Add parallel Print Page Options

Jezus op het Loofhuttenfeest

Daarna trok Jezus rond door Galilea. Want Hij wilde niet door Judea rondreizen, omdat de Joodse leiders daar Hem wilden doden. Het was bijna Loofhuttenfeest.[a] Jezus' broers zeiden spottend tegen Hem: "Ga toch naar Judea. Want ook je leerlingen dáár moeten de geweldige dingen zien die Jij doet. Want iemand die bekend wil worden, moet niet tegelijk proberen om niet op te vallen. Als Jij dan zo graag bijzondere dingen wil doen, zorg er dan voor dat alle mensen het horen en zien." Want ook Jezus' broers geloofden Hem niet. Jezus zei tegen hen: "Daar is het nog niet de tijd voor. Jullie kunnen doen wat jullie willen. Jullie worden niet door de mensen gehaat. Maar Mij haten ze wel. Want Ik zeg tegen de mensen dat ze slechte dingen doen. Gaan jullie maar naar het feest. Ik ga nu nog niet. Het is voor Mij nog niet de juiste tijd om erheen te gaan." Daarna bleef Hij nog een poosje in Galilea. 10 Maar zijn broers vertrokken naar het feest.

Na een poosje ging Jezus Zelf ook. Maar voorzichtig, zodat de mensen het niet zouden merken. 11 De Joodse leiders zochten Hem op het feest. Ze zeiden: "Waar is Hij dan toch?" 12 En er werd veel maar voorzichtig over Hem gepraat. Sommige mensen zeiden: "Hij is goed." Maar anderen zeiden: "Nee, Hij leert de mensen verkeerde dingen." 13 Maar niemand durfde hardop te zeggen wat hij van Jezus vond. Want iedereen was bang voor de Joodse leiders.

14 Maar toen het feest al op de helft was, ging Jezus naar de tempel. Daar begon Hij les te geven. 15 De Joodse leiders waren heel verbaasd over Hem en zeiden tegen elkaar: "Hoe kan het dat deze Man zoveel van de Boeken weet, zonder dat Hij heeft gestudeerd?" 16 Jezus antwoordde: "Wat Ik zeg, weet Ik niet van Mijzelf. Ik weet het van Hem die Mij heeft gestuurd. 17 Mensen die ernaar verlangen om altijd te doen wat God wil, zullen weten of wat Ik zeg van God komt, of dat Ik het Zelf bedacht heb. 18 Iemand die zijn eigen ideeën brengt, wil graag zelf geprezen worden. Maar iemand die wil dat de persoon die hem heeft gestuurd, geprezen wordt, is eerlijk en heeft geen oneerlijke bedoelingen. 19 Mozes heeft jullie toch de wet gegeven? Toch doen jullie geen van allen wat de wet van Mozes zegt. Want waarom willen jullie Mij doden?" 20 De mensen zeiden: "U bent gek. Wie wil U dan doden?" 21 Jezus antwoordde: "Als Ik één ding doe, zijn jullie al boos. 22 Mozes heeft jullie gezegd dat jullie pasgeboren jongetjes moeten besnijden, zelfs als het de heilige rustdag is. Dat deden onze voorouders trouwens al lang vóórdat Mozes dat zei.[b] 23 Iemand mag dus op de heilige rustdag besneden worden, omdat dat moet van de wet van Mozes. Waarom zijn jullie dan boos op Mij, als Ik op de heilige rustdag iemand helemaal gezond maak? 24 Veroordeel iets niet onmiddellijk, maar denk er eerst eerlijk over na voordat jullie je mening geven."

25 Sommige Jeruzalemmers zeiden: "Dat is toch die Man die ze willen doden? 26 En moet je zien, nu is Hij daar zomaar aan het lesgeven en ze houden Hem niet tegen. Zouden onze leiders hebben begrepen dat Hij de Messias is? 27 Aan de andere kant: hoe zou Hij de Messias kunnen zijn? Want we weten waar deze Man vandaan komt. Maar volgens de Boeken zullen we niet weten waar de Messias vandaan komt." 28 Toen riep Jezus daar in de tempel uit: "Jullie kennen Mij en jullie weten waar Ik vandaan kom. Maar Ik ben niet voor Mijzelf gekomen. Iemand heeft Mij gestuurd, en Hem kennen jullie niet. Hij is één en al waarheid. 29 Maar Ik ken Hem wél, want Ik kom bij Hem vandaan. Hij heeft Mij gestuurd."

