And the third day there was a marriage in Cana of Galilee; and the mother of Jesus was there:

And both Jesus was called, and his disciples, to the marriage.

And when they wanted wine, the mother of Jesus saith unto him, They have no wine.

Jesus saith unto her, Woman, what have I to do with thee? mine hour is not yet come.

His mother saith unto the servants, Whatsoever he saith unto you, do it.

And there were set there six waterpots of stone, after the manner of the purifying of the Jews, containing two or three firkins apiece.

Jesus saith unto them, Fill the waterpots with water. And they filled them up to the brim.

And he saith unto them, Draw out now, and bear unto the governor of the feast. And they bare it.

When the ruler of the feast had tasted the water that was made wine, and knew not whence it was: (but the servants which drew the water knew;) the governor of the feast called the bridegroom,

10 And saith unto him, Every man at the beginning doth set forth good wine; and when men have well drunk, then that which is worse: but thou hast kept the good wine until now.

11 This beginning of miracles did Jesus in Cana of Galilee, and manifested forth his glory; and his disciples believed on him.

12 After this he went down to Capernaum, he, and his mother, and his brethren, and his disciples: and they continued there not many days.

13 And the Jews' passover was at hand, and Jesus went up to Jerusalem.

14 And found in the temple those that sold oxen and sheep and doves, and the changers of money sitting:

15 And when he had made a scourge of small cords, he drove them all out of the temple, and the sheep, and the oxen; and poured out the changers' money, and overthrew the tables;

16 And said unto them that sold doves, Take these things hence; make not my Father's house an house of merchandise.

17 And his disciples remembered that it was written, The zeal of thine house hath eaten me up.

18 Then answered the Jews and said unto him, What sign shewest thou unto us, seeing that thou doest these things?

19 Jesus answered and said unto them, Destroy this temple, and in three days I will raise it up.

20 Then said the Jews, Forty and six years was this temple in building, and wilt thou rear it up in three days?

21 But he spake of the temple of his body.

22 When therefore he was risen from the dead, his disciples remembered that he had said this unto them; and they believed the scripture, and the word which Jesus had said.

23 Now when he was in Jerusalem at the passover, in the feast day, many believed in his name, when they saw the miracles which he did.

24 But Jesus did not commit himself unto them, because he knew all men,

25 And needed not that any should testify of man: for he knew what was in man.

Jesus Changes Water Into Wine

On the third day a wedding took place at Cana in Galilee.(A) Jesus’ mother(B) was there, and Jesus and his disciples had also been invited to the wedding. When the wine was gone, Jesus’ mother said to him, “They have no more wine.”

“Woman,[a](C) why do you involve me?”(D) Jesus replied. “My hour(E) has not yet come.”

His mother said to the servants, “Do whatever he tells you.”(F)

Nearby stood six stone water jars, the kind used by the Jews for ceremonial washing,(G) each holding from twenty to thirty gallons.[b]

Jesus said to the servants, “Fill the jars with water”; so they filled them to the brim.

Then he told them, “Now draw some out and take it to the master of the banquet.”

They did so, and the master of the banquet tasted the water that had been turned into wine.(H) He did not realize where it had come from, though the servants who had drawn the water knew. Then he called the bridegroom aside 10 and said, “Everyone brings out the choice wine first and then the cheaper wine after the guests have had too much to drink; but you have saved the best till now.”

11 What Jesus did here in Cana of Galilee was the first of the signs(I) through which he revealed his glory;(J) and his disciples believed in him.(K)

12 After this he went down to Capernaum(L) with his mother(M) and brothers(N) and his disciples. There they stayed for a few days.

Jesus Clears the Temple Courts(O)

13 When it was almost time for the Jewish Passover,(P) Jesus went up to Jerusalem.(Q) 14 In the temple courts he found people selling cattle, sheep and doves,(R) and others sitting at tables exchanging money.(S) 15 So he made a whip out of cords, and drove all from the temple courts, both sheep and cattle; he scattered the coins of the money changers and overturned their tables. 16 To those who sold doves he said, “Get these out of here! Stop turning my Father’s house(T) into a market!” 17 His disciples remembered that it is written: “Zeal for your house will consume me.”[c](U)

18 The Jews(V) then responded to him, “What sign(W) can you show us to prove your authority to do all this?”(X)

19 Jesus answered them, “Destroy this temple, and I will raise it again in three days.”(Y)

20 They replied, “It has taken forty-six years to build this temple, and you are going to raise it in three days?” 21 But the temple he had spoken of was his body.(Z) 22 After he was raised from the dead, his disciples recalled what he had said.(AA) Then they believed the scripture(AB) and the words that Jesus had spoken.

