Add parallel Print Page Options

De gebieden die nog veroverd moeten worden

13 Toen Jozua heel oud geworden was, zei de Heer tegen hem: "Je bent inmiddels heel oud geworden, maar er moet nog veel land veroverd worden. De volgende gebieden moet je nog veroveren: alle gebieden van de Filistijnen en het hele land van de Gezurieten, vanaf de Sichor aan de oostkant van Egypte tot aan het gebied van Ekron in het noorden. Dit gebied hoort bij het land van de Kanaänieten. Hierbij horen de steden Gaza, Asdod, Askelon, Gat en Ekron. Deze vijf steden worden geregeerd door vijf Filistijnse stadskoningen. Ook het gebied in het zuiden van Kanaän, waar de Avvieten wonen, en Meara, waar de Sidoniërs wonen, tot aan Afek, aan de grens met de Amorieten. Verder het land van de Giblieten en de hele Libanon in het oosten, van Baäl-Gad aan de voet van de Hermonbergen tot de weg naar Hamat. Alle bergbewoners, vanaf de Libanon tot Misrefot-Maïm, en de Sidoniërs zal Ik voor de Israëlieten wegjagen. Loot er alvast van tevoren om wie welk deel zal krijgen als eigen gebied, zoals Ik je bevolen heb. Verdeel het land dus nu onder de negen stammen en de halve stam van Manasse."

De verdeling van het land aan de oostkant van de Jordaan

De stammen van Ruben en Gad en de andere helft van de stam van Manasse hadden hun eigen gebied al gekregen. Mozes had hun het land gegeven aan de oostkant van de Jordaan. Ze hadden het land gekregen vanaf Aroër, dat aan de oever van de beek Arnon ligt. Verder de stad die aan het middendeel van de beek ligt en de hele hoogvlakte van Medeba tot Dibon. 10 Ook alle steden van koning Sihon die in Hesbon regeerde, tot aan de grens met de Ammonieten. 11 Verder Gilead en het gebied van de Gezurieten en de Maächatieten, de Hermonbergen en heel Bazan tot Salcha, 12 het hele koninkrijk Bazan van koning Og die in Astarot en Edreï regeerde. Koning Og was de laatste van de reuzen geweest. Hij was door Mozes verslagen en zijn volk werd verjaagd. 13 Maar de Gezurieten en de Maächatieten werden niet door de Israëlieten weggejaagd. Zij wonen nu nog steeds bij de Israëlieten. 14 Maar aan de stam van Levi gaf Mozes geen eigen gebied. In plaats daarvan kregen zij een deel van de offers die aan de Heer, de God van Israël, worden gebracht, zoals Hij hun beloofd had.[a]

15 Mozes had de volgende gebieden verdeeld onder de families van de stam van Ruben: 16 het gebied vanaf Aroër, dat aan de beek Arnon ligt, de stad die aan het middendeel van de beek ligt, en de hele hoogvlakte bij Medeba. 17 Verder Hesbon en alle steden daar omheen op de hoogvlakte: Dibon, Bamot-Baäl, Bet-Baäl-Meon, 18 Jaza, Kedemot, Mefaät, 19 Kirjataïm, Sibma, Zeret-Hassahar op de heuvel in het dal, 20 Bet-Peor, Asdot-Pisga, Bet-Jesimot. 21 Dus alle steden op de hoogvlakte, het hele rijk van koning Sihon die door Mozes was verslagen. Ook het gebied van de koningen van Midian die in dat land woonden: Evi, Rekem, Zur, Hur en Reba, die trouw beloofd hadden aan Sihon. 22 Ook de waarzegger Bileam,[b] de zoon van Beor, was door de Israëlieten gedood toen zij alle bewoners doodden. 23 Dit waren de grenzen van het eigen gebied van de stam van Ruben. De Jordaan was daarvan de westgrens. Dit waren het land, de steden en de dorpen die werden verdeeld onder de families van de stam van Ruben.

24 Aan de families van de stam van Gad had Mozes de volgende gebieden gegeven: 25 het gebied van Jaëzer en alle steden van Gilead, en verder de helft van het land van de Ammonieten tot aan Aroër, dat tegenover Rabba ligt. 26 Dat was het gebied vanaf Hesbon tot aan Ramat-Mizpa en Bet-Onim, en vanaf Mahanaïm tot aan het gebied van Debir. 27 Ook een aantal steden in het dal: Bet-Haram, Bet-Nimra, Sukkot en Zafon, de rest van het koninkrijk van koning Sihon. Verder het land aan de oostkant langs de Jordaan, tot aan de Zee van Kinneret. 28 Dit waren het land, de steden en de dorpen die werden verdeeld onder de families van de stam van Gad.

