everything pre-eminent, [TEHILLIM 89:27]
19 Because Hashem was pleased that all His fullness have its mishkan (tabernacle) in Moshiach,
20 And through Moshiach to bring ritztzuy (reconciliation, cessation of enmity, hostility between a wrathful holy G-d and sinful Bnei Adam) between all things and Himself, having made shalom through the dahm of the kapporah of HaEtz HaMoshiach [Dt 21:23; Isa 52:15; Lv 16:15-16], whether the things on HaAretz or the things in HaShomayim.
21 And you, once having been alienated and oyvim (enemies) in the mind by ma’asim hara’im (evil deeds),
22 Yet now Moshiach reconciled in the Guf (body) [1:18] of his basar [TEHILLIM 16:9-10] through Moshiach’s histalkus [Dan 9:26; Isa 53:8-9] to present you, Kadoshim holy and without mum (defect, VAYIKRA 22:20) and without reproach before Him,
23 Provided you remain in the [correct Orthodox Jewish] Emunah [Faith, the Emunah of the true Dat HaYehudit], having been founded in it and securely established and not moving away from the tikvah (hope) of the Besuras HaGeulah which you heard, the Besuras HaGeulah which has been proclaimed in kol hanivrah (all creation) under Shomayim, the Besuras HaGeulah of which I, Rav Sha’ul, became a keli kodesh (minister).
24 Now with lev same’ach (glad heart) and chedvah (rejoicing) I rejoice in my suffering tzoros on behalf of you. And I am mashlim (supply what is deficient) the things lacking of the Chevlei Moshiach in my basar on behalf of the basar of Moshiach [1:18] which is the Brit Chadasha Kehillah,
25 Of which I became a keli kodesh [1:23] according to the pekudat Hashem (stewardship of G-d, His shlichus commission) which was given to me for you, to carry to shleimut (wholeness, completion) the Dvar Hashem
26 The raz (mystery) having been hidden from olamim and from dor v’dor, but now made manifest to the Kadoshim of Moshiach,
27 To whom Hashem wanted to make hisgalus of what is the spiritual osher of the kavod of this raz among the non-Jews: Moshiach in you, the tikvah of kavod.
28 It is Moshiach who is the subject of our hattafah (preaching), warning every man and teaching every man in all chochmah, that we may present every man Bnei Chayil mature in Moshiach.
29 For this also I toil, striving according to the hitlahavut (inspiration, enthusiasm) of Him working in me with gevurah.
Colossenzen 1
BasisBijbel
Paulus' gebed voor de gelovigen in Kolosse
1 Deze brief is van Paulus en van onze broeder Timoteüs. Ik heb van God de taak gekregen om boodschapper van Jezus Christus[a] te zijn. 2 We schrijven deze brief aan onze broeders en zusters die in Kolosse bij God horen en in Christus geloven. Ik bid dat God onze Vader in alles goed voor jullie zal zijn. En dat jullie vol zullen zijn van de vrede van God de Vader en van de Heer Jezus Christus. 3 We bidden altijd voor jullie. Dan danken we God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, voor jullie. 4 Want we hebben gehoord over jullie geloof in Jezus Christus. Ook over jullie liefde voor alle gelovigen. 5 Jullie zijn zo vol geloof en liefde, doordat jullie vol verwachting uitkijken naar wat er in de hemel voor jullie klaarligt. Jullie hebben daarvan gehoord toen jullie het goede nieuws hoorden. En het goede nieuws is de waarheid.
6 Over de hele wereld worden mensen door het goede nieuws veranderd. Ook jullie zijn aan het veranderen. Dat begon op de dag dat jullie het goede nieuws hoorden en werkelijk ontdekten hoe goed en liefdevol God is. 7 Jullie hebben het goede nieuws gehoord van onze goede vriend en medewerker Epafras. Hij dient jullie als een trouwe dienaar van Christus. 8 Hij heeft ons verteld hoeveel jullie door de Heilige Geest van elkaar houden.