23 Now while he was in Jerusalem at the Passover Festival,(AC) many people saw the signs(AD) he was performing and believed(AE) in his name.[d] 24 But Jesus would not entrust himself to them, for he knew all people. 25 He did not need any testimony about mankind,(AF) for he knew what was in each person.(AG)

Footnotes

  1. John 2:4 The Greek for Woman does not denote any disrespect.
  2. John 2:6 Or from about 75 to about 115 liters
  3. John 2:17 Psalm 69:9
  4. John 2:23 Or in him

Jezus verandert water in wijn

Op de derde dag was er een bruiloft in Kana in Galilea. Jezus' moeder was op het feest. Ook Jezus en de leerlingen waren uitgenodigd. Toen de wijn op was, zei Jezus' moeder tegen Hem: "Ze hebben geen wijn!" Jezus zei tegen haar: "Dat weet Ik toch. Dat hoeft u Mij niet te zeggen. Maar het is nog niet de juiste tijd voor Mij om daar iets aan te doen."[a] Zijn moeder zei tegen de bedienden: "Als Hij iets tegen jullie zegt, doe dat dan, wat het ook is."

Bij de deur stonden zes waterbakken. Dat water werd door de Joden gebruikt om daar volgens hun gewoonten de handen en voeten in te wassen. In zo'n bak kon ongeveer 2 of 3 metreten (80 of 100 liter) water. Jezus zei tegen de bedienden: "Vul de bakken met water." Ze vulden ze tot aan de rand. Toen zei Hij: "Schep er nu wat uit. Laat de leider van het feest daarvan proeven." Toen de leider van het feest het water proefde, was het wijn geworden. Hij wist niet waar deze wijn vandaan kwam. Maar de bedienden die het uit de bak geschept hadden, wisten het wel. De leider van het feest liet de bruidegom bij zich komen. 10 Hij zei tegen hem: "Iedereen zet altijd eerst de beste wijn op tafel. En pas als de mensen veel gedronken hebben, de minder goede wijn. Maar jij hebt de beste wijn voor het laatst bewaard!"

11 Dit was het eerste wonder dat Jezus deed. Het gebeurde in Kana in Galilea. Dat wonder liet zien hoe machtig Hij is. En zijn leerlingen geloofden in Hem. 12 Daarna ging Hij naar Kapernaüm, met zijn moeder, zijn broers en zijn leerlingen. Daar bleven ze een paar dagen.

Jezus jaagt de verkopers de tempel uit

13 Het was bijna de tijd van het Joodse Paasfeest.[b] Daarom reisde Jezus naar Jeruzalem, om daar het Paasfeest te vieren. 14 Hij ging naar de tempel en zag daar de verkopers van koeien, schapen en duiven voor de offers en de geldwisselaars.[c] 15 Hij maakte van touw een zweep. Daarmee joeg Hij hen met al hun schapen en koeien de tempel uit. Het geld van de geldwisselaars gooide Hij op de grond en hun tafels keerde Hij om. 16 En tegen de duivenverkopers zei Hij: "Ga weg en neem al je spullen mee! Jullie hebben van mijn Vaders huis een markt gemaakt!" 17 Toen herinnerden zijn leerlingen zich dat er in de Boeken staat: 'Voor uw huis zal Ik alles willen doen.'

18 De Joden zeiden tegen Hem: "Hoe durft U dit te doen? Bewijs maar eens dat U dit mag!" 19 Jezus antwoordde: "Breek deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem weer opbouwen." 20 De Joden zeiden: "Het heeft 46 jaar gekost om deze tempel te bouwen. Zou U dat dan in drie dagen kunnen?" 21 Maar met die tempel bedoelde Hij zijn lichaam. 22 Later, toen Hij uit de dood was opgestaan, herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit had gezegd. Daarom geloofden ze toen de Boeken en wat Jezus had gezegd.

23 Toen Jezus op het Paasfeest in Jeruzalem was, geloofden veel mensen in Hem. Dat kwam door de wonderen die ze Hem zagen doen. 24 Maar Hij liet Zich nog niet door hen kennen. Want Hij wist maar al te goed hoe de mensen zijn. 25 Het was niet nodig dat iemand Hem vertelde hoe de mensen zijn. Hij wist Zelf wat er in hun hart is.

