Add parallel Print Page Options

Job antwoordt Elifaz (vervolg)

17 Ik kan niet meer!
Mijn dagen zijn geteld.
Het graf wacht al op mij.
Ik word door iedereen belachelijk gemaakt.
Dat is het enige wat ik om me heen zie.
Wilt U voor mij opkomen?
Want wie anders zal dat doen?
Want Ú heeft de waarheid voor hen verborgen. Ú heeft ervoor gezorgd dat ze niet begrijpen dat ik onschuldig ben.
U zal hen toch niet ongestraft hun gang laten gaan?
Als iemand zijn vrienden verraadt om daar zelf beter van te worden,
zal het uiteindelijk met hem en zijn kinderen slecht aflopen.
De mensen gebruiken mij als een spreekwoord.
Over iemand die heel arm is, zeggen ze:
"Kijk eens, hij is zo arm als Job."
Ze spugen me in mijn gezicht.
Mijn ogen staan dof van verdriet.
Ik ben broodmager geworden.
Mensen die leven zoals U het wil, zijn erdoor geschokt.
Ze ergeren zich aan mensen die alleen maar doen alsof ze goed leven.
Ze houden vast aan hun goede manier van leven.
Met hen gaat het steeds beter.

10 Toch komen jullie telkens bij me terug met jullie wijsheden.
Nou, kom dan maar!
Veel verstandigs hoor ik niet van jullie.
11 Mijn leven is voorbij.
Van al mijn toekomstplannen komt niets meer terecht.
Ik kan al mijn plannen wel vergeten.
12 Jullie doen alsof het allemaal niet zo erg is.
Jullie zeggen dat het allemaal wel goed komt.
13 Maar ik verwacht dat het graf al snel mijn huis zal zijn.
In het eeuwige duister staat al een bed voor me klaar.
14 Het graf is me nu al zo vertrouwd als mijn vader.
De wormen zijn mij zo bekend als mijn moeder en zus.
15 Waar kan ik dan nog op hopen?
Wie kan me zeggen wat ik nu nog te verwachten heb?
16 Al mijn hoop gaat met me mee naar het dodenrijk.
Samen zullen we in het graf worden gelegd.

17 My spirit(A) is broken,
    my days are cut short,(B)
    the grave awaits me.(C)
Surely mockers(D) surround me;(E)
    my eyes must dwell on their hostility.

“Give me, O God, the pledge you demand.(F)
    Who else will put up security(G) for me?(H)
You have closed their minds to understanding;(I)
    therefore you will not let them triumph.
If anyone denounces their friends for reward,(J)
    the eyes of their children will fail.(K)

“God has made me a byword(L) to everyone,(M)
    a man in whose face people spit.(N)
My eyes have grown dim with grief;(O)
    my whole frame is but a shadow.(P)
The upright are appalled at this;
    the innocent are aroused(Q) against the ungodly.
Nevertheless, the righteous(R) will hold to their ways,
    and those with clean hands(S) will grow stronger.(T)

10 “But come on, all of you, try again!
    I will not find a wise man among you.(U)
11 My days have passed,(V) my plans are shattered.
    Yet the desires of my heart(W)
12 turn night into day;(X)
    in the face of the darkness light is near.(Y)
13 If the only home I hope for is the grave,(Z)
    if I spread out my bed(AA) in the realm of darkness,(AB)
14 if I say to corruption,(AC) ‘You are my father,’
    and to the worm,(AD) ‘My mother’ or ‘My sister,’
15 where then is my hope—(AE)
    who can see any hope for me?(AF)
16 Will it go down to the gates of death?(AG)
    Will we descend together into the dust?”(AH)