The Unbelief of Jesus’s Brothers

After this, Jesus traveled in Galilee,(A) since he did not want to travel in Judea(B) because the Jews(C) were trying to kill him.(D) The Jewish Festival of Shelters[a](E) was near. So his brothers(F) said to him, “Leave here and go to Judea so that your disciples can see your works(G) that you are doing. For no one does anything in secret while he’s seeking public recognition. If you do these things, show yourself to the world.” (For not even his brothers believed in him.)

Jesus told them, “My time(H) has not yet arrived, but your time is always at hand. The world cannot hate(I) you, but it does hate me because I testify about it—that its works are evil. Go up to the festival yourselves. I’m not going up to this festival,[b] because my time has not yet fully come.” After he had said these things, he stayed in Galilee.

Jesus at the Festival of Shelters

10 After his brothers had gone up to the festival, then he also went up, not openly but secretly. 11 The Jews were looking for him at the festival and saying, “Where is he?” 12 And there was a lot of murmuring about him among the crowds. Some were saying, “He’s a good(J) man.” Others were saying, “No, on the contrary, he’s deceiving(K) the people.” 13 Still, nobody was talking publicly about him for fear of the Jews.

14 When the festival was already half over, Jesus went up into the temple(L) and began to teach. 15 Then the Jews were amazed and said, “How is this man so learned,(M) since he hasn’t been trained?”

16 Jesus answered them, “My teaching isn’t mine but is from the one who sent me.(N) 17 If anyone wants to do his will,(O) he will know whether the teaching is from God or whether I am speaking on my own. 18 The one who speaks on his own seeks his own glory;(P) but he who seeks the glory(Q) of the one who sent him is true,(R) and there is no unrighteousness in him.(S) 19 Didn’t Moses(T) give you the law? Yet none of you keeps the law.(U) Why are you trying to kill me?”

20 “You have a demon!” the crowd responded. “Who is trying to kill you?”

21 “I performed one work,(V) and you are all amazed,” Jesus answered. 22 “This is why Moses has given you circumcision(W) —not that it comes from Moses but from the fathers(X) —and you circumcise a man on the Sabbath.(Y) 23 If a man receives circumcision on the Sabbath(Z) so that the law of Moses(AA) won’t be broken, are you angry at me because I made a man entirely well on the Sabbath? 24 Stop judging(AB) according to outward appearances; rather judge according to righteous judgment.”

The Identity of the Messiah

25 Some of the people of Jerusalem(AC) were saying, “Isn’t this the man they are trying to kill? 26 Yet, look, he’s speaking publicly and they’re saying nothing to him. Can it be true that the authorities(AD) know he is the Messiah?(AE) 27 But we know where this man is from.(AF) When the Messiah comes, nobody will know where he is from.”

28 As he was teaching in the temple,(AG) Jesus cried out, “You know me and you know where I am from. Yet I have not come on my own, but the one who sent me(AH) is true. You don’t know him;(AI) 29 I know him because I am from him, and he sent me.”(AJ)

30 Then they tried to seize him. Yet no one laid a hand on him because his hour had not yet come. 31 However, many from the crowd believed in him and said, “When the Messiah comes, he won’t perform more signs than this man has done,(AK) will he?” 32 The Pharisees(AL) heard the crowd murmuring these things about him, and so the chief priests(AM) and the Pharisees sent servants[c] to arrest him.

33 Then Jesus said, “I am only with you for a short time.(AN) Then I’m going to the one who sent me.(AO) 34 You will look for me, but you will not find me; and where I am, you cannot come.”(AP)

35 Then the Jews(AQ) said to one another, “Where does he intend to go that we won’t find him? He doesn’t intend to go to the Jewish people dispersed[d](AR) among the Greeks(AS) and teach the Greeks, does he? 36 What is this remark he made: ‘You will look for me, and you will not find me; and where I am, you cannot come’(AT)?”

The Promise of the Spirit

37 On the last and most important day of the festival,(AU) Jesus stood up and cried out, “If anyone is thirsty, let him come to me[e](AV) and drink.(AW) 38 The one who believes in me,(AX) as the Scripture(AY) has said, will have streams of living water(AZ) flow(BA) from deep within him.” 39 He said this about the Spirit.(BB) Those who believed in Jesus were going to receive the Spirit,(BC) for the Spirit[f] had not yet been given[g] because Jesus had not yet been glorified.

The People Are Divided over Jesus

40 When some from the crowd heard these words, they said, “This truly is the Prophet.”(BD) 41 Others said, “This is the Messiah.” But some said, “Surely the Messiah doesn’t come from Galilee, does he? 42 Doesn’t the Scripture(BE) say that the Messiah comes from David’s(BF) offspring[h] and from the town of Bethlehem,(BG) where David lived?” 43 So the crowd was divided(BH) because of him. 44 Some of them wanted to seize him,(BI) but no one laid hands on him.

