Add parallel Print Page Options

De volken in Kanaän worden bang

De koningen van de Amorieten aan de westkant van de Jordaan en de koningen van de Kanaänieten langs de zee hoorden, dat de Heer de Jordaan had laten opdrogen totdat alle Israëlieten waren overgestoken. Daardoor werden ze erg bang voor de Israëlieten. De moed zonk hun in de schoenen.

De Israëlieten worden opnieuw besneden

Toen zei de Heer tegen Jozua: "Maak stenen messen en besnijd alle Israëlieten."[a] Toen maakte Jozua stenen messen en besneed de Israëlieten op de 'Heuvel van de Besnijdenis'. Alle volwassen mannen die uit Egypte waren vertrokken, waren onderweg in de woestijn gestorven. Zij waren allemaal besneden geweest. Maar de mannen die later in de woestijn geboren waren, waren nog niet besneden. De Israëlieten hebben 40 jaar lang door de woestijn getrokken. Totdat alle volwassen mannen die uit Egypte waren vertrokken, gestorven waren. Dat was omdat ze de Heer niet hadden willen gehoorzamen. De Heer had gezworen dat zij niet in het prachtige en vruchtbare land zouden komen dat Hij aan hun voorvaders had beloofd. In plaats van aan hen, heeft Hij het aan hun zonen gegeven. Nu moest Jozua die mannen besnijden, omdat ze onderweg nog niet besneden waren. Toen het hele volk zich had laten besnijden, bleven ze waar ze waren in het tentenkamp, totdat ze zich weer goed voelden. En de Heer zei tegen Jozua: "Vandaag heb Ik de schande van Egypte van jullie afgehaald." Daarom wordt die plaats nog steeds Gilgal (= 'afrollen') genoemd.

Het eerste Paasfeest in het beloofde land

10 De Israëlieten vierden in het tentenkamp in Gilgal het Paasfeest,[b] op de avond van de 14e dag van die maand, in de vlakte van Jericho. 11 De dag na het Paasfeest aten ze van wat er in het land Kanaän groeide. Ze aten ongegist brood en geroosterd graan. 12 De dag nadat ze voor het eerst gegeten hadden van wat er in het land Kanaän groeide, viel er geen manna meer.[c] Ze kregen dus geen manna meer, maar aten dat jaar van wat er in het land Kanaän groeide.

Jozua ontmoet een gewapende man

13 Toen Jozua op een keer vlak bij Jericho was, zag hij plotseling een man tegenover zich staan met een zwaard in de hand. Jozua liep naar hem toe en vroeg: "Mijn heer, hoort u bij ons of bij onze vijanden?" 14 Maar de man antwoordde: "Geen van beide. Ik ben de aanvoerder van het leger van de Heer. Nu ben ik gekomen." Jozua knielde neer, boog zich diep en zei tegen hem: "Heer, wat komt u mij zeggen?" 15 De aanvoerder van het leger van de Heer antwoordde hem: "Trek eerst je schoenen uit, want je staat op heilige grond." Toen trok Jozua zijn schoenen uit. (lees verder)

Footnotes

  1. Jozua 5:2 Alle Israëlitische mannen moesten hun geslachtsdeel laten besnijden. Dat was het teken van het verbond van God met het volk Israël. Lees Genesis 17:9-14.
  2. Jozua 5:10 Op het Paasfeest vierden de Israëlieten hun vertrek uit Egypte. Lees Exodus 12:1-28.
  3. Jozua 5:12 Tijdens hun reis door de woestijn had God er elke dag voor gezorgd dat ze brood te eten hadden. Lees Exodus 16.

在吉甲行割禮

在約旦河西岸一帶的亞摩利眾王和沿海一帶的迦南眾王,聽說耶和華為了讓以色列人過河而使約旦河成為乾地,都嚇得膽戰心驚,勇氣盡失。

那時,耶和華對約書亞說:「你用火石做成刀子,再次給以色列人行割禮。」 約書亞便用火石做成刀子,在割禮山給以色列人行了割禮。 約書亞給他們舉行割禮,是因為所有從埃及出來、能夠作戰的男子都死在曠野的路上。 從埃及出來的男子都受過割禮,而後來在曠野出生的以色列人都沒有受過割禮。 以色列人在曠野飄泊了四十年,直到從埃及出來可以作戰的男子都死了為止,因為他們不聽從耶和華的話。耶和華向他們起誓,不讓他們看見那奶蜜之鄉,衪曾應許他們祖先要把那個地方賜給他們。 耶和華立他們的子孫代替他們。這新一代的以色列人沒有受過割禮,因為在路上沒有為他們行過割禮。於是,約書亞為他們行了割禮。