9 Sinds we dat weten, blijven we dan ook aldoor voor jullie bidden. We vragen God dat Hij jullie veel wijsheid en geestelijk inzicht zal geven. Want daardoor zullen jullie duidelijk kunnen weten wat zijn wil is. 10 Dan kunnen jullie leven zoals Hij het wil en Hem blij maken met alles wat jullie doen. Dan zullen jullie goede resultaten hebben van alle goede dingen die jullie doen. En ook zullen jullie God steeds beter leren kennen. 11 En jullie zullen vol worden van zijn hemelse kracht. Door die kracht zullen jullie kunnen volhouden en alles met blijdschap kunnen verdragen. 12 Ook zullen jullie de Vader danken, die jullie geschikt heeft gemaakt om zijn erfenis te krijgen. Die erfenis ligt klaar voor iedereen die bij zijn Koninkrijk van het licht hoort. 13 Hij heeft ons gered uit de macht van de duisternis. En Hij heeft ons overgeplaatst in het Koninkrijk van zijn Zoon, van wie Hij heel veel houdt. 14 Hij heeft ons gered door de dood van zijn Zoon. Want dankzij zijn dood heeft God ons al onze ongehoorzaamheid kunnen vergeven.
Jezus is in alle dingen de eerste
15 Jezus is de afbeelding van God. God kunnen we niet zien. Maar aan Jezus kunnen we zien wie God is. Jezus was er al vóórdat God alles maakte. 16 Want door Jezus heeft God alle dingen in de hemel en op de aarde gemaakt: de zichtbare dingen en de onzichtbare dingen, alles wat heerst en macht heeft. Alles is door Hem en voor Hem gemaakt. 17 Hij was er eerder dan al het andere. Alle dingen bestaan door Hem. 18 Hij is het Hoofd van de gemeente en de gemeente is zijn Lichaam. Hij is het begin van alles. Hij is de eerste die uit de dood is opgestaan. Zo is Hij dus van alles de eerste. 19 Want God had besloten Zelf in Jezus te komen wonen. 20 Door Jezus' dood aan het kruis heeft God vrede met ons gesloten. Door Jezus heeft Hij de vriendschap hersteld tussen Hemzelf en alles wat leeft op de aarde en in de hemel.
21 Ook met jullie is Hij vrienden geworden. Hij heeft al jullie schuld weggedaan. Vroeger leefden jullie vér bij God vandaan. Jullie waren vijanden van God door de slechte dingen die jullie deden. 22 Maar nu mogen jullie bij God horen, doordat Jezus mens werd en stierf om jullie schuld op Zich te nemen. Want Hij wilde dat jullie volmaakt en vrij van schuld bij Hem zouden kunnen komen. 23 Maar dat kan alleen, als jullie stevig blijven staan in het geloof. Laat je dus niet afleiden van het goede nieuws dat jullie hebben gehoord. Want alleen dat is de waarheid. En ik, Paulus, ben één van de mensen die dat goede nieuws aan de mensen vertel.
Paulus lijdt voor de gemeente van Christus
24 Ik ben er blij over dat ik voor jullie moet lijden. Zo vul ik aan wat Christus nog niet geleden heeft. Dat is goed voor zijn Lichaam: de gemeente.[b] 25 Ik ben een dienaar van de gemeente geworden. God gaf mij namelijk de taak om jullie het woord van God bekend te maken. 26 Eeuwenlang is Gods plan een groot geheim voor de mensen gebleven. 27 Maar nu heeft God zijn geweldige plan aan zijn kinderen bekend willen maken. Dat geweldige plan is, dat Christus ook in niet-Joodse mensen wil wonen. Door Hem ontvangen jullie alle goede dingen die God jullie wil geven.
28 Overal vertellen we over Christus. We waarschuwen alle mensen. Met alle wijsheid leren we hun alles wat we weten. Zo willen we iedereen de mogelijkheid geven om door Christus vrij te worden van schuld. 29 Hiervoor doe ik dan ook mijn uiterste best. Ik span mij ervoor in met alle kracht van God die in mij is.
Footnotes
- Colossenzen 1:1 'Christus' is niet Jezus' achternaam! Het woord 'Christus' is Grieks en betekent 'Gezalfde'. (Het Nieuwe Testament is in het Grieks geschreven). 'De gezalfde' is in de Joodse Boeken de man die speciaal door God met zijn Geest is gevuld ('gezalfd') om Israël te redden. In het Hebreeuws, de taal waarin het Oude Testament is geschreven, werd hij de 'Messias' genoemd, wat hetzelfde betekent.
- Colossenzen 1:24 Jezus' lijden deed de gemeente ontstaan. Het lijden van de gelovigen doet de gemeente groeien. Dus hun lijden is goed voor het Lichaam.
Copyright © 2002, 2003, 2008, 2010, 2011 by Artists for Israel International
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016