Add parallel Print Page Options

Het antwoord van Elihu (vervolg)

37 Als ik de donder hoor, klopt mijn hart in mijn keel.
Het bonst van angst.
Hoor het dreunen van de donder,
het geluid van Gods stem als Hij spreekt!
Hij laat de bliksemstralen langs de hemel flitsen.
Ze flitsen tot het eind van de aarde.
Zijn stem dreunt achter hen aan.
Hij dondert met machtige stem.
Het blijft bliksemen terwijl Hij dreunend spreekt.
Wonderlijk is het als Gods stem dondert.
Hij doet machtige dingen die wij niet begrijpen.
Hij laat het sneeuwen op aarde.
Hij laat de stortregen neerkletteren.
De mensen kunnen niet verder werken.
Ze begrijpen dat Hij die dingen doet.
De dieren zoeken een schuilplaats
en kruipen weg in hun holen.
De storm komt uit Gods voorraadkamer.
De wind brengt kou mee.
10 Door de adem van God bevriest het water.
Rivieren veranderen in ijs.
11 Ook maakt Hij de wolken zwaar van water.
Het zonlicht splijt de wolken weer uiteen.
12 De zon schijnt over de hele aarde
en doet wat Hij beveelt.
13 Soms straft Hij de aarde ermee,
soms is het een zegen.
Maar altijd is het volgens Gods bedoeling.

14 Luister hier alsjeblieft naar, Job.
Let op Gods wonderen.
15 Begrijp jij hoe God de bliksem stuurt?
Begrijp jij hoe Hij zijn licht over de aarde laat schijnen?
16 Begrijp jij hoe de wolken zijn opgehangen?
Begrijp jij iets van de wonderlijke dingen die de volmaakt wijze God doet?
17 Begrijp jij hoe je kleren en alles heet worden
als de hele aarde stil wordt van de hete zuidenwind?
18 Heb jij Hem geholpen om de hemel op te hangen,
de hemel die zo vast lijkt als een koperen spiegel?
19 Vertel jij ons maar wat we tegen Hem moeten zeggen.
Want wij hebben zeker niet genoeg verstand, dat we niets weten te zeggen.
20 Zou het Hem verteld worden als ik Hem iets wil zeggen?
Als iemand tot Hem spreekt, is dat vragen om gedood te worden!
21 Een mens kan niet naar de zon kijken als de hemel helder is
en de wind de wolken heeft weggeblazen.
22 In het noorden is dan een prachtige gouden glans te zien. Daar kunnen we nauwelijks naar kijken.
Gods hemelse macht en majesteit zijn nog veel stralender!
23 Wij kunnen de Almachtige God niet zien en niet begrijpen.
Hij is machtig en rechtvaardig.
24 Daarom hebben de mensen diep ontzag voor Hem.
Maar mensen die trots en eigenwijs zijn, ziet Hij niet eens.

37 “At this my heart pounds(A)
    and leaps from its place.
Listen!(B) Listen to the roar of his voice,(C)
    to the rumbling that comes from his mouth.(D)
He unleashes his lightning(E) beneath the whole heaven
    and sends it to the ends of the earth.(F)
After that comes the sound of his roar;
    he thunders(G) with his majestic voice.(H)
When his voice resounds,
    he holds nothing back.
God’s voice thunders(I) in marvelous ways;(J)
    he does great things beyond our understanding.(K)
He says to the snow,(L) ‘Fall on the earth,’
    and to the rain shower, ‘Be a mighty downpour.’(M)
So that everyone he has made may know his work,(N)
    he stops all people from their labor.[a](O)
The animals take cover;(P)
    they remain in their dens.(Q)
The tempest comes out from its chamber,(R)
    the cold from the driving winds.(S)
10 The breath of God produces ice,
    and the broad waters become frozen.(T)
11 He loads the clouds with moisture;(U)
    he scatters his lightning(V) through them.(W)
12 At his direction they swirl around
    over the face of the whole earth
    to do whatever he commands them.(X)
13 He brings the clouds to punish people,(Y)
    or to water his earth and show his love.(Z)

14 “Listen(AA) to this, Job;
    stop and consider God’s wonders.(AB)
15 Do you know how God controls the clouds
    and makes his lightning(AC) flash?(AD)
16 Do you know how the clouds hang poised,(AE)
    those wonders of him who has perfect knowledge?(AF)
17 You who swelter in your clothes
    when the land lies hushed under the south wind,(AG)
18 can you join him in spreading out the skies,(AH)
    hard as a mirror of cast bronze?(AI)

19 “Tell us what we should say to him;(AJ)
    we cannot draw up our case(AK) because of our darkness.(AL)
20 Should he be told that I want to speak?
    Would anyone ask to be swallowed up?
21 Now no one can look at the sun,(AM)
    bright as it is in the skies
    after the wind has swept them clean.
22 Out of the north he comes in golden splendor;(AN)
    God comes in awesome majesty.(AO)
23 The Almighty is beyond our reach and exalted in power;(AP)
    in his justice(AQ) and great righteousness, he does not oppress.(AR)
24 Therefore, people revere him,(AS)
    for does he not have regard for all the wise(AT) in heart?[b]

Footnotes

  1. Job 37:7 Or work, / he fills all people with fear by his power
  2. Job 37:24 Or for he does not have regard for any who think they are wise.