29 Ook aan de families van de halve stam van Manasse had Mozes land gegeven: 30 het hele gebied aan de noordkant van Mahanaïm. Dat was het hele rijk van koning Og van Bazan, met alle 60 dorpen: de dorpen van Jaïr. 31 De helft van Gilead, en Astarot en Edreï, de koningssteden van Og in Bazan, werden verdeeld onder de helft van de families van de kinderen van Machir, de zoon van Manasse.

32 Dit waren hun eigen gebieden die ze van Mozes kregen in de velden van Moab, aan de oostkant van de Jordaan bij Jericho. 33 Maar aan de stam van Levi gaf Mozes geen eigen gebied. Want zij hadden God Zelf, zoals Hij hun beloofd had.

Footnotes

  1. Jozua 13:14 Lees Deuteronomium 10:9 en 10.
  2. Jozua 13:22 Bileam was door de koning van Moab gehuurd om het volk Israël te vervloeken, omdat de koning bang voor hen was. Lees Numeri 22:5 en 6.

命分未取之地

13 约书亚年纪老迈,耶和华对他说:“你年纪老迈了,还有许多未得之地, 就是非利士人的全境和基述人的全地: 埃及前的西曷河往北,直到以革伦的境界,就算属迦南人之地,有非利士人五个首领所管的加沙人、亚实突人、亚实基伦人、迦特人、以革伦人之地,并有南方亚卫人之地。 又有迦南人的全地,并属西顿人的米亚拉亚弗,直到亚摩利人的境界。 还有迦巴勒人之地,并向日出的全黎巴嫩,就是从黑门山根的巴力迦得,直到哈马口。 山地的一切居民,从黎巴嫩直到米斯利弗玛音,就是所有的西顿人,我必在以色列人面前赶出他们去。你只管照我所吩咐的,将这地拈阄分给以色列人为业。 现在你要把这地分给九个支派和玛拿西半个支派为业。”

二支派半所得之地

玛拿西那半支派和鲁本迦得二支派已经受了产业,就是耶和华的仆人摩西约旦河东所赐给他们的, 是从亚嫩谷边的亚罗珥和谷中的城,并米底巴的全平原,直到底本 10 和在希实本做王亚摩利西宏的诸城,直到亚扪人的境界; 11 又有基列地,基述人、玛迦人的地界,并黑门全山,巴珊全地,直到撒迦 12 又有巴珊的全国,他在亚斯他录以得来做王(利乏音人所存留的只剩下他)。这些地的人都是摩西所击杀、所赶逐的。 13 以色列人却没有赶逐基述人、玛迦人,这些人仍住在以色列中,直到今日。 14 只是利未支派,摩西[a]没有把产业分给他们,他们的产业乃是献于耶和华以色列神的火祭,正如耶和华所应许他们的。

15 摩西按着鲁本支派的宗族分给他们产业。 16 他们的境界是亚嫩谷边的亚罗珥和谷中的城,靠近米底巴的全平原; 17 希实本并属希实本平原的各城,底本巴末巴力伯巴力勉 18 雅杂基底莫米法押 19 基列亭西比玛,谷中山的细列哈沙辖 20 伯毗珥毗斯迦山坡,伯耶西末 21 平原的各城,并亚摩利西宏的全国。这西宏曾在希实本做王,摩西把他和米甸的族长以未利金苏珥户珥利巴击杀了。这都是住那地属西宏为首领的。 22 那时以色列人在所杀的人中,也用刀杀了比珥的儿子术士巴兰 23 鲁本人的境界就是约旦河与靠近约旦河的地。以上是鲁本人按着宗族所得为业的诸城,并属城的村庄。

24 摩西按着迦得支派的宗族分给他们产业。 25 他们的境界是雅谢基列的各城,并亚扪人的一半地,直到拉巴前的亚罗珥 26 希实本拉抹米斯巴比多宁,又从玛哈念底璧的境界, 27 并谷中的伯亚兰伯宁拉疏割撒分,就是希实本西宏国中的余地;以及约旦河与靠近约旦河的地,直到基尼烈海的极边,都在约旦河东。 28 以上是迦得人按着宗族所得为业的诸城,并属城的村庄。

29 摩西把产业分给玛拿西半支派,是按着玛拿西半支派的宗族所分的。 30 他们的境界是从玛哈念起,包括巴珊全地,就是巴珊的全国,并在巴珊睚珥的一切城邑,共六十个; 31 基列的一半,并亚斯他录以得来,就是属巴珊国的二城;是按着宗族给玛拿西的儿子玛吉的一半子孙。

