Add parallel Print Page Options

Het antwoord van Elihu (vervolg)

33 Luister nu, Job, naar wat ik te zeggen heb.
Spits je oren.
Luister aandachtig naar mijn woorden.
Luister naar wat ik je zeg.
Ik zal helemaal eerlijk zijn.
Ik probeer het zo duidelijk mogelijk uit te leggen.
De Geest van God heeft mij gemaakt.
Ik leef door de Geest van de Almachtige God.
Als je een antwoord hebt op wat ik je ga zeggen, spreek dan.
Maak je klaar, verdedig jezelf.
Voor God zijn jij en ik gelijk.
Ook ik ben uit het stof van de aarde gemaakt.
Dus je hoeft niet bang voor me te zijn.
Ik zal het je niet moeilijk maken.

Ik heb gehoord wat je over jezelf hebt gezegd,
dat je zelf vindt dat je niets verkeerds hebt gedaan.
Je zei: "Ik ben onschuldig.
Ik heb niets verkeerds gedaan.
10 Maar toch heeft Hij iets gevonden om mij slecht te behandelen.
Hij behandelt mij als een vijand.
11 Hij heeft mijn voeten in een blok vastgemaakt.
Hij bespiedt alles wat ik doe."
12 Maar ik zeg je dat je ongelijk hebt.
Want God staat boven de mensen.
13 Waarom vraag je Hem om uitleg?
Hij geeft geen uitleg over wat Hij doet!

14 God spreekt op meerdere manieren,
maar de mensen letten er niet op.
15 God spreekt bijvoorbeeld in een droom, 's nachts,
als de mensen in hun bed liggen te slapen.
16 Dan fluistert Hij de mensen iets in het oor,
om hun zijn wil bekend te maken en hen op te voeden.
17 Zo wil Hij hen weer op het rechte pad brengen.
Hij wil de mensen zo redden van hun eigenwijsheid.
18 Hij spreekt om hen te redden van de dood,
Hij spreekt om te voorkomen dat het slecht met hen afloopt.

19 Ook kan God tot iemand spreken door ziekte.
Dan doen al zijn botten pijn.
20 Hij heeft geen trek meer in zijn eten.
Hij heeft geen zin in lekkere dingen.
21 Hij vermagert tot er nog amper vlees op zijn botten zit.
Zijn botten die eerst onzichtbaar waren, steken nu uit.
22 Hij ligt op sterven,
hij is niet ver meer van de dood.
23 Maar als één van de vele engelen voor hem opkomt
en hem uitlegt wat zijn plicht als mens is,
24 dan zal God medelijden hebben en zeggen:
"Red hem, zodat hij niet zal sterven.
Ik zal het hem vergeven."
25 Dan wordt zijn lichaam weer gezond,
nog gezonder dan hij eerst was.
Hij voelt zich weer net zo sterk als in zijn jeugd.
26 Hij bidt vurig tot God en Hij luistert naar hem.
God is weer blij met hem.
Hij spreekt uit dat deze man onschuldig is.
27 Dan zingt de man het uit:
"Ik had verkeerd gedaan,
dingen gedaan die God niet goed vindt.
Maar ik heb niet de straf gekregen die ik verdiende.
28 God heeft mij gered van de dood.
Nu wandel ik weer in het licht."

29 Zo doet God deze dingen.
Hij doet dat misschien twee of drie keer met een mens.
30 Zo wil Hij hem redden van de dood,
zodat het levenslicht weer op hem valt.
31 Luister hier goed naar, Job.
Wees stil tot ik ben uitgesproken.
32 Als je me iets te antwoorden hebt, zeg het dan.
Spreek, want ik wil je graag gelijk geven.
33 Maar als je niets te antwoorden hebt,
luister dan naar me, dan kun je iets leren van mijn wijsheid. (lees verder)

33 A sad, Jobe, čuj moje riječi,
    obrati pažnju na sve što ću ti reći.
Svoja usta otvaram,
    jezik mi oblikuje riječi pod nepcem.
Riječi mi naviru iz pravednog srca,
    usne iskreno izriču moje znanje.
Božji Duh me stvorio,
    dah Svemoćnog daje mi život.
Odgovori mi, dakle, ako možeš,
    spremi se da mi se usprotiviš.
I ja sam pred Bogom kao i ti,
    i ja sam sazdan od gline.

Ne trebaš me se bojati,
    neću te opterećivati.
Ali na svoje sam uši čuo,
    jasno sam razabrao tvoje riječi:
‘Čist sam i bez grijeha;
    nedužan sam, nisam ni za što kriv.
10 Ali Bog je našao razloge da me napadne
    i u meni vidi svog neprijatelja.
11 Noge mi stavlja u klade,
    sve moje staze budno nadzire.’

12 Međutim, ja ti kažem: nisi u pravu
    jer Bog je veći od čovjeka.
13 Zašto protiv njega iznosiš optužbe,
    tvrdeći da ti neće odgovoriti?
14 Jer, Bog govori na različite načine,
    ali čovjek to ne primjećuje.
15 Kroz snove, kroz noćna viđenja,
    kad dubok san obuzme ljude.
    Dok na svome ležaju spavaju,
16 on im na uho govori
    i prijetnjama prestravljuje,
17 da bi čovjeka odvratio od njegovih djela
    i sačuvao ga od oholosti,
18 da bi mu život spasio od grobne jame,
    da ne prijeđe rijeku smrti.