30 Toen probeerden ze Jezus gevangen te nemen. Maar niemand durfde Hem iets te doen, want het was daarvoor nog niet de juiste tijd.

31 Heel veel mensen gingen in Hem geloven. Ze zeiden: "Zou de Messias soms méér wonderen doen dan Hij?" 32 De Farizeeërs hoorden dat de mensen dit over Hem fluisterden. Daarom stuurden de leiders van de priesters en de Farizeeërs een aantal mannen van de tempelbewaking naar Hem toe. Zij moesten Hem gevangen nemen. 33 Jezus zei: "Ik ben nog maar korte tijd bij jullie. Daarna ga Ik terug naar Hem die Mij heeft gestuurd. 34 Dan zullen jullie Mij zoeken, maar niet vinden. Want waar Ik dan ben, kunnen jullie niet komen." 35 De Joden zeiden tegen elkaar: "Waar zou Hij dan heen gaan, dat we Hem niet zullen kunnen vinden? Zou Hij van plan zijn om naar de Joden in Griekenland te gaan en hén over al deze dingen te gaan lesgeven? 36 Wat bedoelt Hij dat we Hem zullen zoeken maar niet zullen kunnen vinden? En dat we niet kunnen komen waar Hij is?"

37 Op de laatste dag van het feest, de belangrijkste dag, stond Jezus op en riep: "Als je dorst hebt, moet je naar Mij toe komen en drinken! 38 Als je in Mij gelooft, zullen stromen van water dat leven geeft uit je binnenste stromen! Want dat is beloofd in de Boeken!"[c] 39 Met dit water bedoelde Hij de Heilige Geest. De mensen die in Hem zouden geloven, zouden de Heilige Geest krijgen. De Heilige Geest was er toen nog niet, omdat Jezus nog niet uit de dood was opgestaan en nog niet naar de hemel was teruggegaan.

40 Veel van de mensen die dit hoorden, zeiden: "Deze Man is beslist de profeet." 41 Anderen zeiden: "Hij is de Messias." Weer andere mensen zeiden: "De Messias komt toch niet uit Galilea? 42 De Boeken zeggen toch dat de Messias iemand uit de familie van koning David zal zijn en dat hij net als David in het dorp Betlehem zal worden geboren?" 43 Ze kregen er ruzie over. 44 En sommige mensen wilden Hem gevangen nemen, maar niemand durfde Hem iets te doen.

45 De mannen van de tempelbewaking gingen weer terug naar de leiders van de priesters en de Farizeeërs. Die vroegen hen: "Waarom hebben jullie Hem niet meegebracht?" 46 Ze antwoordden: "Nog nooit heeft iemand zulke bijzondere dingen gezegd als Hij!" 47 De Farizeeërs zeiden tegen hen: "Heeft Hij jullie ook al omgepraat? 48 Jullie leiders en de Farizeeërs geloven toch ook niet dat Hij de Messias is? 49 Alleen de gewone mensen geloven dat, doordat ze de wet van Mozes niet goed kennen. Vervloekt zijn ze!" 50 Nikodemus, die vroeger eens 's nachts naar Jezus was gekomen,[d] zei tegen hen: 51 "Volgens onze wet mag je iemand niet zomaar veroordelen. Eerst moet er goed uitgezocht worden wat er aan de hand is." 52 Ze antwoordden hem: "Kom jij soms ook uit Galilea? Zoek het maar op in de Boeken: uit Galilea zal geen profeet komen." 53 En ze gingen allemaal naar huis.

Footnotes

  1. Johannes 7:2 Voor het Loofhuttenfeest werden hutten gebouwd van takken met bladeren: loof. De Joden vierden dit feest om te denken aan de tocht van het volk Israël door de woestijn, toen de mensen in tenten woonden. Het was één van de drie grote feesten voor de Heer God. Het werd gevierd op de 15e dag van de zevende maand, aan het eind van de oogsttijd.
  2. Johannes 7:22 Alle Joodse mannen moesten hun geslachtsdeel laten besnijden. Dat was het teken van het verbond van God met het Joodse volk. Lees Genesis 17:9-14.
  3. Johannes 7:38 Lees Jesaja 55:1, Jesaja 58:11 en Jeremia 2:13.
  4. Johannes 7:50 Lees Johannes 3:1-21.