32 以上是摩西约旦河东对着耶利哥摩押平原所分给他们的产业。 33 只是利未支派,摩西没有把产业分给他们,耶和华以色列的神是他们的产业,正如耶和华所应许他们的。

Footnotes

  1. 约书亚记 13:14 原文作:他。

De verdeling van het land

13 Toen Jozua oud was geworden, sprak God hem daarover aan en Hij wees hem erop dat nog heel veel gebieden in bezit moesten worden genomen: 2,3 het hele land van de Filistijnen; het land van de Gesurieten; het gebied van de Kanaänieten, dat zich uitstrekte van de Beek van Egypte tot de zuidelijke grens van Ekron; de vijf Filistijnse steden Gaza, Asdod, Askelon, Gath en Ekron. Daarbij komt nog het land van de Awwieten in het zuiden; in het noorden al het land van de Kanaänieten; Meara (dat aan de Sidoniërs behoort), dat zich noordwaarts uitstrekt tot Afek aan de grens van de Amorieten; het land van de Giblieten en het hele gebied van de Libanon in het oosten, van Baäl-Gad aan de voet van de berg Hermon tot aan de toegangsweg naar Hamath; het gehele heuvelgebied van de Libanon tot aan de plaats Brandend Water, inclusief het hele gebied van de Sidoniërs. ‘Ik zal de inwoners van deze gebieden voor het volk Israël het land uitjagen, dus reken dit hele gebied mee wanneer u het land gaat verdelen onder de negen stammen en de halve stam van Manasse, zoals Ik u heb bevolen,’ zei de Here.

De andere helft van de stam van Manasse en de stammen van Ruben en Gad hadden hun gebied al ontvangen ten oosten van de Jordaan, want Mozes had dit gebied vóór die tijd al aan hen toegewezen. Hun gebied omvatte Aroër, dat aan de rivier de Arnon ligt, halverwege het dal en de hele hoogvlakte van Medeba tot Dibon. 10 Ook alle steden van koning Sichon van de Amorieten, die vanuit Chesbon regeerde, tot aan de grenzen van Ammon hoorden daarbij. 11 Ook Gilead, het gebied van de Gesurieten en de Maächatieten, de hele berg Hermon, Basan tot de stad Salcha 12 en het hele gebied van koning Og van Basan, die had geregeerd vanuit Astarot en Edreï, hoorden erbij. Koning Og was een van de laatste overlevenden van de Refaïeten, het volk van de reuzen die Mozes had aangevallen en verslagen. 13 Het volk Israël had de Gesurieten en de Maächatieten niet verdreven, zodat zij tot op de dag van vandaag te midden van de Israëlieten wonen. 14 De stam van Levi kreeg van Mozes geen land toegewezen. In plaats daarvan kregen zij de offers die aan de Here werden gebracht, zoals Hij Mozes had beloofd.

15,16 Rekening houdend met het aantal gezinnen had Mozes de stam van Ruben het gebied toegewezen van Aroër, aan de rivier de Arnon, midden in het dal en de hele hoogvlakte van Medeba. 17 Het omvatte Chesbon en de andere steden op de vlakte: Dibon, Bamot-Baäl, Bet-Baäl-Meon, 18 Jahza, Kedemoth, Mefaäth, 19 Kirjataïm, Sibma, Zereth-Hassahar op de berg boven het dal, 20 Bet-Peor, de hellingen van de berg Pisga en Bet-Jesimoth. 21 Het stamgebied van Ruben omvatte ook de steden op de hoogvlakte en het koninkrijk van Sichon. Koning Sichon had in Chesbon geregeerd en was samen met de andere machtige leiders van Midjan—Evi, Rekem, Zur, Hur en Reba—door Mozes gedood. 22 Het volk Israël doodde ook de waarzegger Bileam, de zoon van Beor. 23 De Jordaan vormde de westgrens van de stam van Ruben.

24 Mozes had ook aan de stam van Gad land toegewezen, in verhouding tot de grootte van die stam. 25 Dit gebied omvatte Jazer, alle steden van Gilead en de helft van het land van Ammon tot aan Aroër bij Rabba. 26 Verder strekte het zich uit van Chesbon tot Ramath-Mispa en Bet-Onim en van Machanaïm tot Lidber. 27,28 In de vallei lagen Bet-Haram, Bet-Nimra, Sukkot, Zafon en de rest van het rijk van koning Sichon van Chesbon. De Jordaan vormde de westelijke grens, lopend tot het Meer van Galilea, vandaar boog de grens in oostelijke richting van de Jordaan af.

29 Mozes had het volgende gebied toegewezen aan de helft van de stam van Manasse, ook weer in verhouding tot het aantal stamleden. 30 Hun gebied strekte zich vanaf Machanaïm in noordelijke richting uit, omvatte heel Basan, het vroegere rijk van koning Og en de zestig dorpen van Jaïr in Basan. 31 De helft van Gilead en de koninklijke steden Astarot en Edreï, die aan koning Og hadden toebehoord, werden gegeven aan de helft van de familie van Machir, een zoon van Manasse.

32 Zo had Mozes het land ten oosten van de Jordaan verdeeld, waar het volk in die tijd het kamp tegenover Jericho had opgeslagen. 33 Maar Mozes had de stam van Levi geen land gegeven omdat, zo had hij hun verteld, de Here, de God van Israël, Zelf hun erfdeel was.