Job 11
BasisBijbel
Het antwoord van Zofar
11 Toen zei Zofar, de vriend uit Naäma, tegen Job:
2 Zou iemand bij zo'n stortvloed van woorden kunnen blijven zwijgen?
Zou iemand die zó goed weet te praten, ook gelijk hebben?
3 Denk je dat jouw onzin anderen tot zwijgen zal brengen?
Denk jij met God te kunnen spotten zonder dat iemand er wat van zegt?
4 Je beweert dat wat jij zegt, waar is.
Je zegt dat je nooit iets verkeerds hebt gedaan.
5 Maar wat zou God daar Zelf over zeggen?
Wat zou er gebeuren als Híj zijn mening gaf?
6 Liet Hij jou maar zien dat je nog niet de helft van de wijsheid kent!
Besef liever dat Hij een deel van je ongehoorzaamheid zelfs door de vingers ziet.
Dat Hij je niet eens zo zwaar straft als je verdient.
7 Weet jij iets van Gods plannen en gedachten?
Kun jij de Almachtige God volledig begrijpen?
8 Gods geheimen zijn net zo ongrijpbaar als de hemel.
Wat kun jij dan eigenlijk doen?
Zijn geheimen zijn dieper dan het dodenrijk.
Wat weet jij dan eigenlijk?
9 Ze zijn groter dan de aarde
en wijder dan de zee.
10 Als Hij je grijpt en gevangen neemt
en je naar de rechtbank brengt om over je recht te spreken,
wie zal Hem dan kunnen tegenhouden?
11 Want Hij weet wie er oneerlijk zijn.
Hij ziet iemands slechte daden – zou Hij doen alsof die er niet zijn?
12 Het is voor een ezel onmogelijk om mens te worden.
Net zo onmogelijk is het voor een dwaas om verstandig te worden.
13 Wat jij moet doen is dit:
werkelijk naar Hem verlangen en je handen naar Hem uitstrekken.
14 Ook moet je stoppen met het doen van slechte dingen.
Zorg dat er niets oneerlijks in je huis wordt gedaan.
15 Pas dan kun je zonder schaamte naar God opkijken.
Pas dan zal je niets overkomen en hoef je nergens bang voor te zijn.
16 Dan zul je al je ellende vergeten.
Al je verdriet zal wegstromen als water.
17 Dan zal er weer licht schijnen in je leven.
Het licht van de ochtend zal weer doorbreken na deze donkere nacht.
18 Je zal weer moed hebben om te leven, omdat je weer hoop hebt.
Als je na je werk thuiskomt, zul je rustig kunnen gaan slapen.
19 Je zal nergens van wakker schrikken.
Iedereen zal met je bevriend willen zijn.
20 Maar met de mensen die zich niets van God aantrekken, zal het slecht aflopen.
Ze zijn wanhopig: er is geen uitweg meer.
Het enige wat ze kunnen verwachten, is de dood.
Job 11
Het Boek
De reactie van Zofar
11 Daarop zei Zofar uit Naäma tegen Job:
2 ‘Deze woordenvloed vraagt gewoon om een antwoord! Iemand heeft toch geen gelijk alleen maar omdat hij zoveel praat?
3 Moet ik mij stilhouden, terwijl ik je hoor zwetsen? Als jij met God spot, moet iemand er dan niet voor zorgen dat je je schaamt?
4 Jij beweert dat je het ware geloof hebt en onschuldig bent in de ogen van God.
5 Zei God maar eens wat Hij van jou denkt!
6 Zorgde Hij er maar voor dat je zelf eens het geheim van de wijsheid zou begrijpen, want er zijn twee kanten aan de wijsheid. Luister! God straft jou ongetwijfeld veel lichter dan je werkelijk verdient!
7 Ken je de gedachten en plannen van God? Kun je er door lang zoeken achter komen wat de grenzen van de Almachtige zijn?
8 Die grenzen zijn hoger dan de hemel en dieper dan de hel. Maar wie ben jij dan dat je denkt die te kunnen zien?
9 Zijn grootheid is uitgestrekter dan de aarde en breder dan de zee.
10 Als Hij iemand achtervolgt, gevangen neemt en het gerechtshof bijeenroept, wie zou Hem dan een halt kunnen toeroepen?
11 Want Hij kent alle zonden van de kwaadaardige mens, Hij ziet de zonde zonder er naar te zoeken.
12 Dat een gewone sterveling wijs kan worden, is net zo onmogelijk als dat een ezelsveulen als mens ter wereld komt.
13,14 Maar als jij je aan God overgeeft, je handen naar Hem uitstrekt, de zonde wegdoet uit je hart en geen kwade praktijken meer toelaat bij jou thuis,
15 alleen dan kun je je hoofd opheffen, zonder dat je bent verontreinigd door de smetten van de zonde.