Jezus op het Loofhuttenfeest

Hierna trok Jezus rond door Galilea. Hij wilde niet naar Judea, omdat de Joodse leiders erop uit waren om Hem te doden. Het liep tegen de tijd van het Loofhuttenfeest. Daarom zeiden zijn broers tegen Hem: ‘U moet hier niet blijven. Ga naar Judea, dan kunnen uw leerlingen daar ook zien wat voor geweldige dingen U doet. Wie bekend wil worden, kan niet achter de schermen blijven. Als U werkelijk zo groot bent, laat het dan aan de wereld zien.’ Want ook zijn broers geloofden niet dat Hij de Christus was. Jezus antwoordde hun: ‘Het is mijn tijd nog niet. Jullie kunnen gaan wanneer je wilt, want de wereld kan jullie niet haten. De wereld haat Mij omdat Ik haar beschuldig van slechte dingen. Gaan jullie maar naar het feest. Ik ga nog niet omdat mijn tijd nog niet is aangebroken.’ En Hij bleef in Galilea, zoals Hij had gezegd.

10 Maar toen zijn broers naar het feest waren vertrokken, ging Hij toch, zo onopvallend mogelijk. 11 De Joodse leiders zochten Hem tussen de feestgangers en vroegen overal of iemand Hem ook gezien had. 12 Er was een onzekere stemming onder het volk en de meningen over Hem waren verdeeld. Sommigen zeiden: ‘Hij is een goed mens.’ Maar anderen zeiden: ‘O nee! Hij misleidt de massa!’ 13 Niemand sprak openlijk over Hem. Zij waren allemaal bang dat de Joodse leiders het zouden horen.

14 Halverwege de feestweek ging Jezus naar de tempel en sprak de mensen toe. 15 De Joodse leiders waren verbaasd en zeiden: ‘Waar haalt Hij die kennis vandaan? Hij heeft niet eens gestudeerd!’ 16 Jezus antwoordde: ‘Wat Ik u leer, heb Ik niet van Mijzelf, maar van God. Hij heeft Mij gestuurd. 17 Als iemand ernaar verlangt Gods wil te doen, zal Hij kunnen onderscheiden of mijn woorden van God komen of van Mijzelf. 18 Wie zijn eigen ideeën verkondigt, zoekt zijn eigen eer. Maar wie de eer zoekt van degene die hem gestuurd heeft, heeft geen verkeerde bedoelingen. Zo iemand is betrouwbaar. 19 Mozes heeft u de wet gegeven, maar niemand van u houdt zich eraan. Waarom probeert u Mij dan te doden?’ 20 ‘Doden?’ riepen de mensen uit. ‘Wie probeert U te doden? U bent niet goed wijs!’ 21 Jezus antwoordde: ‘Over één ding dat Ik doe, bent u al verbaasd. 22 U snijdt de voorhuid van jongens weg als ze een week oud zijn, of het nu sabbat is of niet. Daarmee doet u wat Mozes heeft gezegd. Dit besnijden is trouwens al een heel oud gebruik van lang vóór Mozes. 23 Het op tijd besnijden is dus belangrijker dan het houden van de sabbat. Waarom wordt u dan boos als Ik op de sabbat iemand gezond maak? 24 Laat u niet leiden door uw vooroordelen, maar wees eerlijk en rechtvaardig.’

25 Sommige mensen uit Jeruzalem zeiden: ‘Dat is toch die man die ze willen doden? 26 Hij spreekt zomaar in het openbaar en niemand zegt er wat van. Misschien is de Hoge Raad erachter gekomen dat Hij toch de Christus is. 27 Maar niemand weet waar de Christus vandaan komt. En van deze man weten wij het wel!’

28 Terwijl Jezus in de tempel stond te spreken, riep Hij: ‘U kent Mij en weet waar Ik vandaan kom, maar Ik ben niet op eigen gezag gekomen. Iemand die betrouwbaar is, heeft Mij gezonden, en u kent Hem niet. 29 Ik wel, want Ik kom bij Hem vandaan. Hij heeft Mij gestuurd.’ 30 Om deze uitspraak wilden zij Hem grijpen, maar niemand deed het, want zijn tijd was nog niet aangebroken.