Footnotes

  1. Johannes 2:4 Jezus heeft het hier over iets anders dan Maria. Wijn is in de bijbel vaak het symbool van vergeving. Denk maar aan de wijn die bij de offers hoorde, en aan de wijn bij het laatste avondmaal die Jezus' bloed voorstelde (lees Matteüs 26:26-28). Díe 'wijn' is 'op:' de mensen hebben dringend vergeving nodig. En het is voor Hem op dat moment nog niet de juiste tijd om daar iets aan te doen. Dat gebeurt pas wanneer Hij verraden, veroordeeld en gedood wordt en weer uit de dood opstaat.
  2. Johannes 2:13 Met het Paasfeest vieren de Joden het vertrek van het volk Israël uit de slavernij in Egypte. Het wordt gevierd op de eerste avond van het Feest van de Ongegiste Broden. Lees Exodus 12. Tijdens de zeven dagen van het feest mag er helemaal geen brood met gist gegeten worden.
  3. Johannes 2:14 In de tempel konden de mensen dieren kopen voor de offers. Er was een hele markt ontstaan.

Water wordt wijn

Twee dagen later was er een bruiloft in het dorp Kana in Galilea. Jezusʼ moeder was er, en ook Jezus en zijn leerlingen waren uitgenodigd. Op zeker ogenblik raakte de wijn op. Jezusʼ moeder hoorde het en ging het Hem vertellen. ‘Laat Mij met rust,’ antwoordde Hij. ‘Het is mijn tijd nog niet.’ Zijn moeder zei tegen de bedienden: ‘Doe wat Hij u zegt.’ Er stonden zes grote aarden kruiken, elk met een inhoud van zoʼn honderd liter. Die werden bij bepaalde gelegenheden met water gevuld, zodat men zich volgens de Joodse voorschriften kon wassen. Jezus zei tegen de bedienden: ‘Vul al die kruiken met water.’ Toen zij dat gedaan hadden, zei Hij: ‘Schep er nu wat uit en laat de ceremoniemeester ervan proeven.’ Zij gaven ervan aan de ceremoniemeester, die niet wist wat er gebeurd was. Hij proefde van het water dat wijn was geworden en riep de bruidegom. 10 Hij zei tegen hem: ‘Wat een lekkere wijn! Hoe is het mogelijk! Iedereen schenkt eerst de goede wijn en als de mensen dronken beginnen te worden, pas de minder goede. Maar u hebt de beste wijn voor het laatst bewaard.’ 11 Zo liet Jezus in Kana in Galilea voor het eerst zien wie Hij was. Daar toonde Hij zijn grootheid en zijn leerlingen geloofden in Hem.

12 Hierna ging Hij met zijn moeder, broers en leerlingen naar Kafarnaüm, maar zij bleven daar niet lang.

Jezus bezoekt de tempel

13 Weldra zou Pesach, het Joodse Paasfeest, beginnen. Daarom vertrok Jezus naar Jeruzalem. 14 Op het tempelplein zag Hij handelaars die runderen, schapen en duiven verkochten en geldwisselaars die achter hun tafeltjes zaten. 15 Hij knoopte een paar stukken touw aan elkaar en joeg hen daarmee met hun dieren de tempel uit. Het geld van de wisselaars gooide Hij op de grond en hun tafeltjes gooide Hij omver. 16 Tegen de duivenverkopers zei Hij: ‘Eruit! Het huis van mijn Vader is geen markt!’ 17 Dit herinnerde de leerlingen eraan dat er geschreven staat: ‘Van mijzelf blijft niets over, omdat ik alles geef voor uw huis.’ 18 De Joden namen dit niet. ‘Hoe durft U! Bewijs maar eens dat U dit mag doen!’ 19 ‘Breek deze tempel af,’ zei Jezus. ‘En in drie dagen zal Ik hem weer opbouwen.’ 20 ‘Wat!’ riepen de Joden. ‘Er is zesenveertig jaar aan deze tempel gewerkt en U zou er in drie dagen mee klaar zijn?’ 21 Maar Jezus bedoelde dat Hijzelf, zijn eigen lichaam, die tempel was. 22 Later, toen Hij uit de dood was teruggekomen, herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had. Het klopte met wat er in de Boeken staat en zij geloofden het.

Nikodemus bezoekt Jezus

23 Door de wonderen die Jezus tijdens het Paasfeest in Jeruzalem deed, gingen veel mensen in Hem geloven. 24 Maar Hij bleef terughoudend, omdat Hij de mensen door en door kende. 25 Niemand hoefde Hem iets over de mens te vertellen, want Hij wist wat er in een mens omgaat.