Print Page Options

Jona waarschuwt het volk van Ninevé

1,2 Daarna sprak de Here opnieuw tot Jona en zei: ‘Maak u klaar om naar die grote stad Ninevé te gaan en de inwoners te waarschuwen voor hun ondergang, zoals Ik u al eerder heb gezegd!’ Deze keer gehoorzaamde Jona en ging op weg naar Ninevé. Ninevé was zoʼn grote stad dat je drie dagen nodig had om er dwars doorheen te lopen.

4,5 Maar al op de eerste dag, toen Jona een dagreis ver in de stad was rondgegaan en begon te prediken, toonden de inwoners berouw. Jona riep de mensen die zich om hem heen verzamelden, toe: ‘Over veertig dagen zal Ninevé worden vernietigd!’ Zij geloofden hem en riepen een vasten uit, zowel de hooggeplaatsten als de gewone mensen trokken rouwkleding aan, de ruwe, stugge gewaden die bij treurige gebeurtenissen werden gedragen.

Toen de koning van Ninevé hoorde wat Jona zei, stapte hij van zijn troon, trok zijn koninklijke kleding uit, deed rouwkleding aan en ging in de as zitten. De koning en zijn edelen stuurden een boodschap door de stad die luidde: ‘Laat niemand, zelfs de dieren niet, ook maar iets eten. Er mag geen slokje water worden gedronken. Iedereen moet rouwkleding dragen en God aanroepen. Laat iedereen zijn verkeerde wegen verlaten en alle onrecht afzweren. Wie weet zal God toch nog besluiten ons te laten leven en zal Hij ons in zijn ontzettende toorn niet vernietigen.’

10 Toen God zag dat zij een eind hadden gemaakt aan hun misdadige gedrag, veranderde hij van gedachte en voerde de straf die Hij had aangekondigd, niet uit.

Jona gaat naar Ninevé

En de Heer zei voor de tweede keer tegen Jona: "Ga naar de grote stad Ninevé. Zeg tegen de mensen daar wat Ik tegen jou zal zeggen." Toen ging Jona naar Ninevé, zoals de Heer hem had bevolen.

Ninevé was een heel grote stad. Het kostte drie dagen om de stad helemaal door te reizen. Jona ging één dagreis ver de stad in. Daar begon hij tegen de mensen te spreken: "Jullie hebben nog 40 dagen de tijd. Dan wordt Ninevé ondersteboven gekeerd!" En de mannen van de stad geloofden God. Ze lieten rondzeggen dat iedereen, van hoog tot laag, rouwkleren moest aantrekken en niets meer moest eten, als teken van spijt.

Ook de koning van Ninevé kreeg te horen wat Jona zei. Toen stond hij op van zijn troon, legde zijn koningsmantel af, trok rouwkleren aan en ging in de as zitten. De koning en de bestuurders van de stad lieten in de stad omroepen: "Geen mens of dier mag nog iets eten of drinken. Koeien en schapen mogen niet grazen en geen water drinken. Alle mensen moeten rouwkleren dragen. En ze moeten ook als teken van rouw zakken leggen over de ruggen van hun vee. Iedereen moet luid tot God roepen en ophouden met het doen van slechte dingen. Iedereen moet spijt hebben van de slechte dingen die hij heeft gedaan. Wie weet zal God dan zijn plannen veranderen en niet doen wat Hij heeft gezegd. Misschien zal Hij dan niet langer boos zijn en zal Hij ons niet doden."

10 God zag wat ze deden. Hij zag hoeveel spijt ze hadden van alle verkeerde dingen die ze hadden gedaan. Daarom veranderde Hij zijn plannen. Hij besloot om de stad niet te vernietigen.

La conversion de Ninive

L’Eternel adressa la parole une seconde fois à Jonas en ces termes[a] : Mets-toi en route ! Va à Ninive, la grande ville, et proclame là-bas le message que je te communique.

Jonas se mit en route et se rendit à Ninive, comme l’Eternel le lui avait demandé. Or, Ninive était une ville extrêmement grande[b] : il fallait trois jours de marche pour en faire le tour.

Jonas entra dans la ville et commença par y marcher toute une journée en proclamant : Dans quarante jours, une catastrophe viendra sur Ninive[c] !