31 Velen geloofden in Hem en zeiden: ‘Zou de Christus nog meer wonderen kunnen doen dan deze man?’ 32 De Farizeeën hoorden wat er onder de mensen over Hem gefluisterd werd. Daarom stuurden zij, in overleg met de leidende priesters, enkele tempeldienaars om Hem gevangen te nemen. 33 ‘Ik blijf nog maar een korte tijd bij u,’ zei Jezus, ‘maar daarna ga Ik terug naar Hem die Mij gestuurd heeft. 34 U zult Mij zoeken, maar niet vinden. Want waar Ik ben, kunt u niet komen.’ 35 De Joden keken elkaar verwonderd aan. ‘Waar wil die man naartoe dat wij Hem niet zouden kunnen vinden? Is Hij misschien van plan naar de Joden in het buitenland te gaan en de andere volken zijn leer te brengen? 36 Wat zou Hij bedoelen met: “U zult Mij zoeken, maar niet vinden,” en met “Waar Ik ben, kunt u niet komen?” ’

37 Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus op en sprak de mensen toe: ‘Als u dorst hebt, kom dan bij Mij om te drinken. 38 Er staat geschreven dat stromen van levend water uit uw binnenste zullen komen als u in Mij gelooft.’ 39 Hij sprak hier over de Geest die gegeven zou worden aan de mensen die in Hem geloofden. Want de Geest was nog niet gekomen, omdat Jezus nog niet naar zijn Vader was teruggegaan. 40 Sommige toehoorders zeiden: ‘Inderdaad! Hij is de Profeet!’ 41 ‘Hij is de Christus!’ meenden anderen. Maar er waren er ook die zeiden: ‘De Christus komt toch niet uit Galilea? 42 Er staat geschreven dat de Christus voortkomt uit het geslacht van David. Uit Bethlehem, Davids geboortestad.’ 43 De meningen over Hem waren verdeeld. 44 Sommigen wilden Hem grijpen, maar niemand deed het.

45 Toen de tempeldienaars bij de leidende priesters en de Farizeeën terugkwamen, vroegen die: ‘Waarom hebben jullie Hem niet meegebracht?’ 46 ‘Het is zo bijzonder wat die man zegt,’ antwoordden de tempeldienaars. ‘Zoiets hebben wij nog nooit gehoord.’ 47 ‘Heeft Hij jullie ook al omgepraat?’ vroegen de Farizeeën. 48 ‘De leden van de Hoge Raad en de Farizeeën geloven toch ook niet dat Hij de Christus is? 49 Maar al die mensen die niet eens weten wat er in de wet staat! Vervloekt zijn zij!’ 50 Op dat moment nam een van hen het woord. Het was Nikodemus, die al eens bij Jezus was geweest om met Hem te praten. 51 ‘Volgens onze wet mogen wij niemand zomaar veroordelen,’ zei hij. ‘Wij moeten Hem eerst verhoren en nagaan wat Hij gedaan heeft.’

52 ‘Komt u soms ook uit Galilea?’ vroegen de anderen spottend. ‘Lees maar na wat er geschreven staat. U zult nergens vinden dat er een profeet uit Galilea komt.’ 53 De discussie werd gesloten en iedereen ging naar huis.

耶穌的弟弟不信祂

之後,耶穌周遊加利利,不願去猶太地區,因為猶太人想要殺祂。 猶太人的住棚節快到了, 耶穌的弟弟們對祂說:「離開這裡,去猶太過節吧,好讓你的門徒在那裡也看見你所做的啊! 因為人想出名,都不會暗地裡行事,你既然可以做這些事,就把自己顯給世人看吧!」 原來連祂的弟弟們也不信祂。

耶穌對他們說:「我的時候還沒有到,你們什麼時候都很方便。 世人不會恨你們,只會恨我,因為我指證他們行為邪惡。 你們先去過節吧,我現在還不上去,因為我的時候還沒有到。」 耶穌說完這些話,仍留在加利利。

耶穌過住棚節

10 他們走了以後,耶穌避開了人們的注意,暗地裡上去過節。 11 節期到了,猶太人到處查問:「耶穌在哪裡?」

12 眾人對祂議論紛紛,有些人說:「祂是好人,」有些說:「不,祂欺騙民眾。」 13 不過,沒有人敢公開議論祂的事,因為害怕猶太人。

14 節期約過了一半,耶穌來到聖殿教導人。 15 猶太人感到驚奇,說:「這個人沒有受過教育,怎麼懂得這麼多呢?」

16 耶穌說:「我的教導不是出於我自己,而是出於差我來的那位。 17 如果你們願意遵行上帝的旨意,就能分辨這些教導是出於上帝,還是出於我自己。 18 憑自己講論的人是要尋求自己的榮耀,但人子真實無偽,毫無不義,祂是為了使差祂來的那位得榮耀。 19 摩西不是把律法傳給了你們嗎?你們卻沒有一個人遵守。為什麼想要殺我呢?」