19 Ili ga Bog kažnjava bolešću u krevetu
    i neprestanim bolovima u kostima
20 pa se njegovom biću gadi hrana,
    odvratno mu je i najbolje jelo.
21 Tijelo mu naočigled kopni
    i strše mu kosti.
22 On se grobnoj jami primiče,
    a njegov život onima koji smrt donose.
23 Ali može mu doći posrednik,
    jedan od tisuću Božjih anđela,
    i reći čovjeku što je za njega ispravno.
24 Ako mu se smiluje i kaže Bogu:
    ‘Poštedi ga odlaska u grobnu jamu,
    našao sam otkupninu za njega’,
25 tijelo će mu se pomladiti kao dječje,
    vratit će se u dane svoje mladosti.
26 Molit će se Bogu i on će ga prihvatiti,
    gledat će mu lice i klicati od radosti.
    Opet će biti pravedan pred Bogom
27 pa će zapjevati pred ljudima i reći:
    ‘Griješio sam i izvrtao ono što je pravo,
    ali nisam dobio što sam zaslužio.
28 Spasio me od odlaska u grob,
    moj život će vidjeti svjetlost.’

29 Da, Bog sve to čini čovjeku,
    i to uvijek iznova,
30 da bi ga spasio od smrti,
    da bi mu zasjalo svjetlo života.

31 Pazi, Jobe, i saslušaj me;
    šuti, a ja ću govoriti.
32 Ako imaš što reći, odgovori mi;
    govori, jer te želim opravdati.
33 A ako nemaš odgovor, onda me saslušaj;
    šuti, i poučit ću te mudrosti.«

Elihu wijst Job terecht

33 ‘Luister alstublieft naar wat ik te zeggen heb, Job.
Laat mij uitspreken, nu ik eenmaal het woord heb genomen.
Ik zal in alle oprechtheid de waarheid spreken.
De Geest van God heeft mij namelijk gemaakt en de adem van de Almachtige geeft mij leven.
Aarzel niet mij een antwoord te geven als u dat kunt.
Voor God ben ik volkomen gelijk aan u. Ik ben ook uit de aarde gevormd, net als u.
U hoeft niet bang voor mij te zijn. Ik ben er niet de man naar u in het nauw te drijven.
Ik heb u steeds weer horen zeggen:
“Ik ben rein, ik heb niet gezondigd, ik ben onschuldig.
10 En toch heeft God aanmerkingen op mij en beschouwt mij als zijn vijand.
11 Hij legt ketens om mijn enkels en kijkt scherp naar elke beweging die ik maak.”
12 Juist hierin hebt u ongelijk, dat u op deze wijze over God spreekt. Want God is veel groter dan de mens.
13 Waarom klaagt u bij God dat Hij niet antwoordt?
14 God spreekt wel degelijk—nu op de ene, dan op de andere wijze—hoewel de mens dat misschien niet opmerkt.
15 Bijvoorbeeld in dromen en in nachtelijke visioenen als een diepe slaap komt over mensen die op bed liggen.
16 Op zulke ogenblikken opent Hij hun oren en waarschuwt Hij hen
17,18 zodat zij van gedachten veranderen en ervoor zorgen niet trots te worden. Zij worden gewaarschuwd voor de straf op de zonde en leren goed op te letten dat zij niet op een of andere manier omkomen.
19 God kan een mens echter ook terechtwijzen door een ziekte, zodat hij met voortdurende pijn in zijn botten in bed moet blijven
20 en hij zijn eetlust verliest en zelfs voor het heerlijkste gerecht zijn neus optrekt.
21,22 Hij wordt broodmager en komt steeds dichter bij de afgrond en de machten van de dood.
23,24 Maar als een boodschapper uit de hemel aanwezig is die als voorspraak dient, een uit duizend die het als een vriend voor hem opneemt, dan zal Hij Zich over hem ontfermen en zeggen: “Maak hem vrij, hij zal niet sterven. Er is voor hem een losgeld betaald.”
25 Dan zal zijn lichaam weer zo gezond worden als dat van een kind, fris en jeugdig.
26 En als hij tot God bidt, zal God naar hem luisteren en hem antwoorden. Hij zal vreugde ervaren als hij het gezicht van de Here weer ziet en zijn rechtvaardigheid weer terugkrijgt.
27 Tegen zijn vrienden zal hij later zeggen: “Ik had gezondigd, maar God gaf mij niet de straf die ik had verdiend.
28 Hij liet mij niet sterven. Ik zal voortaan leven en veel meer van het licht genieten.”
29 Ja, God doet vaak zulke dingen met de mens,
30 tweemaal, zelfs driemaal zijn ziel terughalen uit de grafkuil, zodat hij het levenslicht kan blijven genieten.
31 Let daar goed op, Job. Luister naar wat ik nog meer te zeggen heb.
32 Maar als u nu al iets wilt zeggen, ga uw gang. Want ik zou zo graag willen dat uw onschuld wordt bewezen.
33 Maar zo niet, luister dan naar mij. Houdt u stil, terwijl ik u wijsheid leer!’