16 Alleen dan zul je de ellende kunnen vergeten. Dat alles zal dan tot het verleden behoren.
17 Jouw bestaan zal wolkenloos worden, elke schaduwzijde zal zo helder worden als het morgenlicht.
18 Jij zult moed putten uit je hoop. Je zult je rondom veilig weten en rustig kunnen gaan slapen.
19 Zonder angst kun je gaan liggen en velen zullen van jouw kant hulp verwachten.
20 Maar de goddelozen zullen niet kunnen ontsnappen, hun enige vooruitzicht is de dood.’
Job 11
King James Version
11 Then answered Zophar the Naamathite, and said,
2 Should not the multitude of words be answered? and should a man full of talk be justified?
3 Should thy lies make men hold their peace? and when thou mockest, shall no man make thee ashamed?
4 For thou hast said, My doctrine is pure, and I am clean in thine eyes.
5 But oh that God would speak, and open his lips against thee;
6 And that he would shew thee the secrets of wisdom, that they are double to that which is! Know therefore that God exacteth of thee less than thine iniquity deserveth.
7 Canst thou by searching find out God? canst thou find out the Almighty unto perfection?
8 It is as high as heaven; what canst thou do? deeper than hell; what canst thou know?
9 The measure thereof is longer than the earth, and broader than the sea.
10 If he cut off, and shut up, or gather together, then who can hinder him?
11 For he knoweth vain men: he seeth wickedness also; will he not then consider it?
12 For vain men would be wise, though man be born like a wild ass's colt.
13 If thou prepare thine heart, and stretch out thine hands toward him;
14 If iniquity be in thine hand, put it far away, and let not wickedness dwell in thy tabernacles.
15 For then shalt thou lift up thy face without spot; yea, thou shalt be stedfast, and shalt not fear:
16 Because thou shalt forget thy misery, and remember it as waters that pass away:
17 And thine age shall be clearer than the noonday: thou shalt shine forth, thou shalt be as the morning.
18 And thou shalt be secure, because there is hope; yea, thou shalt dig about thee, and thou shalt take thy rest in safety.
19 Also thou shalt lie down, and none shall make thee afraid; yea, many shall make suit unto thee.
20 But the eyes of the wicked shall fail, and they shall not escape, and their hope shall be as the giving up of the ghost.
约伯记 11
Chinese Union Version Modern Punctuation (Simplified)
琐法责约伯自义
11 拿玛人琐法回答说: 2 “这许多的言语岂不该回答吗?多嘴多舌的人岂可称为义吗? 3 你夸大的话,岂能使人不作声吗?你戏笑的时候,岂没有人叫你害羞吗? 4 你说:‘我的道理纯全,我在你眼前洁净。’ 5 唯愿神说话,愿他开口攻击你, 6 并将智慧的奥秘指示你,他有诸般的智识。所以当知道神追讨你,比你罪孽该得的还少。
7 “你考察,就能测透神吗?你岂能尽情测透全能者吗? 8 他的智慧高于天,你还能做什么?深于阴间,你还能知道什么? 9 其量比地长,比海宽。 10 他若经过,将人拘禁,招人受审,谁能阻挡他呢? 11 他本知道虚妄的人,人的罪孽,他虽不留意,还是无所不见。 12 空虚的人却毫无知识,人生在世好像野驴的驹子。
劝其屏远罪恶
13 “你若将心安正,又向主举手—— 14 你手里若有罪孽,就当远远地除掉,也不容非义住在你帐篷之中—— 15 那时你必仰起脸来,毫无斑点,你也必坚固,无所惧怕。 16 你必忘记你的苦楚,就是想起也如流过去的水一样。 17 你在世的日子要比正午更明,虽有黑暗仍像早晨。 18 你因有指望就必稳固,也必四围巡查,坦然安息。 19 你躺卧,无人惊吓,且有许多人向你求恩。 20 但恶人的眼目必要失明,他们无路可逃,他们的指望就是气绝。”
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Copyright © 2011 by Global Bible Initiative