20 眾人回答說:「你一定是被鬼附身了!誰要殺你啊?」

21 耶穌說:「我行了一件神蹟,你們都感到驚奇。 22 摩西把割禮傳給你們,你們也在安息日行割禮。其實割禮不是摩西定的,而是從祖先們的時代就有了。 23 為了避免違背摩西的律法,行割禮的那一天就算是安息日,你們還是照行。那麼,我在安息日使一個病人完全康復,你們為什麼責怪我呢? 24 不要根據外表來斷定是非,要按公義的原則判斷。」

耶穌是基督嗎

25 有些住在耶路撒冷的人說:「這不是他們要殺的那個人嗎? 26 你看祂這樣公開講道,居然沒有人說什麼,難道官長也真的認為祂是基督嗎? 27 可是基督來的時候,根本沒有人知道祂從哪裡來,我們卻知道這個人是從哪裡來的。」

28 於是,耶穌在聖殿裡高聲教導人說:「你們知道我是誰,也知道我是從哪裡來的。其實我來不是出於自己的意思,差我來的那位是真實的,你們不認識祂。 29 但我認識祂,因為我是從祂那裡來的,差我來的就是祂。」 30 他們聽了,想捉拿耶穌,只是沒有人下手,因為祂的時候還沒有到。

31 人群中有許多人信了耶穌,他們說:「基督來的時候所行的神蹟,難道會比這個人行得更多嗎?」

32 法利賽人聽見眾人這樣議論耶穌,就聯合祭司長派差役去抓祂。 33 耶穌對眾人說:「我暫時還會跟你們在一起,不久我要回到差我來的那位那裡。 34 那時你們要找我卻找不到,你們也不能去我所在的地方。」

35 猶太人彼此議論說:「祂要去哪裡使我們找不著呢?難道祂要到我們猶太人僑居的希臘各地去教導希臘人嗎? 36 祂說我們找不到祂,又不能去祂所在的地方,是什麼意思?」

活水的江河

37 節期最後一天,也是整個節期的高潮,耶穌站起來高聲說:「人若渴了,可以到我這裡來喝。 38 正如聖經所言,信我的人,『從他裡面要流出活水的江河來』。」 39 耶穌這話是指信祂的人要得到聖靈,但當時聖靈還沒有降臨,因為耶穌還沒有得到榮耀。

40 聽見這些話後,有些人說:「祂真是那位先知。」 41 也有些人說:「祂是基督。」還有些人說:「不會吧,基督怎麼會出自加利利呢? 42 聖經上不是說基督是大衛的後裔,要降生在大衛的故鄉伯利恆嗎?」 43 眾人因為對耶穌的看法不同,就起了紛爭。 44 有些人想抓祂,只是沒有人下手。

猶太官長不信耶穌

45 祭司長和法利賽人看見差役空手回來,就問:「你們為什麼不把祂帶來呢?」

46 差役答道:「從未有人像祂那樣說話!」

47 法利賽人說:「難道你們也被祂迷惑了嗎? 48 哪有官長和法利賽人信祂呢? 49 這群不明白律法的民眾該受咒詛!」

50 曾經夜訪耶穌、屬於他們當中一員的尼哥德慕說: 51 「難道不聽被告申辯,不查明事實真相,我們的律法就定祂的罪嗎?」

52 他們回答說:「難道你也是加利利人嗎?你去查查看,就會知道沒有先知是從加利利來的。」

After this, Jesus went to Galilee, going from village to village, for he wanted to stay out of Judea where the Jewish leaders were plotting his death. But soon it was time for the Tabernacle Ceremonies, one of the annual Jewish holidays, and Jesus’ brothers urged him to go to Judea for the celebration.

“Go where more people can see your miracles!” they scoffed. “You can’t be famous when you hide like this! If you’re so great, prove it to the world!” For even his brothers didn’t believe in him.

Jesus replied, “It is not the right time for me to go now. But you can go anytime and it will make no difference, for the world can’t hate you; but it does hate me, because I accuse it of sin and evil. You go on, and I’ll come later[a] when it is the right time.” So he remained in Galilee.

10 But after his brothers had left for the celebration, then he went too, though secretly, staying out of the public eye. 11 The Jewish leaders tried to find him at the celebration and kept asking if anyone had seen him. 12 There was a lot of discussion about him among the crowds. Some said, “He’s a wonderful man,” while others said, “No, he’s duping the public.” 13 But no one had the courage to speak out for him in public for fear of reprisals from the Jewish leaders.