Debate over Jesus’s Claims

45 Then the servants(BJ) came to the chief priests(BK) and Pharisees, who asked them, “Why didn’t you bring him?”

46 The servants answered, “No man ever spoke like this!” [i](BL)

47 Then the Pharisees responded to them, “Are you fooled(BM) too? 48 Have any of the rulers(BN) or Pharisees believed in him? 49 But this crowd, which doesn’t know the law, is accursed.”

50 Nicodemus(BO)—the one who came to him previously and who was one of them—said to them, 51 “Our law doesn’t judge a man before it hears from him and knows what he’s doing, does it?” (BP)

52 “You aren’t from Galilee(BQ) too, are you?” they replied. “Investigate and you will see that no prophet arises from Galilee.”(BR)

[The earliest mss do not include 7:53–8:11.]

[53 Then each one went to his house.[j]

Footnotes

  1. 7:2 Or Tabernacles, or Booths
  2. 7:8 Other mss add yet
  3. 7:32 Or temple police, or officers, also in vv. 45,46
  4. 7:35 Gk diaspora; Jewish people scattered throughout Gentile lands
  5. 7:37 Other mss omit to me
  6. 7:39 Other mss read Holy Spirit
  7. 7:39 Lit the Spirit was not yet
  8. 7:42 Lit seed
  9. 7:46 Other mss read like this man
  10. 7:53–8:11 Other mss include all or some of the passage after Jn 7:36,44,52; 21:25; or Lk 21:38.

Jezus op het Loofhuttenfeest

Daarna trok Jezus rond door Galilea. Want Hij wilde niet door Judea rondreizen, omdat de Joodse leiders daar Hem wilden doden. Het was bijna Loofhuttenfeest.[a] Jezus' broers zeiden spottend tegen Hem: "Ga toch naar Judea. Want ook je leerlingen dáár moeten de geweldige dingen zien die Jij doet. Want iemand die bekend wil worden, moet niet tegelijk proberen om niet op te vallen. Als Jij dan zo graag bijzondere dingen wil doen, zorg er dan voor dat alle mensen het horen en zien." Want ook Jezus' broers geloofden Hem niet. Jezus zei tegen hen: "Daar is het nog niet de tijd voor. Jullie kunnen doen wat jullie willen. Jullie worden niet door de mensen gehaat. Maar Mij haten ze wel. Want Ik zeg tegen de mensen dat ze slechte dingen doen. Gaan jullie maar naar het feest. Ik ga nu nog niet. Het is voor Mij nog niet de juiste tijd om erheen te gaan." Daarna bleef Hij nog een poosje in Galilea. 10 Maar zijn broers vertrokken naar het feest.

Na een poosje ging Jezus Zelf ook. Maar voorzichtig, zodat de mensen het niet zouden merken. 11 De Joodse leiders zochten Hem op het feest. Ze zeiden: "Waar is Hij dan toch?" 12 En er werd veel maar voorzichtig over Hem gepraat. Sommige mensen zeiden: "Hij is goed." Maar anderen zeiden: "Nee, Hij leert de mensen verkeerde dingen." 13 Maar niemand durfde hardop te zeggen wat hij van Jezus vond. Want iedereen was bang voor de Joodse leiders.

14 Maar toen het feest al op de helft was, ging Jezus naar de tempel. Daar begon Hij les te geven. 15 De Joodse leiders waren heel verbaasd over Hem en zeiden tegen elkaar: "Hoe kan het dat deze Man zoveel van de Boeken weet, zonder dat Hij heeft gestudeerd?" 16 Jezus antwoordde: "Wat Ik zeg, weet Ik niet van Mijzelf. Ik weet het van Hem die Mij heeft gestuurd. 17 Mensen die ernaar verlangen om altijd te doen wat God wil, zullen weten of wat Ik zeg van God komt, of dat Ik het Zelf bedacht heb. 18 Iemand die zijn eigen ideeën brengt, wil graag zelf geprezen worden. Maar iemand die wil dat de persoon die hem heeft gestuurd, geprezen wordt, is eerlijk en heeft geen oneerlijke bedoelingen. 19 Mozes heeft jullie toch de wet gegeven? Toch doen jullie geen van allen wat de wet van Mozes zegt. Want waarom willen jullie Mij doden?" 20 De mensen zeiden: "U bent gek. Wie wil U dan doden?" 21 Jezus antwoordde: "Als Ik één ding doe, zijn jullie al boos. 22 Mozes heeft jullie gezegd dat jullie pasgeboren jongetjes moeten besnijden, zelfs als het de heilige rustdag is. Dat deden onze voorouders trouwens al lang vóórdat Mozes dat zei.[b] 23 Iemand mag dus op de heilige rustdag besneden worden, omdat dat moet van de wet van Mozes. Waarom zijn jullie dan boos op Mij, als Ik op de heilige rustdag iemand helemaal gezond maak? 24 Veroordeel iets niet onmiddellijk, maar denk er eerst eerlijk over na voordat jullie je mening geven."