Les habitants de Ninive crurent en Dieu, ils publièrent un jeûne et, quelle que fût leur condition sociale, ils revêtirent des habits de toile de sac[d]. Le roi de Ninive, informé de la chose, se leva de son trône, enleva son manteau royal, se couvrit d’un habit de toile de sac et s’assit sur de la cendre. Puis il fit proclamer ce décret dans Ninive :

« Par ordre du roi et de ses ministres, il est interdit aux hommes comme aux bêtes, petit ou gros bétail, de manger quoi que ce soit, de paître et de boire de l’eau ! Hommes et bêtes doivent se couvrir de toiles de sac et crier à Dieu de toutes leurs forces ! Que chacun abandonne sa mauvaise conduite et les actes de violence qu’il commet. Qui sait ! Peut-être Dieu se ravisera-t-il et décidera-t-il de changer de ligne de conduite en abandonnant son ardente colère, de sorte que nous ne périrons pas[e]. »

10 Lorsque Dieu constata comment les Ninivites réagissaient et abandonnaient leur mauvaise conduite, il renonça à faire venir sur eux le malheur dont il les avait menacés : il s’en abstint.

Footnotes

  1. 3.1 Pour les v. 1-3, voir 1.1-3.
  2. 3.3 Selon 4.11, il y vivait 120 000 habitants. La cité de Ninive elle-même était entourée d’un rempart de 13 kilomètres (voir Na 2.6 et note). Il pourrait s’agir de toute l’agglomération ninivite, composée de Ninive, Rehobot-Ir, Kalah et Résen, villes mentionnées en Gn 10.11-12, qui couvraient une zone dont le périmètre faisait près de 100 kilomètres.
  3. 3.4 Voir Gn 19.29.
  4. 3.5 Allusion en Mt 12.41 ; Lc 11.30, 32.
  5. 3.9 Voir 1.6.

La parole de l'Éternel fut adressée à Jonas une seconde fois, en ces mots:

Lève-toi, va à Ninive, la grande ville, et proclames-y la publication que je t'ordonne!

Et Jonas se leva, et alla à Ninive, selon la parole de l'Éternel. Or Ninive était une très grande ville, de trois jours de marche.

Jonas fit d'abord dans la ville une journée de marche; il criait et disait: Encore quarante jours, et Ninive est détruite!

Les gens de Ninive crurent à Dieu, ils publièrent un jeûne, et se revêtirent de sacs, depuis les plus grands jusqu'aux plus petits.

La chose parvint au roi de Ninive; il se leva de son trône, ôta son manteau, se couvrit d'un sac, et s'assit sur la cendre.

Et il fit faire dans Ninive cette publication, par ordre du roi et de ses grands; Que les hommes et les bête, les boeufs et les brebis, ne goûtent de rien, ne paissent point, et ne boivent point d'eau!

Que les hommes et les bêtes soient couverts de sacs, qu'ils crient à Dieu avec force, et qu'ils reviennent tous de leur mauvaise voie et des actes de violence dont leurs mains sont coupables!

Qui sait si Dieu ne reviendra pas et ne se repentira pas, et s'il ne renoncera pas à son ardente colère, en sorte que nous ne périssions point?

10 Dieu vit qu'ils agissaient ainsi et qu'ils revenaient de leur mauvaise voie. Alors Dieu se repentit du mal qu'il avait résolu de leur faire, et il ne le fit pas.

Jonah Goes to Nineveh

Then the word of the Lord came to Jonah(A) a second time: “Go to the great city of Nineveh and proclaim to it the message I give you.”

Jonah obeyed the word of the Lord and went to Nineveh. Now Nineveh was a very large city; it took three days to go through it. Jonah began by going a day’s journey into the city, proclaiming,(B) “Forty more days and Nineveh will be overthrown.” The Ninevites believed God. A fast was proclaimed, and all of them, from the greatest to the least, put on sackcloth.(C)

When Jonah’s warning reached the king of Nineveh, he rose from his throne, took off his royal robes, covered himself with sackcloth and sat down in the dust.(D) This is the proclamation he issued in Nineveh:

“By the decree of the king and his nobles:

Do not let people or animals, herds or flocks, taste anything; do not let them eat or drink.(E) But let people and animals be covered with sackcloth. Let everyone call(F) urgently on God. Let them give up(G) their evil ways(H) and their violence.(I) Who knows?(J) God may yet relent(K) and with compassion turn(L) from his fierce anger(M) so that we will not perish.”

10 When God saw what they did and how they turned from their evil ways, he relented(N) and did not bring on them the destruction(O) he had threatened.(P)