14 Then, midway through the festival, Jesus went up to the Temple and preached openly. 15 The Jewish leaders were surprised when they heard him. “How can he know so much when he’s never been to our schools?” they asked.

16 So Jesus told them, “I’m not teaching you my own thoughts, but those of God who sent me. 17 If any of you really determines to do God’s will, then you will certainly know whether my teaching is from God or is merely my own. 18 Anyone presenting his own ideas is looking for praise for himself, but anyone seeking to honor the one who sent him is a good and true person. 19 None of you obeys the laws of Moses! So why pick on me for breaking them? Why kill me for this?”

20 The crowd replied, “You’re out of your mind! Who’s trying to kill you?”

21-23 Jesus replied, “I worked on the Sabbath by healing a man, and you were surprised. But you work on the Sabbath, too, whenever you obey Moses’ law of circumcision (actually, however, this tradition of circumcision is older than the Mosaic law); for if the correct time for circumcising your children falls on the Sabbath, you go ahead and do it, as you should. So why should I be condemned for making a man completely well on the Sabbath? 24 Think this through and you will see that I am right.”

25 Some of the people who lived there in Jerusalem said among themselves, “Isn’t this the man they are trying to kill? 26 But here he is preaching in public, and they say nothing to him. Can it be that our leaders have learned, after all, that he really is the Messiah? 27 But how could he be? For we know where this man was born; when Christ comes, he will just appear and no one will know where he comes from.”

28 So Jesus, in a sermon in the Temple, called out, “Yes, you know me and where I was born and raised, but I am the representative of one you don’t know, and he is Truth. 29 I know him because I was with him, and he sent me to you.”

30 Then the Jewish leaders sought to arrest him; but no hand was laid on him, for God’s time had not yet come.

31 Many among the crowds at the Temple believed on him. “After all,” they said, “what miracles do you expect the Messiah to do that this man hasn’t done?”

32 When the Pharisees heard that the crowds were in this mood, they and the chief priests sent officers to arrest Jesus. 33 But Jesus told them, “Not yet![b] I am to be here a little longer. Then I shall return to the one who sent me. 34 You will search for me but not find me. And you won’t be able to come where I am!”

35 The Jewish leaders were puzzled by this statement. “Where is he planning to go?” they asked. “Maybe he is thinking of leaving the country and going as a missionary among the Jews in other lands, or maybe even to the Gentiles! 36 What does he mean about our looking for him and not being able to find him, and, ‘You won’t be able to come where I am’?”

37 On the last day, the climax of the holidays, Jesus shouted to the crowds, “If anyone is thirsty, let him come to me and drink. 38 For the Scriptures declare that rivers of living water shall flow from the inmost being of anyone who believes in me.” 39 (He was speaking of the Holy Spirit, who would be given to everyone believing in him; but the Spirit had not yet been given, because Jesus had not yet returned to his glory in heaven.)

40 When the crowds heard him say this, some of them declared, “This man surely is the prophet who will come just before the Messiah.” 41-42 Others said, “He is the Messiah.” Still others, “But he can’t be! Will the Messiah come from Galilee? For the Scriptures clearly state that the Messiah will be born of the royal line of David, in Bethlehem, the village where David was born.” 43 So the crowd was divided about him. 44 And some wanted him arrested, but no one touched him.

45 The Temple police who had been sent to arrest him returned to the chief priests and Pharisees. “Why didn’t you bring him in?” they demanded.

46 “He says such wonderful things!” they mumbled. “We’ve never heard anything like it.”

47 “So you also have been led astray?” the Pharisees mocked. 48 “Is there a single one of us Jewish rulers or Pharisees who believes he is the Messiah? 49 These stupid crowds do, yes; but what do they know about it? A curse upon them anyway!”[c]

50 Then Nicodemus spoke up. (Remember him? He was the Jewish leader who came secretly to interview Jesus.) 51 “Is it legal to convict a man before he is even tried?” he asked.

52 They replied, “Are you a wretched Galilean too? Search the Scriptures and see for yourself—no prophets will come from Galilee!”

53 [d] Then the meeting broke up and everybody went home.

Footnotes

  1. John 7:8 I’ll come later, literally, “I go not up [yet] unto this feast.” The word yet is included in the text of many ancient manuscripts.
  2. John 7:33 Not yet, implied.
  3. John 7:49 A curse upon them anyway, literally, “This multitude is accursed.”
  4. John 7:53 Most ancient manuscripts omit 7:53–8:11.