25 Sommige Jeruzalemmers zeiden: "Dat is toch die Man die ze willen doden? 26 En moet je zien, nu is Hij daar zomaar aan het lesgeven en ze houden Hem niet tegen. Zouden onze leiders hebben begrepen dat Hij de Messias is? 27 Aan de andere kant: hoe zou Hij de Messias kunnen zijn? Want we weten waar deze Man vandaan komt. Maar volgens de Boeken zullen we niet weten waar de Messias vandaan komt." 28 Toen riep Jezus daar in de tempel uit: "Jullie kennen Mij en jullie weten waar Ik vandaan kom. Maar Ik ben niet voor Mijzelf gekomen. Iemand heeft Mij gestuurd, en Hem kennen jullie niet. Hij is één en al waarheid. 29 Maar Ik ken Hem wél, want Ik kom bij Hem vandaan. Hij heeft Mij gestuurd."

30 Toen probeerden ze Jezus gevangen te nemen. Maar niemand durfde Hem iets te doen, want het was daarvoor nog niet de juiste tijd.

31 Heel veel mensen gingen in Hem geloven. Ze zeiden: "Zou de Messias soms méér wonderen doen dan Hij?" 32 De Farizeeërs hoorden dat de mensen dit over Hem fluisterden. Daarom stuurden de leiders van de priesters en de Farizeeërs een aantal mannen van de tempelbewaking naar Hem toe. Zij moesten Hem gevangen nemen. 33 Jezus zei: "Ik ben nog maar korte tijd bij jullie. Daarna ga Ik terug naar Hem die Mij heeft gestuurd. 34 Dan zullen jullie Mij zoeken, maar niet vinden. Want waar Ik dan ben, kunnen jullie niet komen." 35 De Joden zeiden tegen elkaar: "Waar zou Hij dan heen gaan, dat we Hem niet zullen kunnen vinden? Zou Hij van plan zijn om naar de Joden in Griekenland te gaan en hén over al deze dingen te gaan lesgeven? 36 Wat bedoelt Hij dat we Hem zullen zoeken maar niet zullen kunnen vinden? En dat we niet kunnen komen waar Hij is?"

37 Op de laatste dag van het feest, de belangrijkste dag, stond Jezus op en riep: "Als je dorst hebt, moet je naar Mij toe komen en drinken! 38 Als je in Mij gelooft, zullen stromen van water dat leven geeft uit je binnenste stromen! Want dat is beloofd in de Boeken!"[c] 39 Met dit water bedoelde Hij de Heilige Geest. De mensen die in Hem zouden geloven, zouden de Heilige Geest krijgen. De Heilige Geest was er toen nog niet, omdat Jezus nog niet uit de dood was opgestaan en nog niet naar de hemel was teruggegaan.

40 Veel van de mensen die dit hoorden, zeiden: "Deze Man is beslist de profeet." 41 Anderen zeiden: "Hij is de Messias." Weer andere mensen zeiden: "De Messias komt toch niet uit Galilea? 42 De Boeken zeggen toch dat de Messias iemand uit de familie van koning David zal zijn en dat hij net als David in het dorp Betlehem zal worden geboren?" 43 Ze kregen er ruzie over. 44 En sommige mensen wilden Hem gevangen nemen, maar niemand durfde Hem iets te doen.

45 De mannen van de tempelbewaking gingen weer terug naar de leiders van de priesters en de Farizeeërs. Die vroegen hen: "Waarom hebben jullie Hem niet meegebracht?" 46 Ze antwoordden: "Nog nooit heeft iemand zulke bijzondere dingen gezegd als Hij!" 47 De Farizeeërs zeiden tegen hen: "Heeft Hij jullie ook al omgepraat? 48 Jullie leiders en de Farizeeërs geloven toch ook niet dat Hij de Messias is? 49 Alleen de gewone mensen geloven dat, doordat ze de wet van Mozes niet goed kennen. Vervloekt zijn ze!" 50 Nikodemus, die vroeger eens 's nachts naar Jezus was gekomen,[d] zei tegen hen: 51 "Volgens onze wet mag je iemand niet zomaar veroordelen. Eerst moet er goed uitgezocht worden wat er aan de hand is." 52 Ze antwoordden hem: "Kom jij soms ook uit Galilea? Zoek het maar op in de Boeken: uit Galilea zal geen profeet komen." 53 En ze gingen allemaal naar huis.

Footnotes

  1. Johannes 7:2 Voor het Loofhuttenfeest werden hutten gebouwd van takken met bladeren: loof. De Joden vierden dit feest om te denken aan de tocht van het volk Israël door de woestijn, toen de mensen in tenten woonden. Het was één van de drie grote feesten voor de Heer God. Het werd gevierd op de 15e dag van de zevende maand, aan het eind van de oogsttijd.
  2. Johannes 7:22 Alle Joodse mannen moesten hun geslachtsdeel laten besnijden. Dat was het teken van het verbond van God met het Joodse volk. Lees Genesis 17:9-14.
  3. Johannes 7:38 Lees Jesaja 55:1, Jesaja 58:11 en Jeremia 2:13.
  4. Johannes 7:50 Lees Johannes 3:1-21.