全體民眾受了割禮後,都留在自己的營內,直到康復為止。 耶和華對約書亞說:「今天我除去了你們在埃及受的羞辱。」因此,那地方叫吉甲[a],沿用至今。

在迦南守逾越節

10 以色列人都在耶利哥平原上的吉甲紮營,並於一月十四日傍晚在那裡守逾越節。 11 第二天他們就吃當地的穀物,吃無酵餅和烤麥穗。 12 他們吃了當地出產後的第二天,嗎哪便不再降下,以色列人再沒有嗎哪吃了。那一年他們開始吃迦南的出產。

耶和華軍隊的元帥

13 約書亞走近耶利哥,舉目看見一個人手裡拿著拔出來的劍站在他面前。約書亞上前去問道:「你是來幫助我們的,還是來幫助我們敵人的?」 14 那人答道:「都不是,我來是做耶和華軍隊的統帥。」約書亞就俯伏下拜說:「我主,有什麼話要吩咐僕人?」 15 耶和華軍隊的統帥對約書亞說:「把你腳上的鞋脫下!因為你站的地方是聖潔的。」約書亞便把鞋脫下來。

Footnotes

  1. 5·9 吉甲」意思是「除去」。

De besnijdenis

De volken ten westen van de Jordaan—de Amorieten en Kanaänieten, die langs de kust van de Middellandse Zee woonden—hoorden dat de Here de Jordaan had laten opdrogen zodat het volk Israël kon oversteken. De moed zakte hen in de schoenen en zij werden verlamd door angst.

2,3 De Here droeg Jozua in die tijd op alle mannelijke Israëlieten te besnijden. De Here beval dat voor dit doel stenen messen moesten worden gemaakt. Daarop maakte Jozua scherpe messen en besneed de Israëlieten op de plaats, die ‘de heuvel van de voorhuiden’ werd genoemd.

4,5 Deze besnijdenis was nodig, omdat alle mannen die bij het vertrek uit Egypte oud genoeg waren om wapens te dragen, waren besneden en tegelijk met de hele generatie die gedurende die jaren in de woestijn was, waren gestorven. Maar alle jongens die in de woestijn werden geboren, waren niet besneden. Want veertig jaar lang had het volk van Israël rondgetrokken in de woestijn. Net zolang tot alle mannen die bij het vertrek uit Egypte oud genoeg waren om een wapen te dragen, waren gestorven. Zij waren immers ongehoorzaam geweest aan de Here en Hij had gezworen dat zij geen voet zouden zetten in het land dat Hij Israël had beloofd, een land dat overvloeide van melk en honing. Daarom liet Jozua nu hun zonen besnijden die God in de plaats van hun vaders had gesteld. 8,9 De Here zei tegen Jozua: ‘Vandaag heb Ik de schande van uw onbesnedenheid weggenomen.’ Daarom werd de plaats waar dit gebeurde Gilgal genoemd (wat ‘wegnemen’ betekent) en zo heet het nu nog. Na deze ceremonie bleef het hele volk rusten in het kamp tot de wonden waren geheeld.

10 Tijdens hun verblijf bij Gilgal op de vlakte van Jericho vierden zij Pesach op de avond van de veertiende dag van die maand. 11,12 De dag na Pesach aten zij van de opbrengst van het land: ongezuurd brood en geroosterd koren. De volgende dag viel er geen manna meer. De tijd van het manna was voor de Israëlieten voorbij. Vanaf dat ogenblik leefden zij van de opbrengst van het land Kanaän. 13 Terwijl Jozua erover nadacht hoe hij de stad Jericho zou innemen, zag hij een Man met een getrokken zwaard. Jozua liep naar Hem toe en vroeg: ‘Bent u een vriend of een vijand?’ 14 ‘Geen van beide,’ antwoordde de Man, ‘Ik kom als de Aanvoerder van het hemelse leger van de Here.’ Jozua viel in aanbidding voor Hem op de grond en zei: ‘Welke opdracht heeft de Here voor mij?’ 15 ‘Trek uw sandalen uit,’ droeg de Aanvoerder hem op, ‘want dit is heilige grond.’ Jozua deed dat.