Add parallel Print Page Options

De adem van God doodt hen.
Hij blaast en ze zijn er niet meer.
10 Ze lijken wel op leeuwen die brullen en grommen,
maar God slaat die leeuwen de tanden uit de mond.
11 Ze lijken op oude leeuwen die sterven van de honger,
omdat ze geen prooi meer kunnen vangen.
Hun jongen zwerven hongerig rond.

Read full chapter

At the breath of God(A) they perish;
    at the blast of his anger they are no more.(B)
10 The lions may roar(C) and growl,
    yet the teeth of the great lions(D) are broken.(E)
11 The lion perishes for lack of prey,(F)
    and the cubs of the lioness are scattered.(G)

Read full chapter